Beoordelingsregels wateractiviteiten
Voor vergunningplichtige wateractiviteiten gelden beoordelingsregels voor het beoordelen van de aanvraag. Ze staan in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) en gelden alleen voor vergunningplichtige wateractiviteiten in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup).
Wateractiviteiten waarvoor de beoordelingsregels gelden
De beoordelingsregels in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) gelden alleen voor vergunningplichtige wateractiviteiten in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Het gaat om de volgende soorten wateractiviteiten:
- beperkingengebiedactiviteit bij een rijkswaterstaatswerk
- beperkingengebiedactiviteit bij een installatie in de Noordzee (geen mijnbouwinstallatie)
- lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk
- stortingsactiviteit op zee
- wateronttrekkingsactiviteit
In de waterschapsverordening en omgevingsverordening staan beoordelingsregels voor wateractiviteiten waarvoor zo'n verordening een vergunningplicht bevat. De bruidsschat heeft beoordelingsregels in de waterschapsverordening opgenomen.
Activiteit is te verenigen met waterbelangen
Het bevoegd gezag verleent de vergunning alleen als de wateractiviteit te verenigen is met iedere van de volgende belangen (artikel 8.84, 1e lid onder a, Bkl):
- het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste
- het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen
- het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen
Als een belang niet relevant is voor de activiteit, is een toetsing erop uiteraard niet nodig. Het bevoegd gezag kan de vergunning niet weigeren vanwege een ander belang. Tenzij er een aanvullende beoordelingsregel is vanwege zo'n ander belang. Dan is weigering wel mogelijk.
Voorbeeld
Iemand vraagt een vergunning aan voor het plaatsen van een steiger in een rijkswater. Het uiterlijk van een steiger valt niet onder een van de waterbelangen (artikel 8.84, 1e lid onder a, van het Bkl). Weigering van de vergunning vanwege het uiterlijk is op grond van die waterbelangen dus niet mogelijk.
Maatschappelijke functies door watersystemen
Een 'functie' is een bepaalde rol, taak of dienstbaarheid van het watersysteem. Zo'n functie heeft invloed op het watersysteem. Of stelt bijzondere eisen aan de directe omgeving van het watersysteem, of aan activiteiten binnen het watersysteem. Waterprogramma's, zoals een regionaal of het nationaal waterprogramma, kennen vaak functies toe aan watersystemen. Het Besluit kwaliteit leefomgeving verplicht bijvoorbeeld om de maatschappelijke functie 'drinkwateronttrekking' vast te leggen. Dat gebeurt in een regionaal waterprogramma voor regionale wateren. Het gebeurt in het nationaal waterprogramma voor rijkswateren.
Maatschappelijk zijn
De beoordelingsregel richt zich alleen op functies van het watersysteem die 'maatschappelijk' zijn. Het gaat daarbij om functies die voorzien in de behoefte van de samenleving. Scheepvaart, drinkwatervoorziening, visserij, recreatie en zoutwaterteelt (schelpdieren en zeewier) zijn vaak maatschappelijke functies van watersystemen. Het incidenteel, particulier of kleinschalig gebruik van een watersysteem is meestal niet te beschouwen als een maatschappelijke functie.
Het gaat overigens niet alleen om maatschappelijke functies die de waterprogramma's toekennen aan watersystemen. Het gaat ook om maatschappelijke functies die de waterprogramma's niet toekennen, maar die wel aanwezig zijn.
Alleen functies die eigen zijn aan het watersysteem
De beoordelingsregel richt zich alleen op functies van het watersysteem die 'eigen zijn' aan het watersysteem, bijvoorbeeld scheepvaart. Het gaat in principe niet om functies die zowel in als buiten een watersysteem aanwezig kunnen zijn. Bijvoorbeeld landbouw of bouwen. Dat zijn functies die ook buiten het watersysteem aanwezig kunnen zijn. Die functies zijn daarmee 'niet eigen' aan het watersysteem.
Geen vergunning bij het niet voldoen aan omgevingswaarden
Er zijn beoordelingsregels die aangeven wat de beoordelingsregels vanwege waterbelangen inhouden (artikel 8.84, 3e lid Bkl). Het verlenen van een omgevingsvergunning voor een activiteit mag er in ieder geval niet toe leiden dat dan het volgende gebeurt met een waterlichaam:
- Het KRW-oppervlaktewaterlichaam Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) voldoet niet aan de omgevingswaarde van een goede chemische toestand (artikel 2.10 Bkl).
- Het KRW-oppervlaktewaterlichaam voldoet niet aan de omgevingswaarde van een goede ecologische toestand (artikel 2.11 Bkl). In plaats van een goede ecologische toestand kan het bereiken van goed ecologisch potentieel als eis gelden (artikel 2.12 Bkl). Dat geldt voor een sterk veranderd KRW-oppervlaktewaterlichaam Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) of kunstmatig KRW-oppervlaktewaterlichaam Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup).
- Het KRW-oppervlaktewaterlichaam bevat een waterwinlocatie die niet voldoet aan de omgevingswaarde (artikel 2.15 Bkl).
- Het grondwaterlichaam voldoet niet aan de omgevingswaarden van een goede chemische en kwantitatieve toestand (artikelen 2.13 en 2.14 Bkl).
- Het KRW-oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam voldoet niet aan een minder strenge doelstelling. Het gaat om een doelstelling die minder streng is dan de omgevingswaarde of de eis van een goed ecologisch potentieel (artikel 2.17 Bkl). Zo’n minder strenge doelstelling moet dan in een regionaal waterprogramma of het nationaal waterprogramma staan.
Beoordelingsregels gelden soms niet
De beoordelingsregels onder bovengenoemde a tot en met e gelden soms niet. Dat is bij een geval dat voldoet aan alle volgende voorwaarden:
- Het gaat om nieuwe veranderingen van de fysische kenmerken van een KRW-oppervlaktewaterlichaam of het wijzigen van de stand van een grondwaterlichaam.
- Het waterlichaam kan daardoor niet voldoen aan de omgevingswaarden, een goed ecologisch potentieel of minder strenge doelstelling.
- Het geval voldoet aan de overige regels om te mogen afwijken van de doelstellingen (in tweede bullet) (artikel 2.17, 4e lid Bkl).
De beoordelingsregel onder a kan ook om een andere reden niet gelden, namelijk als het geval voldoet aan twee voorwaarden:
- Een verontreinigingsbron buiten Nederland leidt tot het niet voldoen aan de omgevingswaarde.
- Het geval voldoet aan de overige regels om te mogen afwijken van de omgevingswaarde (artikel 2.17, 3e lid Bkl).
Geen vergunning bij achteruitgang waterlichaam
Het verlenen van een omgevingsvergunning voor een activiteit mag er niet toe leiden dat de toestand van het waterlichaam erop achteruitgaat (artikel 8.84, 4e lid Bkl). Het gaat om de goede chemische toestand van het KRW-oppervlaktewaterlichaam en de goede ecologische toestand van het KRW-oppervlaktewaterlichaam. Het gaat ook om de goede chemische toestand van het grondwaterlichaam en de goede kwantitatieve toestand van het grondwaterlichaam.
Rekening houden met waterprogramma's
Het bevoegd gezag houdt bij het beoordelen rekening met de volgende waterprogramma's (artikel 8.84, 2e lid Bkl):
- waterbeheerprogramma's
- regionale waterprogramma's
- stroomgebiedbeheerplannen
- overstromingsrisicobeheerplannen
- nationaal waterprogramma
Een aanvraag kan namelijk betrekking hebben op een KRW-oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam dat onder zo'n waterprogramma valt. Deze beoordelingsregel zorgt ervoor dat een aanvraag geen bedreiging vormt voor de maatregelen en doelen in zo’n waterprogramma. De beoordelingsregel zorgt er ook voor dat de vergunningverlener een waterprogramma van een ander bevoegd gezag erbij betrekt.
Voorbeeld 1
Er is een aanvraag voor het lozen van afvalwater op een rijkswater. Het bevoegd gezag moet dan bijvoorbeeld rekening houden met het nationaal waterprogramma van het Rijk.
Voorbeeld 2
Er is een aanvraag voor het lozen van afvalwater op een oppervlaktewater. De lozing vindt plaats in de overgangszone tussen de beheergebieden van het Rijk en het waterschap. Het bevoegd gezag voor de aanvraag moet dan rekening houden met het nationaal waterprogramma van het Rijk. Maar ook met het waterbeheerprogramma van het waterschap.
Waterprogramma's zijn een koppeling tussen aanvraag en waterbelangen
In waterprogramma's staat het waterbeleid. Ze geven (vaak) aan hoe het bevoegd gezag uitvoering geeft aan de bescherming van de waterbelangen. Het bevoegd gezag kan bij de toetsing van de aanvraag dus ook de maatregelen in het waterprogramma betrekken. Door rekening te houden met de waterprogramma’s kan het bevoegd gezag tot oordeel komen dat de activiteit niet te verenigen is met de waterbelangen.
Het is mogelijk dat een waterprogramma nog niet de juiste maatregelen bevat om een vergunning te kunnen verlenen. Als vergunningverlening wel wenselijk is in zo'n geval, kan tussentijdse aanpassing van het programma plaatsvinden. De aanpassing moet dan wel in overeenstemming zijn met de Kaderrichtlijn Water (KRW).
Aanvullende beoordelingsregels per wateractiviteit
Naast eerdere genoemde beoordelingsregels kennen wateractiviteiten hun eigen aanvullende beoordelingsregels. Die staan in:
- artikel 8.90 Bkl (beperkingengebiedsactiviteit bij een waterstaatswerk, geen Noordzee)
- artikel 8.90 Bkl (beperkingengebiedsactiviteit in de Noordzee)
- artikel 8.88 Bkl (lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk)
- artikel 8.87 Bkl (stortingsactiviteit op zee)
- artikel 8.89 Bkl (wateronttrekkingsactiviteit)
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.
KRW-oppervlaktewaterlichaam
Oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 2, onder 10, van de Kaderrichtlijn Water. Deze begripsbepaling staat in bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).
De Kaderrichtlijn Water omschrijft dit als 'onderscheiden oppervlaktewater van aanzienlijke omvang, zoals een meer, een waterbekken, een stroom, een rivier, een kanaal, een deel van een stroom, rivier of kanaal, een overgangswater of een strook kustwater'.
Sterk veranderd KRW-oppervlaktewaterlichaam
Een sterk veranderd KRW-oppervlaktewaterlichaam is een KRW-oppervlaktewaterlichaam dat door fysische wijzigingen als gevolg van menselijke activiteiten wezenlijk is veranderd van aard. Deze definitie staat in bijlage I onder A van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Dit komt overeen met een 'sterk veranderd waterlichaam' zoals bedoeld in de Kaderrichtlijn Water (KRW, artikel 2, onder 9). Bij het beoordelen van een vergunningaanvraag geldt voor deze oppervlaktewaterlichamen soms de eis van het bereiken van een goed ecologisch potentieel, in plaats van het bereiken van een goede ecologische toestand.
Kunstmatig KRW-oppervlaktewaterlichaam
Een door menselijke activiteiten tot stand gekomen KRW-oppervlaktewaterlichaam. Deze begripsbepaling staat in bijlage I van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).