Vergunningvoorschriften financiële zekerheid: vorm, hoogte, duur en bewijs
Afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit bevat regels voor het bevoegd gezag over het in omgevingsvergunningen stellen van voorschriften over financiële zekerheid. Deze pagina gaat in op de regels over vorm, hoogte, duur en bewijs van financiële zekerheid.
Vorm van financiële zekerheidstelling is vrij
In het vergunningvoorschrift over financiële zekerheid stelt het bevoegd gezag de vorm van de te stellen financiële zekerheid vast. Het bevoegd gezag mag die vorm zelf bepalen. Daarbij volgt het bevoegd gezag als dat mogelijk is de voorkeur van de initiatiefnemer. Dit is geregeld in artikel 8.9 van het Omgevingsbesluit.
Bij het bepalen van de vorm van financiële zekerheid valt te denken aan:
- borgtocht of bankgarantie
- hypotheek- of pandrecht
- verzekering
- deelname aan een gemeenschappelijk fonds
- overeenkomst met een waarborgmaatschappij
Hoogte bedrag financiële zekerheidstelling
In het vergunningvoorschrift noemt het bevoegd gezag ook het bedrag waarvoor de vergunninghouder zekerheid moet stellen. Dit staat in artikel 8.10 van het Omgevingsbesluit.
Voor de gevallen waarvoor het opnemen van voorschriften in de vergunning over financiële zekerheid niet verplicht is, mag het bedrag niet hoger zijn dan de te verwachten kosten. Het gaat dan om kosten die noodzakelijk zijn voor het nakomen van de verplichtingen uit de omgevingsvergunning of voor het afdekken van de aansprakelijkheid voor schade aan de fysieke leefomgeving. Het bevoegd gezag bepaalt daarbij dus zelf op grond waarvan zij de hoogte van de financiële zekerheid vaststelt.
Voor het vaststellen van de hoogte van het bedrag is het bevoegd gezag vrij om daarvoor beleidsregels te ontwikkelen. Ook kan het gebruikmaken van een handreiking of rapport. Zo kan het bevoegd gezag bijvoorbeeld gebruikmaken van het rapport 'Financiële zekerheidstelling voor milieuschade bij majeure risicobedrijven – Een model voor het categoriseren van majeure risicobedrijven'. Dit rapport is beschikbaar via een sitearchief.
Voor de gevallen waarbij het opnemen van voorschriften in de vergunning over financiële zekerheid verplicht is, bevat artikel 8.10 van het Omgevingsbesluit de maximale bedragen.
Afstemming vorm en hoogte bij mijnbouwwerk voor opslaan van stoffen
Artikel 8.10a van het Omgevingsbesluit geldt voor mijnbouwwerken voor het opslaan van stoffen. Bij het vaststellen van de vorm en hoogte van de financiële zekerheid mag het bevoegd gezag rekening houden met de vorm en hoogte van de financiële zekerheid op grond van artikel 3, lid 4, en paragraaf 5.2.4 van de Mijnbouwwet. Het bevoegd gezag bepaalt zelf of, en hoe, het gebruik maakt van dit artikel.
Duur van financiële zekerheidstelling
In het vergunningvoorschrift stelt het bevoegd gezag vast hoe lang de financiële zekerheidstelling moet gelden. Dit staat in artikel 8.11 van het Omgevingsbesluit. Het Omgevingsbesluit geeft vaste termijnen voor financiële zekerheidstelling bij:
- het storten van afvalstoffen op een stortplaats
- het storten van baggerspecie op een stortplaats
- het storten of verzamelen van winningsafvalstoffen in een winningsafvalvoorziening
Voor de overige gevallen waarbij het bevoegd gezag voorschriften over financiële zekerheid stelt, geldt dat het bevoegd gezag zelf de termijn bepaalt. Het bevoegd gezag kan daarbij bepalen dat de financiële zekerheidstelling voor een bepaalde periode doorloopt na het beëindigen van de vergunde activiteit.
Wanneer bewijs van financiële zekerheidstelling
De vergunninghouder moet aan het bevoegd gezag bewijzen dat en hoe hij financiële zekerheid heeft gesteld. In het vergunningvoorschrift bepaalt het bevoegd gezag binnen welke redelijke termijn dat moet.