Procedure programma
In de Omgevingswet en het Omgevingsbesluit staat de procedure voor het vaststellen van een programma. Deze procedure geldt ook voor het wijzigen van een programma.
Verschillende procedure-eisen voor verschillende programma's
Een minister, Gedeputeerde Staten, burgemeester en wethouders en het algemeen bestuur van het waterschap kunnen een programma vaststellen. Sommige procedure-eisen gelden voor alle programma's. Andere procedure-eisen alleen voor bepaalde programma's. Op deze pagina vindt u een overzicht.
Op deze pagina
- Participatie
- Milieueffectrapportage
- Welke voorbereidingsprocedure
- Stappen voorbereiding programma met afdeling 3.4 Awb
- Participatie bij opstellen ontwerp-programma
- Kennisgeving ontwerp-programma
- Mededeling in overheidsblad
- Terinzagelegging ontwerp-programma
- Aanvulling ter inzage gelegde stukken
- Zienswijzen
- Verslag mondelinge zienswijzen
- Mededeling wanneer geen zienswijzen zijn ingediend
- Termijn vaststelling bij mer
- Vaststellen programma
- Vaststellen gezamenlijk programma
- Bekendmaking programma
- Procedure bij vrijwillig programma
- Meestal geen beroep programma
Participatie
Voor alle programma's is het betrekken van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het programma verplicht.
Het bevoegd gezag geeft aan hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van het programma zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn (artikel 10.8 Omgevingsbesluit).
Gaat het om een programma van een gemeente, waterschap of provincie? Dan geven het college van burgemeester en wethouders, het algemeen bestuur van het waterschap of Gedeputeerde Staten bij vaststelling ook aan hoe invulling is gegeven aan het decentrale participatiebeleid (artikel 10.8 Omgevingsbesluit).
Lees meer op Participatie bij het opstellen van een programma.
Milieueffectrapportage
Een programma is soms plan-mer-plichtig. Het bevoegd gezag moet in de volgende gevallen een milieueffectrapport opstellen:
- Het programma vormt het kader voor projecten die zijn aangewezen in bijlage V bij het Omgevingsbesluit. Dit zijn projecten die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben of projecten waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of deze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben.
- Voor het programma moet een passende beoordeling worden uitgevoerd, vanwege de gevolgen van dat programma voor een Natura 2000-gebied.
Dit staat in artikel 16.36, lid 1 en 2, van de Omgevingswet.
Heeft het programma betrekking op een klein gebied op lokaal niveau of gaat het om kleine wijzigingen van het programma? Dan kan het bevoegd gezag volstaan met een plan-mer-beoordeling.
Lees meer over milieueffectrapportage bij het programma op:
Als het bevoegd gezag een plan-mer maakt of een plan-mer-beoordeling uitvoert, gelden in de voorbereidingsprocedure de aanvullende regels van paragraaf 16.4.1 Omgevingswet en paragraaf 11.1 Omgevingsbesluit (Milieueffectrapportage voor plannen en programma's).
Welke voorbereidingsprocedure
Het voorbereiden van programma’s met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb is het uitgangspunt. Dit is verplicht voor de programma’s in de paragrafen 3.2.2 tot en met 3.2.4 Omgevingswet. Toepassen van afdeling 3.4 Awb is niet verplicht voor vrijwillige programma’s die zijn gebaseerd op artikel 3.4 en artikel 3.5 Omgevingswet. Dit volgt uit artikel 16.27, lid 1, Omgevingswet.
Is het programma plan-mer-plichtig? Ook dan is afdeling 3.4 Awb van toepassing. Dit staat in artikel 16.40, lid 1 Omgevingswet.
Programma's waarop afdeling 3.4 Awb van toepassing is
Voor de volgende programma's uit de paragrafen 3.2.2 tot en met 3.2.4 Omgevingswet geldt verplicht afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb):
- gemeente
- actieplan geluid
- programma bij (dreigende) overschrijding omgevingswaarde
- gemeentelijk rioleringsprogramma
- programma met programmatische aanpak
- waterschap
- waterbeheerprogramma
- programma bij (dreigende) overschrijding omgevingswaarde
- programma met programmatische aanpak
- provincie
- actieplan geluid
- regionaal waterprogramma
- beheerplan Natura 2000
- programma bij (dreigende) overschrijding omgevingswaarde
- inrichtingsprogramma
- programma met programmatische aanpak
- Rijk
- nationaal nec-programma
- actieplan geluid
- stroomgebiedbeheerplan
- overstromingsrisicobeheerplan
- programma van maatregelen mariene strategie
- maritiem ruimtelijk plan
- nationaal waterprogramma
- beheerplan Natura 2000-gebied
- programma stikstofreductie en natuurverbetering
- programma bij (dreigende) overschrijding omgevingswaarde
- programma met programmatische aanpak
Buiten toepassing verklaren afdeling 3.4 Awb
Een bestuursorgaan kan afdeling 3.4 Awb buiten toepassing verklaren bij wijzigingen van een programma van ondergeschikte aard. Daarbij geldt dat die wijzigingen niet:
- mogen leiden tot grotere nadelige gevolgen voor het milieu, en
- niet mogen zien op een in dat programma opgenomen beschrijving van een activiteit als gevolg waarvan de activiteit is toegestaan.
Ook mag het buiten toepassing laten van afdeling 3.4 Awb geen strijd opleveren met internationaalrechtelijke verplichtingen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het buiten toepassing laten van afdeling 3.4 Awb niet is toegestaan als het programma plan-mer-plichtig is.
Het buiten toepassing verklaren van afdeling 3.4 Awb is geregeld in artikel 16.27, lid 2, Omgevingswet.
Stappen voorbereiding programma met afdeling 3.4 Awb
Wordt een programma verplicht of vrijwillig voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb? Dan bestaat de procedure uit de hierna beschreven stappen.
Participatie bij opstellen ontwerp-programma
Bij het voorbereiden van het ontwerp-programma betrekt het bevoegd gezag burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Dit is verplicht, zie artikel 10.8 Omgevingsbesluit. Lees meer op Participatie bij het opstellen van een programma.
Kennisgeving ontwerp-programma
Het bevoegd gezag geeft voor de terinzagelegging kennis van het ontwerp-programma in het voor het bestuursorgaan aangewezen publicatieblad (artikel 3:12 Awb).
Heeft het bevoegd gezag ook een milieueffectrapport opgesteld? Dan kan het bevoegd gezag van dit stuk als onderdeel van het ontwerp-programma of als apart stuk kennis geven. Bij de kennisgeving van het ontwerp-programma geeft het bevoegd gezag ook kennis van het milieueffectrapport (artikel 16.40, lid 3, onder b, Omgevingswet, artikel 3:12, Awb).
Mededeling in overheidsblad
Er geldt geen verplichting om over het ontwerp-programma mededeling te doen door publicatie in het voor het bestuursorgaan aangewezen publicatieblad. Het wordt wel aanbevolen van het ontwerp-programma in het publicatieblad mededeling te doen. Op die manier kan iedereen de inhoud van het ontwerp-programma ook via het onderdeel Regels op de kaart van het Omgevingsloket inzien.
Zie voor meer informatie over het aanleveren van het ontwerpprogramma en de kennisgeving van het ontwerpprogramma de paragrafen 10.4.2.2 en 10.4.2.3 van het Toepassingsprofiel Programma.
Terinzagelegging ontwerpprogramma
Het bevoegd gezag legt het ontwerp-programma en de bijbehorende stukken 6 weken ter inzage (artikel 3:11 Awb).
Heeft het bevoegd gezag ook een milieueffectrapport opgesteld? Dan kan het bevoegd gezag dit stuk als onderdeel van het ontwerp-programma of als apart stuk ter inzage leggen (artikel 16.40, lid 3, onder a, Omgevingswet, artikel 3:11, Awb).
Het bevoegd gezag moet in sommige gevallen een advies over het milieueffectrapport vragen aan de Commissie m.e.r. Dit moet uiterlijk op het moment dat het ontwerp-programma en het milieueffectrapport ter inzage worden gelegd (artikel 16.39, Omgevingswet, artikel 11.2, Omgevingsbesluit).
Aanvulling ter inzage gelegde stukken
Als er tijdens de terinzagelegging nieuwe relevante stukken of gegevens zijn, legt het bevoegd gezag die ook ter inzage (artikel 3:14 Awb).
Zienswijzen
De termijn voor het indienen van zienswijzen bedraagt 6 weken met ingang van de dag waarop het ontwerp-programma ter inzage is gelegd (artikel 3:16 Awb).
Een ieder kan zienswijzen naar voren brengen (artikel 16.23, lid 1, Omgevingswet).
Belanghebbenden kunnen hun zienswijze over het ontwerp-programma schriftelijk of mondeling naar voren brengen (artikel 3:15 Awb).
Verslag mondelinge zienswijzen
Het bevoegd gezag maakt een verslag van mondeling ingebrachte zienswijzen (artikel 3:17 Awb).
Mededeling wanneer geen zienswijzen zijn ingediend
Als geen zienswijzen zijn ingebracht, doet het bevoegd gezag daarvan zo spoedig mogelijk mededeling in het voor het bestuursorgaan aangewezen publicatieblad (artikel 3:18, lid 4 Awb).
Termijn vaststelling bij mer
Heeft het bevoegd gezag een milieueffectrapport opgesteld voor het programma? Dan is er een minimumtermijn van 2 weken tussen het aflopen van de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het vaststellen van het programma (artikel 16.40, lid 4, Omgevingswet).
Vaststellen programma
Een minister, Gedeputeerde Staten, burgemeester en wethouders of het algemeen bestuur van het waterschap stellen het programma vast (artikel 3.4 Omgevingswet). Deze bestuursorganen kunnen ook een gezamenlijk programma vaststellen (zie onder het kopje ‘Vaststellen gezamenlijk programma’.
Het bevoegd gezag geeft bij het vaststellen van het programma aan hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van het programma zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn (artikel 10.8 Omgevingsbesluit). Dit kan het bevoegd gezag doen in het vaststellingsbesluit of in een paragraaf van het programma. Staat de participatieverantwoording in een paragraaf van het programma? Dan zal deze paragraaf bij latere wijziging van het programma actualisering behoeven.
Het college van burgemeester en wethouder, het algemeen bestuur van het waterschap of Gedeputeerde Staten geven ook aan hoe invulling is gegeven aan het decentrale participatiebeleid (artikel 10.8, lid 2, Omgevingsbesluit).
Vaststellen gezamenlijk programma
De bestuursorganen die bevoegd zijn om een programma vast te stellen, zijn ook bevoegd om gezamenlijk een programma vast te stellen.
Het gezamenlijk vaststellen van een programma is niet expliciet in de wet geregeld. Dat dit mogelijk is volgt uit artikel 2.2, lid 2, van de Omgevingswet. Daarin staat: 'Bestuursorganen kunnen taken en bevoegdheden gezamenlijk uitoefenen. Daarbij wordt niet voorzien in een overdracht van taken of bevoegdheden.'. Ook uit artikel 3.13 Omgevingswet volgt dat het is toegestaan om gezamenlijke programma’s vast te stellen. Op dit moment zijn er bij AMvB's nog geen programma's aangewezen die verplicht gezamenlijk moeten worden vastgesteld.
Omdat er bij een gezamenlijk programma geen sprake is van overdracht van bevoegdheid, moet elk bestuursorgaan apart het programma vaststellen. Er is geen overkoepelend besluit, alleen maar een afspraak om hetzelfde programma vast te stellen.
Bekendmaking programma
Het bevoegd gezag maakt de in de paragrafen 3.2.2 tot en met 3.2.4 van de Omgevingswet benoemde programma’s bekend door het te plaatsen in het voor het bestuursorgaan aangewezen elektronisch publicatieblad (artikel 16.77b, lid 2, Omgevingswet en artikel 3:42 Awb). Het programma is aangewezen als omgevingsdocument. U publiceert dit dus via de Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen (LVBB). Zie ook Programma in het DSO.
Procedure bij vrijwillig programma
Bij een vrijwillig programma, dus een programma dat niet is aangewezen in de paragrafen 3.2.2 tot en met 3.2.4 van de Omgevingswet, gelden geen procedure-eisen. Afdeling 3.4 Awb is daarop niet verplicht van toepassing. Het vaststellende bestuursorgaan kan dus zelf beslissen hoe ze de voorbereiding van het programma vormgeeft. Alleen als voor het vrijwillige programma een milieueffectrapport moet worden gemaakt, is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb verplicht. Dit volgt uit artikel 16.40, lid 1, van de Omgevingswet. Vrijwillige programma's hebben als grondslag de artikelen 3.4 en 3.5 Omgevingswet.
Participatie vrijwillig programma
Voor het vrijwillig programma gelden de in artikel 10.8 Omgevingsbesluit gestelde participatie-eisen. Lees meer op Participatie bij het opstellen van een programma.
Bekendmaken vrijwillig programma
Voor een vrijwillig programma (dat dus uitsluitend is gebaseerd op artikel 3.4 en artikel 3.5 Omgevingswet) geldt op dit moment geen bekendmakingsverplichting.
Programma's zijn doorgaans geen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb, zodat artikel 3:40 en artikel 3:42 Awb daarop niet van toepassing zijn. Ook bevat de Omgevingswet op dit moment geen verplichting tot bekendmaking voor vrijwillige programma's. De in artikel 16.77b, lid 2 Omgevingswet opgenomen bekendmakingsverplichting ziet daar niet op.
Gelet op het belang van de kenbaarheid van een vrijwillig programma adviseren wij dringend om ook vrijwillige programma’s op de in artikel 16.77b, lid 2 Omgevingswet bepaalde wijze bekend te maken (bekendmaking van het programma door volledige plaatsing in het elektronisch publicatieblad). Om dezelfde reden adviseren wij om het vrijwillig programma op te stellen met toepassing van het TPOD-programma en te publiceren via de Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen (LVBB). Zie ook Programma in het DSO.
Bij het niet bekend maken van een vrijwillig programma kunnen zich juridische risico's voordoen als het programma dient als grondslag voor:
- vestiging of verlenging van een voorkeursrecht (artikel 9.1, lid 1, onderdeel b, en artikel 9.4, lid 1, onder b, Omgevingswet).
- het sluiten van een overeenkomst over financiële bijdragen voor ontwikkelingen in een gebied (artikel 13.22 Omgevingswet)
- de onderbouwing van de functionele samenhang van het via het omgevingsplan (of projectbesluit dat omgevingsplan wijzigt) afdwingen van financiële bijdragen voor ontwikkelingen in een gebied (artikelen 13.23 en 13.24 Omgevingswet).
Het risico is dat de rechter oordeelt dat het voorkeursrecht of de financiële bijdrage niet kan worden gebaseerd op het vrijwillige programma.
Meestal geen beroep programma
Vanwege het zelfbindende karakter (programma’s zijn doorgaans geen besluit in de zin van de Awb) staat er meestal geen beroep open tegen het besluit tot vaststelling van een programma (artikel 1 van bijlage 2 bij de Awb).
Er is wel beroep mogelijk tegen delen van programma's met specifieke rechtsgevolgen. Dit geldt voor programma's die rechtstreeks toestemming geven voor activiteiten. Er wordt dan geen apart toestemmingsbesluit meer genomen voor die activiteit, omdat het programma zelf al die mogelijkheid geeft. Het beroep staat dan alleen open tegen die delen van het programma waarin de beschrijving van de activiteit die wordt toegestaan, is opgenomen.
Meer informatie
Meer informatie over het programma vindt u via de overzichtspagina Programma.