Fysieke leefomgeving
Een van de kernbegrippen in de Omgevingswet is de 'fysieke leefomgeving'. Dit begrip bepaalt de werkingssfeer van de Omgevingswet.
Geen afgebakende definitie
Het begrip fysieke leefomgeving bepaalt tot waar de Omgevingswet geldt. Wanneer er geen sprake is van fysieke leefomgeving, dan is de Omgevingswet niet van toepassing. Een afgebakende definitie van de fysieke leefomgeving is er niet.
De wetgever heeft precies bepaald welke activiteiten uit de fysieke leefomgeving de rijksregels (algemene maatregelen van bestuur) kunnen en mogen regelen. Zie de artikelen 4.3 en 5.1 van de Omgevingswet. Gemeenten, provincies en waterschappen zijn veel vrijer om te bepalen welke activiteiten onder de fysieke leefomgeving vallen.
Enkele uitgangspunten
In de wet staat een opsomming van onderdelen die in elk geval onder de fysieke leefomgeving vallen:
- bouwwerken
- infrastructuur
- water
- watersystemen
- bodem
- lucht
- landschappen
- natuur
- cultureel erfgoed
- werelderfgoed
Deze opsomming is formeel niet uitputtend. De wetgever heeft gekozen voor een 'in ieder geval'-formulering om discussies over het toepassingsbereik in grensgevallen te voorkomen. Een voorbeeld is een dode boom. Die behoort duidelijk tot de fysieke leefomgeving, maar zal voor sommigen niet direct herkenbaar zijn als natuur.
De natuurlijke omgeving, waaronder ook cultuurlandschappen, behoort geheel tot de fysieke leefomgeving. Onder de natuurlijke omgeving vallen ook onderdelen als lucht, water, bodem en natuur.
Ook door de mens gemaakte objecten kunnen tot de fysieke leefomgeving horen. Vooral objecten die langdurig op dezelfde plek staan, vormen hiervan onderdeel. Zo vallen bouwwerken wel onder de fysieke leefomgeving, maar voertuigen niet. Ondergrondse afvalcontainers behoren er wel toe, vrijstaande glasbakken weer niet. Bomen en fruitboomgaarden horen tot de fysieke leefomgeving, maar landbouwgewassen weer niet, omdat deze maar enkele maanden aanwezig zijn.
Lees meer over thema's.
Gevolgen voor de mens
De Omgevingswet bepaalt uitdrukkelijk dat gevolgen voor de leefomgeving ook gevolgen voor de mens omvatten. 1 van de doelen van de wet is immers het beschermen van de veiligheid en de gezondheid van de mens en zijn omgevingskwaliteit.
De activiteiten bepalen ook wanneer de wet geldt
Niet alleen de fysieke leefomgeving bepaalt wanneer de wet geldt, maar ook de activiteiten die in deze wet staan. Hieronder valt bijvoorbeeld het wijzigen van onderdelen van de leefomgeving. Maar ook het wijzigen van het gebruik van onderdelen. Denk hierbij aan het aanleggen van een weg. Of het wijzigen van het gebruik van een pand. Ook kan de gemeente regels stellen over bijvoorbeeld het plaatsen van voertuigen, rolcontainers of glasbakken.
Met activiteiten bedoelt de wetgever niet alleen het 'doen', maar ook het 'nalaten'. Het niet aanbrengen van geluidwerende voorzieningen kan immers van invloed zijn op de fysieke leefomgeving.
Andere wet gaat voor
De Omgevingswet treedt terug wanneer een andere wet een onderdeel van de fysieke leefomgeving uitputtend regelt. Zie artikel 1.4 van de Omgevingswet. Dat betekent bijvoorbeeld dat een gemeente geen algemene regels Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) in het omgevingsplan of voorschriften in een omgevingsvergunning over zo’n onderwerp mag opnemen.
De vraag is natuurlijk wanneer een andere wet een bepaald onderwerp uitputtend regelt. De Telecommunicatiewet bevat bijvoorbeeld een gedoogplicht voor kabels in of boven de grond. Regelgeving op grond van de Omgevingswet regelt dit dus niet. De Telecommunicatiewet regelt weer niet het bouwen van een antennemast. Het Besluit bouwwerken regelgeving en het omgevingsplan mogen hier dus regels voor bevatten.
Algemene regels
Algemene regels zijn regels die voor iedereen gelden. Met 'iedereen' bedoelen we iedereen die iets doet of wil doen waarop de regels van toepassing zijn. Alle overheden kunnen algemene regels vaststellen.
Meer informatie op de pagina Algemene regels.