Instructieregels van het Rijk over het omgevingsplan
In hoofdstuk 5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) stelt het Rijk instructieregels over het omgevingsplan. Bij het wijzigen van het omgevingsplan moet de gemeente de instructieregels opvolgen.
Instructieregels over het omgevingsplan
De instructieregels van het Rijk gaan over een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en over de uitvoering van taken voor de fysieke leefomgeving:
- Instructieregels met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties:
- Waarborgen van de veiligheid
- Beschermen van waterbelangen
- Beschermen van de gezondheid en van het milieu:
- Beschermen van landschappelijke of stedenbouwkundige waarden en cultureel erfgoed
- Behoud van ruimte voor toekomstige functies
- Behoeden van de staat en werking van infrastructuur of voorzieningen voor nadelige gevolgen van activiteiten:
- Gebruiken van bouwwerken
- Bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte voor personen
- Instructieregels over de uitoefening van taken voor de fysieke leefomgeving:
Instructieregels met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties
Waarborgen van de veiligheid
In het omgevingsplan moeten gemeenten rekening houden met het belang van:
- het voorkomen, beperken en bestrijden van branden, rampen en crises
- de mogelijkheden voor personen zich bij branden, rampen en crises in veiligheid te brengen
- de geneeskundige hulpverlening bij branden, rampen en crises
Dit staat in artikel 5.2 Bkl. Het gaat hierbij om rampen en crises zoals bedoeld in de begripsomschrijving in artikel 1 van de Wet veiligheidsrisico's:
- ramp: een zwaar ongeval of een andere gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken
- crisis: een situatie waarin een vitaal belang van de samenleving is aangetast of dreigt te worden aangetast
Er gelden specifieke instructieregels voor het toelaten van:
- beperkt kwetsbare gebouwen, kwetsbare gebouwen en zeer kwetsbare gebouwen
- beperkt kwetsbare locaties en kwetsbare locaties
- milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico's, zoals die worden aangewezen in bijlage VII Bkl
- de uitbreiding van een autoweg, autosnelweg of hoofdspoorweg in de omgeving van een Seveso-inrichting Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (artikel 3.35 Bkl)
Beschermen van de waterbelangen
In het omgevingsplan houdt de gemeente rekening met de gevolgen voor het beheer van watersystemen. De gemeente betrekt daarbij de opvattingen van de waterbeheerder. Dit staat in artikel 5.37, lid 1 Bkl.
Er gelden specifieke instructieregels voor het beschermen van:
- primaire waterkeringen
- de kust
- grote rivieren
- het IJsselmeergebied
Kwaliteit van de buitenlucht
In het omgevingsplan worden de omgevingswaarden voor stikstofdioxide en PM10 in acht genomen als de concentratie van stikstofdioxide en PM10 in de buitenlucht wordt verhoogd door het toelaten van (artikel 5.50 Bkl):
- de aanleg van een wegtunnelbuis met een tunnelbuislengte van ten minste 100 meter
- een wijziging van een wegtunnelbuis waarbij de tunnelbuislengte met ten minste 100 meter toeneemt
- de aanleg van een autoweg of autosnelweg
Deze verplichting geldt niet als de verhoging van de concentratie:
- plaatsvindt op een locatie waartoe het publiek geen toegang heeft en waar geen vaste bewoning is (artikel 5.51, onder a Bkl)
- plaatsvindt op de rijbaan van wegen en de middenbermen van wegen, tenzij voetgangers normaliter toegang tot de middenberm hebben (artikel 5.51, onder b Bkl)
- voor zowel stikstofdioxide als PM10 1,2 µg/m3 of minder bedraagt (artikel 5.52, lid 1 Bkl)
Er gelden specifieke instructieregels voor luchtkwaliteit in aandachtsgebieden.
Geluid door activiteiten
In het omgevingsplan wordt rekening gehouden met het geluid door activiteiten op geluidgevoelige gebouwen. Het omgevingsplan voorziet erin dat het geluid door een activiteit op geluidgevoelige gebouwen aanvaardbaar is. Dit staat in artikel 5.59 Bkl. De instructieregels van paragraaf 5.1.4.2 Bkl gelden voor het toelaten van:
- activiteiten, anders dan wonen, die geluid veroorzaken op een geluidgevoelig gebouw
- geluidgevoelige gebouwen waarop geluid wordt veroorzaakt door een activiteit, anders dan wonen
Geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen
In het omgevingsplan wordt rekening gehouden met het geluid op geluidgevoelige gebouwen die geheel of gedeeltelijk liggen in een geluidaandachtsgebied van:
- wegen, spoorwegen en industrieterreinen met geluidproductieplafonds
- lokale spoorwegen zonder geluidproductieplafonds
- verharde gemeentewegen en waterschapswegen zonder geluidproductieplafonds, niet zijnde een erf in de zin van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met een intensiteit van meer dan 1.000 motorvoertuigen per etmaal als kalenderjaargemiddelde
Trillingen
In het omgevingsplan wordt rekening gehouden met trillingen door activiteiten in trillinggevoelige ruimten van trillinggevoelige gebouwen. Het omgevingsplan voorziet erin dat trillingen door een activiteit in trillinggevoelige ruimten van trillinggevoelige gebouwen aanvaardbaar zijn. Dit staat in artikel 5.83 Bkl. De instructieregels van paragraaf 5.1.4.4 Bkl gelden voor het toelaten van:
- activiteiten, anders dan wonen, die trillingen in een frequentie van 1 tot 80 Hz veroorzaken in een trillinggevoelige ruimte van een trillinggevoelig gebouw
- trillinggevoelige gebouwen waarop trillingen in een frequentie van 1 tot 80 Hz worden veroorzaakt door een activiteit, anders dan wonen
Slagschaduw van windturbines
In het omgevingsplan houdt de gemeente rekening met de slagschaduw door windturbines in verblijfsruimten van slagschaduwgevoelige gebouwen. Het omgevingsplan voorziet erin dat de slagschaduw door een windturbine in verblijfsruimten van slagschaduwgevoelige gebouwen aanvaardbaar is. Dit staat in artikel 5.89c Bkl. De instructieregels van paragraaf 5.1.4.4a Bkl gelden voor het toelaten van:
- een windturbine met een rotordiameter van 2 meter of meer die een slagschaduw veroorzaakt in verblijfsruimten van een slagschaduwgevoelig gebouw
- een slagschaduwgevoelig gebouw waarin slagschaduw wordt veroorzaakt door een windturbine met een rotordiameter van 2 meter of meer
Bodemkwaliteit
De instructieregels over bodemkwaliteit gaan over verschillende onderwerpen:
Bouwactiviteit op een bodemgevoelige locatie
De instructieregels van paragraaf 5.1.4.5.1 Bkl gelden voor het toelaten van het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie. Het omgevingsplan moet waarden bevatten voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie (artikel 5.89i, lid 1 Bkl). Blijkt dat deze waarden overschreden worden? Dan zijn sanerende of andere beschermende maatregelen nodig.
Nazorg bodemverontreiniging
Het omgevingsplan bepaalt dat de volgende maatregelen in stand moeten worden gehouden, moeten worden onderhouden of moeten worden vervangen (artikel 5.89nBkl):
- een afdeklaag die is aangebracht tijden een sanering van de bodem
- tijdelijke beschermingsmaatregelen die de bron van verontreiniging niet wegnemen, maar die blootstelling aan de verontreiniging voorkomen in het kader van een toevalsvondst
Aanwijzing bodembeheergebieden
In het omgevingsplan kunnen 1 of meer bodembeheergebieden worden aangewezen. Binnen een aangewezen bodembeheergebied kunnen gemeenten met een maatwerkregel of maatwerkvoorschrift soepelere kwaliteitseisen stellen voor (artikel 5.89o Bkl):
- de milieubelastende activiteit het toepassen van grond of baggerspecie
- de milieubelastende activiteit het toepassen van mijnsteen of vermengde mijnsteen
Indeling landbodem in bodemfunctieklassen
In het omgevingsplan wordt de landbodem ingedeeld in de bodemfunctieklassen voor (artikel 5.89p Bkl):
- het uitvoeren van de milieubelastende activiteit toepassen van grond of baggerspecie
- het uitvoeren van de milieubelastende activiteit toepassen van mijnsteen of vermengde mijnsteen
De landbodem kan worden ingedeeld in de bodemfunctieklassen landbouw/natuur, wonen en industrie. Bij de indeling in bodemfunctieklassen wordt rekening gehouden met de functie die in het omgevingsplan aan de locatie is toegedeeld.
Geur
In het omgevingsplan wordt rekening gehouden met geur door activiteiten op geurgevoelige gebouwen. Het omgevingsplan voorziet erin dat geur door een activiteit op geurgevoelige gebouwen aanvaardbaar is (artikel 5.92 Bkl).
Er gelden specifieke instructieregels over geur door:
- het exploiteren van zuiveringtechnische werken
- het houden van landbouwhuisdieren in een dierenverblijf
- andere agrarische activiteiten
Beschermen van landschappelijke of stedenbouwkundige waarden en cultureel erfgoed
Het omgevingsplan van kustgemeenten laat geen activiteiten toe die het uitzicht op de vrije horizon belemmeren vanaf de gemiddelde hoogwaterlijn met de blik op zee (artikel 5.129 Bkl).
Het omgevingsplan van gemeenten binnen het gebied dat is aangewezen als Waddengebied laat geen activiteiten toe die significante nadelige gevolgen kunnen hebben voor de landschappelijke kernkwaliteiten van de PKB-Waddenzee of het cultureel erfgoed van de PKB-Waddenzee (artikel 5.129c Bkl). PKB staat voor Planologische Kernbeslissing.
Er gelden specifieke instructieregels over het toelaten van activiteiten in de PKB-Waddenzee, het Natura 2000-gebied Waddenzee, het werelderfgoed Waddenzee en de Waddeneilanden (artikelen 5.129d, 5.129e, en 5.129f Bkl).
Voorziet het omgevingsplan van een gemeente in een nieuwe stedelijke ontwikkeling? Dan moet de gemeente voor het belang van zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van leegstand rekening houden met (artikel 5.129g Bkl):
- de behoefte aan die stedelijke ontwikkeling
- als die stedelijke ontwikkeling is voorzien buiten het stedelijk gebied of buiten stedelijk groen aan de rand van de bebouwing van stedelijk gebied: de mogelijkheden om binnen dat stedelijk gebied of binnen dat stedelijk groen aan de rand van de bebouwing van het stedelijk gebied in die behoefte te voorzien
In het omgevingsplan wordt rekening gehouden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed en bekende of aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten (artikel 5.130 Bkl) en het belang van het behoud van werelderfgoed.
Behoud van ruimte voor toekomstige functies
De instructieregels over behoud van ruimte voor toekomstige functies gaan over verschillende onderwerpen:
Autowegen, autosnelwegen en hoofdspoorwegen
Het omgevingsplan laat geen bouwactiviteiten toe binnen aangewezen reserveringsgebieden voor de uitbreiding of aanleg van een autoweg, autosnelweg of hoofdspoorweg (artikel 5.134 Bkl).
Buisleidingen van nationaal belang
Het omgevingsplan laat geen activiteiten toe die een belemmering vormen voor de aanleg van een buisleiding van nationaal belang in een aangewezen reserveringsgebied (artikel 5.138 Bkl). Gemeenten kunnen binnen een zoekgebied de ligging van het reserveringsgebied nader uitwerken (artikel 5.137 Bkl).
Project Mainportontwikkeling Rotterdam
Het omgevingsplan voor aanleggebied van Maasvlakte 2 bevat een functie-aanduiding haven- en industrieterrein met een grondoppervlak van ten hoogste 1.000 hectare netto (artikel 5.131 Bkl).
Het omgevingsplan voor het Natura 2000-gebied Spanjaards Duin ter hoogte van 's-Gravenzande laat geen activiteiten toe die een belemmering kunnen vormen voor de aanleg en ontwikkeling van 100 hectare duin.
Het omgevingsplan voor het aanleggebied Voordelta, bestaande uit het ondiepe zeegedeelte van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse Delta, laat geen activiteiten toe die een belemmering kunnen vormen voor de aanleg en ontwikkeling van 31.250 hectare zeenatuur.
Er gelden specifieke instructieregels voor het omgevingsplan dat van toepassing is op:
- het natuur- en recreatiegebied Midden-IJsselmonde (artikel 5.144 Bkl)
- het natuur- en recreatiegebied Schiebroekse en Zuidpolder (artikel 5.145 Bkl)
- het natuur- en recreatiegebied Schiezone (artikel 5.146 Bkl)
Behoeden van de staat en werking van infrastructuur of voorzieningen voor nadelige gevolgen van activiteiten
Landsverdediging en nationale veiligheid
Voor zover het omgevingsplan van toepassing is op een militair terrein of militair object laat het geen activiteiten toe die het gebruik van dat terrein of object kunnen belemmeren (artikel 5.151 Bkl). De militaire terreinen en objecten worden benoemd in onderdeel A van bijlage XIV bij het Bkl. De geometrische begrenzing is vastgelegd in de Omgevingsregeling.
Is het omgevingsplan van toepassing op een onveilig gebied bij een militaire schietbaan? Dan laat het geen activiteiten toe die het gebruik van dat gebied als oefen- of schietgebied kunnen belemmeren (artikel 5.152 Bkl). De onveilige gebieden bij militaire schietbanen staan in onderdeel B van bijlage XIV bij het Bkl. De geometrische begrenzing is vastgelegd in de Omgevingsregeling.
Is het omgevingsplan van toepassing op een gebied waar bouwwerken een militaire zend- en ontvangstinstallatie kunnen verstoren? Dan laat het omgevingsplan bouwwerken met een hoogte van meer dan 22 meter vanaf het maaiveld niet toe (artikel 5.153 Bkl). De gebieden waar bouwwerken een militaire zend- en ontvangstinstallatie kunnen verstoren staan in onderdeel C van bijlage XIV bij het Bkl. De geometrische begrenzing is vastgelegd in de Omgevingsregeling.
Is het omgevingsplan van toepassing op een gebied waar zich een laagvliegroute voor jacht- en transportvliegtuigen bevindt? Dan laat het omgevingsplan het bouwen van bouwwerken met een hoogte van meer dan 40 meter vanaf het maaiveld niet toe (artikel 5.154 Bkl). De gebieden waar zich een militaire laagvliegroute voor jacht- en transportvliegtuigen bevindt staan in onderdeel D van bijlage XIV bij het Bkl. De geometrische begrenzing is vastgelegd in de Omgevingsregeling.
Als het omgevingsplan van toepassing is op gebieden waar bouwwerken het radarbeeld kunnen verstoren, laat het omgevingsplan geen hogere bouwwerken toe dan aangegeven in bijlage XIV, onderdeel E bij het Bkl (artikel 5.155 Bkl). Gebieden waar bouwwerken het radarbeeld kunnen verstoren staan in onderdeel E van bijlage XIV bij het Bkl. De geometrische begrenzing is vastgelegd in de Omgevingsregeling.
Elektriciteitsvoorziening
Voor zover het omgevingsplan van toepassing is op een locatie voor grootschalige elektriciteitsopwekking (artikel 5.157Bkl), geldt:
- het omgevingsplan laat grootschalige elektriciteitsopwekking toe
- het omgevingsplan voorziet in voldoende ruimte voor die grootschalige elektriciteitsopwekking
- het omgevingsplan bevat geen regels die het gebruik van de installaties voor grootschalige elektriciteitsopwekking beperken.
Locaties voor grootschalige elektriciteitsopwekking worden benoemd in onderdeel A van bijlage XV bij het Bkl. De geometrische begrenzing is vastgelegd in de Omgevingsregeling.
Is het omgevingsplan van toepassing op een locatie voor een kernenergiecentrale en het gebied binnen een straal van 1 km rondom die locatie? Dan laat het omgevingsplan niet toe (artikel 5.158 Bkl):
- het bouwen van gebouwen met een woonfunctie, wanneer als gevolg daarvan het aantal inwoners in het gebied meer dan 5.000 zal bedragen
- het bouwen of de realisatie van andere kwetsbare of zeer kwetsbare gebouwen of kwetsbare locaties
Locaties voor een kernenergiecentrale staan in onderdeel B van bijlage XV bij het Bkl. De geometrische begrenzing is vastgelegd in de Omgevingsregeling.
Is het omgevingsplan van toepassing op een locatie voor een hoogspanningsverbinding met een spanning van ten minste 220 kV (artikel 5.159 Bkl)? Dan geldt:
- het omgevingsplan bevat het tracé van die hoogspanningsverbinding
- het omgevingsplan laat het gebruik als hoogspanningsverbinding en de daarmee verbonden schakel- en transformatiestations en andere voor die hoogspanningsverbinding noodzakelijke hulpmiddelen toe
Tracés voor een hoogspanningsverbinding met een spanning van ten minste 220 kV staan in onderdeel C van bijlage XV bij het Bkl. De geometrische begrenzing is vastgelegd in de Omgevingsregeling.
Rijksvaarwegen
Is het omgevingsplan van toepassing op een rijkswater dat een vaarweg is of een vrijwaringsgebied langs een rijksvaarweg? Dan wordt in het omgevingsplan rekening gehouden met het belang van het voorkomen van belemmeringen voor (artikel 5.161 Bkl):
- de vlotte en veilige doorvaart van de scheepvaart in breedte, hoogte en diepte
- de zichtlijnen van de bemanning en de navigatieapparatuur voor de scheepvaart op het schip
- het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten
- de toegankelijkheid van de vaarweg voor hulpdiensten
- het uitvoeren van beheer en onderhoud van de vaarweg
De begrenzing van het vrijwaringsgebied langs een rijkswater (met uitzondering van de Noordzee, de Waddenzee, de Westerschelde en het IJsselmeer) dat een vaarweg is, is vastgelegd in de Omgevingsregeling.
Communicatie-, navigatie en radarapparatuur burgerluchtvaart
Is het omgevingsplan van toepassing op gebieden waar bouwwerken communicatie-, navigatie of radarapparatuur buiten Schiphol of overige burgerluchthavens van nationale of regionale betekenis kunnen verstoren? Dan geldt:
- het omgevingsplan laat geen bouwwerken toe die de maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken bedoeld in bijlage XVa bij het Bkl overschrijden (artikel 5.161a, lid 2 Bkl)
- het omgevingsplan laat geen windturbines toe met een tiphoogte die de maximaal toelaatbare hoogte van bouwwerken windturbines uit bijlage XVa bij het Bkl overschrijden (artikel 5.161a, lid 3 Bkl)
De begrenzing van gebieden waar bouwwerken communicatie-, navigatie of radarapparatuur voor burgerluchtvaart kunnen verstoren staan in bijlage XVa bij het Bkl, De geometrische begrenzing is vastgelegd in de Omgevingsregeling.
Is het omgevingsplan van toepassing op gebieden waar bouwwerken het radarbeeld kunnen verstoren? Dan laat het omgevingsplan geen hogere bouwwerken toe dan aangegeven in bijlage XIV, onderdeel F bij het Bkl (artikel 5.155 Bkl). Gebieden waar bouwwerken het radarbeeld kunnen verstoren staan in onderdeel F van bijlage XIV bij het Bkl. De geometrische begrenzing is vastgelegd in de Omgevingsregeling.
Landelijke fiets- en wandelroutes
Voor zover het omgevingsplan voorziet in nieuwe ontwikkelingen die landelijke fiets- en wandelroutes doorsnijden, wordt het belang van de instandhouding van deze fiets- en wandelroutes bij het omgevingsplan betrokken (artikel 5.161b Bkl). De landelijke fiets- en wandelroutes worden benoemd in bijlage XVI bij het Bkl.
Hyperscale datacentra
Voor zover het omgevingsplan van toepassing is op het uitsluitingsgebied hyperscale datacentra, laat het omgevingsplan geen hyperscale datacentrum toe (artikel 5.161bc Bkl). Een hyperscale datacentrum is een reken- of datacentrum met een bebouwd vloeroppervlak van meer dan 10 hectare en een elektrisch aansluitvermogen van 70 MW of meer (artikel 5.161ba, lid 2 Bkl).
De geometrische begrenzing van het uitsluitingsgebied is vastgelegd in de Omgevingsregeling.
Gebruiken van bouwwerken
Een omgevingsplan dat bouwactiviteiten voor de bouw van woningen toelaat waarvoor kosten verhaald moeten worden, kan regels bevatten over te realiseren categorieën woningen voor (artikel 5.161c Bkl):
- sociale huurwoningen
- sociale koopwoningen
- middenhuurwoningen
- woningen die alleen mogen worden gebouwd in particulier opdrachtgeverschap
De regels in het omgevingsplan bepalen dan een minimale instandhoudingstermijn van 10 jaar voor sociale huurwoningen en middenhuurwoningen. Voor sociale koopwoningen geldt een instandhoudingstermijn van minimaal 1 en maximaal 10 jaar.
Gaat het om woningen die worden gebouwd in particulier opdrachtgeverschap? Dan verzekert het omgevingsplan dat de bouwactiviteiten worden verricht door een burger of groep van burgers, georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of volgens een overeenkomst die:
- ten minste een zakelijk recht op het gebruik van de grond verkrijgt
- volledige zeggenschap heeft en verantwoordelijkheid draagt over het gebruik van de grond en over het ontwerp en de bouw van de woning
Bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte voor personen
Voorziet het omgevingsplan in nieuwe ontwikkelingen met gevolgen voor de inrichting van de openbare buitenruimte? Dan houdt de gemeente in het omgevingsplan rekening met het bevorderen van de toegankelijkheid van die openbare buitenruimte voor personen met een functiebeperking (artikel 5.162 Bkl).
Instructieregels over de uitoefening van taken voor de fysieke leefomgeving
Voorkomen belemmeringen gebruik en beheer hoofdspoorweginfrastructuur en rijkswegen
De regels in het omgevingsplan mogen het gebruik, de instandhouding, de verbetering of vernieuwing van hoofdspoorweginfrastructuur en rijkswegen niet belemmeren (artikel 5.163 Bkl).
lokale spoorwegen binnen vervoerregio's
Gaat het om gemeenten binnen de vervoerregio Amsterdam, Metropoolregio Rotterdam Den Haag en vervoerregio Utrecht? Deze leggen de geometrische begrenzing van het beperkingengebied, waarbinnen een vergunningplicht geldt voor een beperkingengebiedactiviteit voor lokaal spoor vast in het omgevingsplan (artikel 5.164 Bkl).
Lozen industrieel afvalwater in openbaar vuilwaterriool
De gemeente laat het lozen van industrieel afvalwater op het openbaar vuilwaterriool alleen toe als daarbij wordt voldaan aan de eisen van bijlage I, afdeling C, bij de richtlijn stedelijk afvalwater (artikel 5.165 Bkl). Dit geldt niet voor lozingen van industrieel afvalwater afkomstig van een milieubelastende activiteit die wordt aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Bebouwingscontour jacht
In het omgevingsplan wijst de gemeente een bebouwingscontour jacht aan, aansluitend aan het stedelijk gebied en aansluitend aan lintbebouwing langs wegen, waterwegen of waterkeringen (artikel 5.165a Bkl). Binnen de bebouwingscontour jacht en op terreinen die onmiddellijk grenzen aan de bebouwingscontour jacht is het uitvoeren van een jachtgeweeractiviteit niet toegestaan.
Bebouwingscontour houtkap
In het omgevingsplan wijst de gemeente een bebouwingscontour houtkap aan, aansluitend aan het stedelijk gebied (artikel 5.165b Bkl). Binnen de bebouwingscontour houtkap zijn de regels over het vellen van houtopstanden niet van toepassing.
Seveso-inrichting
Volledige door degene die de Seveso-inrichting exploiteert beheerde locatie, waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in een of meer Seveso-installaties, met inbegrip van:
- gemeenschappelijke of bijbehorende infrastructuur of activiteiten; en
- activiteiten die met het exploiteren van de Seveso-inrichting rechtstreeks samenhangen, in technisch verband staan en de kans op en de gevolgen van een zwaar ongeval kunnen vergroten, waarbij wordt verstaan onder:
- gevaarlijke stoffen: gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3, tiende lid, van de Seveso-richtlijn; en
- aanwezig zijn van gevaarlijke stoffen: werkelijke of verwachte aanwezigheid van gevaarlijke stoffen of van gevaarlijke stoffen waarvan redelijkerwijs kan worden voorzien dat ze kunnen ontstaan bij verlies van controle over de processen, in een hoeveelheid van ten minste de drempelwaarde, bedoeld in bijlage I, deel 1, kolom 2, of deel 2, kolom 2, bij de Seveso-richtlijn, met inachtneming van de aantekeningen bij die bijlage
Deze begripsbepaling staat in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).
Lees meer over wat een Seveso-inrichting is.