Overgangsrecht Ontgrondingenwet
Voor de Ontgrondingenwet geldt overgangsrecht voor de instrumenten ontgrondingsvergunning, ontgrondingenheffing en gedoogplicht.
Ontgrondingsvergunning
Een verleende ontgrondingsvergunning (artikel 3, Ontgrondingenwet) geldt als omgevingsvergunning voor een ontgrondingsactiviteit bedoeld in artikel 5.1, lid 1, onder c, Omgevingswet (artikel 4.13, lid 1, Invoeringswet Omgevingswet).
Neer informatie over de ontgrondingsactiviteit.
Lopende procedure ontgrondingsvergunning
Er is overgangsrecht voor de gevallen waarin een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet. Als de vergunningprocedure op de datum van inwerkingtreding nog niet is afgerond, dan blijft het oude recht van toepassing tot:
- het besluit onherroepelijk is, als tegen het besluit beroep openstaat
- het besluit van kracht is, als tegen het besluit geen beroep openstaat
Het oude recht blijft van toepassing, dus het oude bevoegd gezag neemt een besluit op basis van de oude regels. Het handelt de aanvraag af alsof het nog 31 december 2023 is. Het uitgangspunt is dus onder andere de oude beoordelingsregels, de oude totstandkomingsprocedure en de oude rechtsmiddelen.
Enkele bijzondere gevallen:
Lex silencio: Er is 1 uitzondering op de hoofdregel dat het oude recht van toepassing blijft: De inwerkingtreding van rechtswege op grond van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (lex silencio positivo), is niet van toepassing.
Vergunningplicht vervalt onder Omgevingswet: Een aanvraag voor een activiteit waarvoor de vergunningplicht onder de Omgevingswet verandert in een meldingsplicht, wordt automatisch een melding. Het bevoegd gezag hoeft dan geen besluit meer op de aanvraag te nemen. Bij een aanvraag voor meerdere activiteiten waarbij slechts een gedeelte meldingsplichtig wordt, gebeurt het volgende: Het bevoegd gezag neemt op grond van het oude recht een besluit over de activiteiten die na inwerkingtreding vergunningplichtig zijn. De rest van de aanvraag geldt als een melding voor activiteiten die na inwerkingtreding meldingsplichtig zijn.
Aanvraag omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM): Sommige OBM’s golden onder het oude systeem alleen voor oprichten of veranderen van een activiteit. Niet voor in werking zijn. Het bevoegd gezag handelt zo’n aanvraag af op grond van het oude recht en verleent dus een OBM. Dan is de vraag of zo’n OBM dan een omgevingsvergunning milieu in de zin van de Omgevingswet wordt. Deze geldt namelijk ook voor in werking zijn. Niet alleen voor oprichten of veranderen.
Navraag bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft opgeleverd dat artikel 4.13 van de Invoeringswet Omgevingswet er voor zorgt dat de OBM een omgevingsvergunning milieu in de zin van de Omgevingswet wordt. Het overgangsrecht sluit dus aan bij de reikwijdte van de vergunningplicht in de Omgevingswet. Niet bij de reikwijdte van de vergunningplicht in het oude systeem.
Onlosmakelijk verbonden toestemming: Artikel 2.7 van de Wabo verplichtte tot het in één aanvraag aanvragen van onlosmakelijk verbonden activiteiten. Bij een aanvraag van vóór 1 januari 2024, waarbij een onlosmakelijk verbonden activiteit ontbreekt, gebeurt het volgende: Het bevoegd gezag verzoekt om aanvulling van de aanvraag met de ontbrekende activiteit. Het bevoegd gezag handelt ook de aanvulling af op grond van het oude recht. De aanvulling is immers onderdeel geworden van een vóór 1 januari ingediende aanvraag.
Vooruitlopen op het nieuwe recht: Het bevoegd gezag handelt een aanvraag van vóór 1 januari 2024 af op grond van het oude recht. Het is wel toegestaan om in de vergunningvoorschriften al vooruit te lopen op het nieuwe recht. Dus bijvoorbeeld uit te gaan van de algemene regels van het Bal of het Bbl. Vergunningvoorschriften mogen immers ook uitgaan van een 'toekomstige' situatie. Het is weer niet toegestaan om een rechtsgrond in het Bal of Bbl te gebruiken. Zoals bijvoorbeeld een maatwerkmogelijkheid.
Melding bij aanvraag ontbreekt: Op grond van artikel 8.41a (oud) van de Wet milieubeheer moest er bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning Wabo in sommige gevallen een melding Activiteitenbesluit zitten. Wij bespreken dit geval op onze pagina Overgangsrecht Activiteitenbesluit milieubeheer.
Zie artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet en artikel 8.1.1, lid 4, van het Invoeringsbesluit Omgevingswet.
Verzoek schadevergoeding
Het oude recht blijft van toepassing op een verzoek om schadevergoeding als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet:
- een van de volgende voorwaarden geldt:
- een aanvraag voor een vergunning is ingediend
- een ontwerp van een ambtshalve te nemen besluit is ter inzage gelegd
- voor een ambtshalve te nemen besluit is toepassing gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht
- en de voorwaarde geldt: het verzoek om schadevergoeding wordt ingediend binnen 5 jaar nadat het besluit is vastgesteld
tot het besluit op het verzoek om schadevergoeding onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de schadevergoeding volledig is betaald.
Dit staat in artikel 4.17 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Vergoeding kosten schadevergoeding
Het oude recht blijft van toepassing als vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet kosten zijn gemaakt voor de behartiging van belangen door andere openbare lichamen, tot het tijdstip waarop:
- het besluit tot oplegging van een verplichting tot vergoeding van die kosten onherroepelijk wordt, of
- het besluit tot invordering van die kosten onherroepelijk wordt, of
- de verschuldigde kosten volledig zijn betaald
Dit staat in artikel 4.41, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Ontgrondingenheffing
De bepalingen van de Ontgrondingenwet blijven van toepassing op de ontgrondingenheffing (artikel 21f, Ontgrondingenwet) ter bestrijding van kosten:
- van de schadevergoeding (artikel 26, Ontgrondingenwet)
- van onderzoek naar het verband tussen een ontgronding en schade aan onroerende zaken, en de bepaling van de omvang van de schade
Dit overgangsrecht geldt als de belastbare feiten zich hebben voorgedaan vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet (artikel 4.40, Invoeringswet Omgevingswet).
Gedoogplichten
In de Ontgrondingenwet staan verschillende gedoogplichten.
Gelijkstelling
Een opgelegde gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek (artikel 21h, lid 1) geldt als een gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek als bedoeld in artikel 10.16, lid 1, van de Omgevingswet.
Een opgelegde gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek, en voor het aanbrengen, aanwezig zijn, onderhouden, gebruiken en verwijderen van de voor dat onderzoek nodige middelen (artikel 21g, lid 1) geldt als een gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek en voor het aanbrengen, in stand houden, onderhouden, gebruiken en verwijderen van de voor dat onderzoek benodigde middelen als bedoeld in artikel 10.16, lid 2, van de Omgevingswet.
Lopende procedure gedoogplicht
Als de procedure voor het opleggen van de gedoogplicht nog niet is afgerond, dan blijft het oude recht daarop van toepassing tot:
- het besluit onherroepelijk is, als tegen het besluit beroep openstaat
- het besluit van kracht is, als tegen het besluit geen beroep openstaat
Dit staat in artikel 4.3, 4.4 of 4.5, Invoeringswet Omgevingswet.
Vordering schadevergoeding gedoogplicht
Als door een gedoogplicht schade is ontstaan vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft het oude recht van toepassing op:
- een vordering tot schadevergoeding die is ingesteld binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van de Omgevingswet
- toewijzing van die vordering, totdat de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald
Dit staat in artikel 4.16, lid 3, van de Invoeringswet Omgevingswet.