Procedure ambtshalve besluit over een omgevingsvergunning waarvoor de uitgebreide procedure geldt
Op deze pagina vindt u de procedurestappen die het bevoegd gezag moet volgen bij een ambtshalve besluit over een omgevingsvergunning waarvoor de uitgebreide procedure geldt. Dit is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Algemeen
Een ambtshalve besluit is een besluit dat het bevoegd gezag zelfstandig neemt en niet op aanvraag. De procedurestappen gelden bij:
- het verlenen
- het wijzigen van de voorschriften
- intrekken van een omgevingsvergunning
De procedurebepalingen zijn te vinden in de Omgevingswet, het Omgevingsbesluit en de Awb. Wij geven geen voorlichting over de Awb. Toch hebben we voor het gemak de procedurestappen uit de Awb in verkorte vorm op deze pagina weergegeven.
Hieronder staan de procedurestappen. Ze hoeven niet altijd te gebeuren in de volgorde van deze pagina.
Vóór het ontwerpbesluit
Participatie
Het bevoegd gezag kan de omgeving bij een project betrekken door aan participatie te doen. Lees meer hierover op de pagina over participatie.
Advies vragen aan adviesorgaan
In sommige gevallen moet het bevoegd gezag advies vragen. Dan stuurt het bevoegd gezag het voorgenomen besluit naar het adviesorgaan.
Zie de artikelen 16.15 en 16.19 Omgevingswet.
Het ontwerpbesluit
Kennisgeving ontwerpbesluit
Het bevoegd gezag geeft vóór de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in een door hemzelf uitgegeven elektronische publicatie (gemeenteblad, provinciaal blad, enzovoort) via DROP.
Gaat het om een ontwerpbesluit tot verlening van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit? Dan vermeldt het bevoegd gezag dit in de kennisgeving.
Zie de artikelen 16.66, lid 4 en 5, Omgevingswet, artikel 3:12 Awb en de artikelen 12 en 13 Bekendmakingswet, voor de details van deze regeling.
Toezending ontwerpbesluit
Voorafgaand aan de terinzagelegging stuurt het bevoegd gezag het ontwerpbesluit naar de vergunninghouder.
Zie artikel 3:13 Awb.
Terinzagelegging ontwerpbesluit
Het bevoegd gezag legt het ontwerpbesluit en de bijbehorende stukken 6 weken ter inzage. De terinzagelegging vindt in ieder geval plaats in de gemeente waar de activiteit geheel of in hoofdzaak zal plaatsvinden. Dat geldt ook als de gemeente geen bevoegd gezag is.
De terinzagelegging is zowel elektronisch als op een door het bestuursorgaan aan te wijzen locatie. Het bestuur legt stukken altijd op dezelfde manier ter inzage.
Zie de artikelen 16.66, lid 2, Omgevingswet en 3:11 Awb.
Aanvulling ter inzage gelegde stukken
Als er tijdens de terinzagelegging nieuwe relevante stukken of gegevens zijn, legt het bevoegd gezag deze ook ter inzage.
Zie artikel 3:14 Awb.
Zienswijzen
Binnen 6 weken vanaf het moment van terinzagelegging kan iedereen, ongeacht of men belanghebbende is, zienswijzen naar voren brengen. Dit kan schriftelijk of mondeling gebeuren.
Zie de artikelen 16.23 Omgevingswet en 3:15 en 3:16 Awb.
Verslag mondelinge zienswijzen
Het bevoegd gezag maakt een verslag van mondeling ingebrachte zienswijzen.
Zie artikel 3:17 Awb.
Reactie degene die de activiteit verricht op zienswijzen
Bij een besluit tot wijziging van een vergunning, stelt het bestuursorgaan degene die de activiteit verricht zo nodig in de gelegenheid te reageren op naar voren gebrachte zienswijzen.
Zie artikel 3:15, lid 4, Awb.
Afwijkende beslistermijn bij intrekking
Bij een besluit tot intrekking van een omgevingsvergunning geldt een beslistermijn van 12 weken na de terinzagelegging van het ontwerp.
Zie artikel 3:18, lid 3, Awb.
Mededeling en kortere beslistermijn wanneer geen zienswijzen zijn ingediend
Als er tijdens de termijn van 6 weken geen zienswijzen op het ontwerpbesluit naar voren zijn gebracht, dan:
- doet het bevoegd gezag hiervan zo spoedig mogelijk mededeling in een door hemzelf uitgegeven elektronische publicatie (gemeenteblad, provinciaal blad, enzovoort).
- neemt het bevoegd gezag het besluit binnen 4 weken nadat de termijn voor zienswijzen is verstreken.
Zie artikel 3:18, lid 4, Awb.
Instemming
Als voor het nemen van de beslissing de instemming van een ander bestuursorgaan is voorgeschreven, stuurt het bevoegd gezag het voorgenomen besluit naar dat bestuursorgaan. Het bevoegd gezag wacht met het nemen van het definitieve besluit tot de instemming (of de weigering daarvan) binnen is.
Zie de artikelen 5.33 en 16.19 Omgevingswet.
Het besluit
Besluit over de omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag neemt een besluit tot wijzigen of intrekken van de omgevingsvergunning.
Bekendmaking besluit
Het bevoegd gezag maakt het besluit bekend door toezending of uitreiking van het besluit aan de vergunninghouder. Het bevoegd gezag vermeldt hierbij door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar en beroep mogelijk zijn.
Zie de artikelen 3:41 en 3:45 Awb voor de details van deze regeling.
Mededeling van het besluit
Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking doet het bevoegd gezag mededeling van het besluit aan:
- degenen die bij de voorbereiding ervan een zienswijze hebben ingebracht.
- een adviseur als het bevoegd gezag van zijn advies afwijkt.
Het bevoegd gezag vermeldt hierbij door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar en beroep mogelijk zijn.
Zie de artikelen 3:43, 3:44, lid 1 en 3, en 3:45 Awb voor details van deze regeling.
Kennisgeving besluit
Het bevoegd gezag geeft kennis van het besluit. De kennisgeving van het besluit bevat:
- een zakelijke weergave van de inhoud van het besluit
- de wijze waarop en de periode waarin de stukken waar de kennisgeving betrekking op heeft ter inzage liggen
De kennisgeving moet plaatsvinden voorafgaand aan de terinzagelegging van de stukken.
De kennisgeving vindt plaats via het elektronisch publicatieblad (gemeenteblad, provinciaal blad, enzovoort). U biedt de kennisgeving aan via DROP.
Zie artikel 3:44 Awb voor de manier waarop de kennisgeving moet plaatsvinden.
Terinzagelegging besluit
Het bevoegd gezag legt de omgevingsvergunning en de bijbehorende stukken ter inzage gedurende de beroepstermijn. De bijbehorende stukken zijn de stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het besluit. Het bevoegd gezag hoeft de volgende stukken niet ter inzage te leggen:
- stukken waarvoor mededeling conform artikel 12 van de Bekendmakingswet verplicht is
- stukken die het bevoegd gezag niet ter inzage mag leggen op grond van artikel 5.1 van de Wet open overheid. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing bij terinzagelegging. Als het bevoegd gezag op grond daarvan bepaalde stukken niet ter inzage legt, doet het daarvan mededeling.
De terinzagelegging is zowel elektronisch als op een door het bestuursorgaan aan te wijzen locatie. Het bestuur legt stukken altijd op dezelfde manier ter inzage.
Zie artikel 3:44, lid 1, onder a Awb, in samenhang gelezen met artikel 3:11 en 3:12, lid 1, Awb en de artikelen 12 en 13 Bekendmakingswet.
Inwerkingtreding
Een omgevingsvergunning die is voorbereid met de uitgebreide procedure treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop het besluit ter inzage is gelegd.
Uitgestelde inwerkingtreding
Dit is anders als de omgevingsvergunning een activiteit mogelijk maakt die kan leiden tot een wijziging van een bestaande toestand die niet kan worden hersteld. Mits de beoordelingsregels die bestaande toestand beschermen. Denk bijvoorbeeld aan kappen of slopen. Dan is het bevoegd gezag verplicht in de omgevingsvergunning op te nemen dat deze 4 weken na de dag van bekendmaking in werking treedt.
2 bijzonderheden:
- Binnen de termijn van 4 weken kan iemand een verzoek om een voorlopige voorziening indienen. Dan treedt de omgevingsvergunning niet in werking voordat de rechter op het verzoek heeft beslist. Belanghebbenden kunnen de voorzieningenrechter verzoeken de opschorting op te heffen of te wijzigen.
- Als er spoedeisende omstandigheden zijn, kan het bevoegd gezag bepalen dat de vergunning eerder in werking treedt. Het kan daarbij bepalen dat een verzoek om een voorlopige voorziening geen schorsende werking heeft.
Zie artikel 16.79 Omgevingswet.
Meer informatie vindt u op de pagina Bijzondere procedureregels omgevingsvergunning voor onomkeerbare activiteiten.
Niet besproken
Enkele procedurestappen zijn vanwege hun zeldzaamheid niet meegenomen. Het gaat hier bijvoorbeeld om:
- de coördinatieregeling van paragraaf 3.5.3 Awb.
- artikel 3:11, tweede lid, Awb: mededeling niet ter inzage leggen bepaalde stukken op grond van artikel 5.1 van de Wet open overheid.
- artikel 16.58 Omgevingswet: overleg en overeenstemming met eigenaar kerkelijk rijksmonument.
- artikel 16.80 Omgevingswet: regeling afwijkende datum inwerkingtreding bij een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit of een omgevingsplanactiviteit, die bestaat uit een bouwactiviteit of het in stand houden van een bouwwerk als het gaat om het oprichten of wijzigen van een inrichting waarvoor ook een Kernenergiewetvergunning nodig is.
- artikel 10.22a Omgevingsbesluit: sturen afschrift omgevingsvergunning aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit en een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit in een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht.
Zie ook
Op de website van de VNG staat een heldere bespreking van alle wettelijk verplichte communicatiemomenten bij de vergunningverlening.