Bodemregels opslaan van diesel, oxiderende, bijtende of aquatoxische vloeistoffen in bovengrondse opslagtanks (paragraaf 4.94 Bal)
Voor het opslaan van diesel, oxiderende, bijtende of aquatoxische vloeistoffen of oliën, vetten of pekel in bovengrondse opslagtanks gelden bodemregels uit paragraaf 4.94 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Het gaat onder meer om de aanwijzing van eindonderzoek bodem en bodembeschermende voorzieningen in hoofdstuk 5. Verder gaat het om de eventuele certificering of erkenning en keuringen, mobiele tanks en het verwijderen van opslagtanks.
Wanneer de regels van toepassing zijn
In hoofdstuk 3 en 4 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) staat of de regels van toepassing zijn. De regels gelden als:
- uw activiteit onder het toepassingsbereik van paragraaf 4.94 valt
- uw activiteit valt onder paragraaf 3.2.8 Opslagtank voor vloeistoffen en tankcontainer of verpakking die wordt gebruikt als opslagtank voor vloeistoffen
Eindonderzoek bodem en bodembeschermende voorzieningen
Artikel 4.928 Bal wijst de modules eindonderzoek bodem en bodembeschermende voorzieningen aan.
Certificering en erkenning
Voor het opslaan van diesel, oxiderende, bijtende of aquatoxische vloeistoffen of oliën, vetten of pekel in een bovengrondse opslagtank is een installatiecertificaat niet verplicht.
Een uitzondering is als er op de bovengrondse tank een ondergrondse leiding is aangesloten. Dan is het verplicht installatie, onderhoud en reparatie van de tank en de bovengrondse leidingen te laten doen door een onderneming met een certificaat voor BRL SIKB 7800. Voor het deel met de ondergrondse leidingen, gebeurt dat door een onderneming met een erkenning voor BRL SIKB 7800. Ook als de bovengrondse tank gedeeltelijk in de bodem of een terp ligt, gebeurt dit door een onderneming met een erkenning voor BRL SIKB 7800.
Bijlage I van het Bal omschrijft een 'erkenning bodemkwaliteit' als een erkenning als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit. Het Besluit bodemkwaliteit omschrijft een erkenning als 'beschikking van de minister van Infrastructuur en Waterstaat, waarbij vaststaat dat een persoon of een instelling voor een werkzaamheid voldoet aan de voorwaarden uit het Besluit bodemkwaliteit'.
Waarom geen verplichting voor bepaalde stoffen?
Er is geen verplichte certificering voor bovengrondse tanks met diesel, oxiderende, bijtende, aquatoxische vloeistoffen of oliën, vetten of pekel. Dat is gedaan om de volgende reden.
De certificering van bovengrondse opslagtanks is ooit ingevoerd via de oude richtlijn CPR 9-6, als een maatregel die bijdraagt aan arbeidsveiligheid, brandveiligheid en externe veiligheid van de opslag. Met de overgang naar PGS 30 is daaraan toegevoegd dat de certificering ook een positief effect heeft op de bescherming van de bodem.
Onder de Omgevingswet is voor externe veiligheid het uitgangspunt dat het Bal alleen regels stelt aan een activiteit met een risicocontour van 10-6. Opslagtanks tot 150 m3 met diesel, oxiderende, bijtende of aquatoxische stoffen of oliën, vetten of pekel, hebben een dergelijke risicocontour niet. Vandaar dat de certificering voor bovengrondse opslagtanks met deze vloeistoffen niet meer verplicht is.
Voor bodembescherming is het aangewezen beste beschikbare technieken-document (BBT-document): Bodembescherming: combinaties van voorzieningen en maatregelen (BB-CVM). Vroeger heette dat NRB. In BB-CVM is voor bovengrondse opslagtanks geen certificering van de tankinstallatie verplicht. Het stellen van bodembeschermende regels is voldoende om de bescherming van de bodem te waarborgen.
Bij een tankinstallatie met een installatiecertificaat BRL SIKB 7800, is zeker dat aan de eisen van het Bal paragraaf 4.94 en aan de zorgplicht wordt voldaan.
Bodembeschermende voorziening en lekdetectie
Een bovengrondse opslagtank is boven of in een lekbak geplaatst of heeft een dubbelwandige uitvoering met een lekdetectiesysteem in de wand. Als een dubbelwandige opslagtank met lekdetectie aanwezig is, moet een gecertificeerde onderneming voor BRL SIKB 7800 het lekdetectiesysteem (elektronisch of lekdetectiepot) hebben aangelegd.
Ook moet de ondernemer de lekdetectie regelmatig controleren. Voor een lekdetectiepotsysteem bestaat dit uit het controleren van het vloeistofniveau. Dit kan de ondernemer zelf. Hij moet dat minstens eenmaal per maand doen. Van de uitgevoerde controles moet hij minstens eenmaal per jaar een aantekening maken in het logboek.
Wanneer hij een gebrek constateert, laat hij het lekdetectiepotsysteem binnen 4 weken repareren door een onderneming met een certificaat voor BRL SIKB 7800.
Heeft de dubbelwandige opslagtank een elektronisch lekdetectiesysteem? Dan moet een onderneming met een certificaat voor BRL SIKB 7800 dat systeem jaarlijks controleren.
Aansluitpunt vulleiding of leegzuigleiding
Het aansluitpunt van een vulleiding of leegzuigleiding zit boven een vloeistofdichte bodemvoorziening of boven of in een vulpuntmorsbak.
Als de vulpuntmorsbak op de opslagtank is geplaatst, heeft die een inhoud van minimaal 5 liter. Wanneer de vulpuntmorsbak niet op de opslagtank is geplaatst, heeft deze een inhoud van minimaal 65 liter.
Is een vloeistofdichte bodemvoorziening aangesloten op een vuilwaterriool (bedrijfsriool)? Dan moet het deel van het vuilwaterriool dat hierop is aangesloten, vloeistofdicht zijn vanaf de aansluiting van de bodemvoorziening tot aan de slibvangput en olieafscheider. Voldoet het afvalwater aan de emissiegrenswaarde voor olie (Bal artikel 4.941)? Dan geldt de eis van vloeistofdichtheid van het vuilwaterriool niet.
Geen aansluiting op vuilwaterriool
Een vloeistofdichte bodemvoorziening met daarboven het aansluitpunt van een vulleiding of leegzuigleiding van oxiderende, bijtende, aquatoxische vloeistoffen of pekel, mag niet zijn aangesloten op een vuilwaterriool. De reden is dat een olieafscheider voor deze stoffen niet doeltreffend is. Een olieafscheider kan deze vloeistoffen niet afvangen. Daardoor kunnen deze vloeistoffen ongezuiverd in het vuilwaterriool terechtkomen. Dat betekent dat het bedrijf het afvalwater en het hemelwater van de vloeistofdichte bodemvoorziening als afval moet afvoeren.
Overvullen voorkomen
Bij het overvullen van een opslagtank bestaat het risico op bodemverontreiniging. Er zijn dan ook maatregelen nodig om overvullen te voorkomen. Heeft het bedrijf de hier beschreven maatregelen getroffen, zoals een installatiecertificaat (waar een gecertificeerde overvulbeveiliging onderdeel van is)? Dan is aannemelijk dat er voldoende maatregelen zijn getroffen om overvullen te voorkomen.
Leegstromen opslagtank voorkomen
Het bedrijf moet voorkomen dat een bovengrondse opslagtank kan leegstromen bij een breuk in een leiding of het falen van de installatie. Dat kan bijvoorbeeld door het toepassen van een anti-hevelbeveiliging. Als er voor de opslagtank een installatiecertificaat (waar een gecertificeerde anti-hevelvoorziening onderdeel van is) is, is aannemelijk dat het bedrijf genoeg maatregelen heeft getroffen om leegstromen te voorkomen.
Controle kathodische bescherming ondergrondse stalen leiding
Als er op een bovengrondse opslagtank ondergrondse leidingen van staal zijn aangesloten, moeten deze kathodische bescherming hebben. Dit is alleen vereist als de noodzaak daarvoor volgt uit een bodemweerstandsmeting. Wanneer volgens zo'n meting geen kathodische bescherming vereist is, moet het bedrijf wel jaarlijks een stroomopdrukproef (laten) uitvoeren om te controleren of de stalen leidingen niet door corrosie zijn aangetast. Een inspectie-instantie met een accreditatie voor AS SIKB 6800 moet de kathodische bescherming jaarlijks beoordelen en goedkeuren.
Keuring bovengrondse opslagtank met ondergrondse leidingen
Voor bovengrondse opslagtanks waarop ondergrondse leidingen zijn aangesloten, gebeurt de beoordeling en goedkeuring van de bovengrondse tank en leidingen periodiek door een inspectie-instantie met een certificaat voor BRL SIKB 7800. De BRL SIKB 7800 (deelgebied 15 en 16) is namelijk het normdocument voor keuren of (her)classificeren van bovengrondse tanks en aangesloten bovengrondse leidingen.
Wanneer de bovengrondse tank gedeeltelijk in de grond ligt of in een terp, gebeurt de periodieke beoordeling en goedkeuring volgens AS SIKB 6800. En door een bedrijf met een accreditatie voor AS SIKB 6800 – protocol 6811. Dit geldt ook voor de ondergrondse leidingen. Voor ondergrondse delen is AS SIKB 6800 het normdocument. Het bedrijf dat de keuring uitvoert moet geaccrediteerd zijn, en voor de ondergrondse delen een erkenning hebben voor AS SIKB 6800 – protocol 6811. Dat is omdat het keuren van een ondergrondse tankinstallatie (opslagtanks, leidingen en appendages) in de Regeling bodemkwaliteit staat als een werkzaamheid die onder erkenning bodemkwaliteit moet gebeuren.
Na een periodieke keuring van de tankinstallatie, geeft de gecertificeerde tankinstallateur een installatiecertificaat conform BRL SIKB 7800 af.
In tabel 4.938 bij artikel 4.938 staat de termijn voor de eerste keuring na installatie van de opslagtank met ondergrondse leidingen. En de herkeuringstermijnen. De termijnen zijn afhankelijk van de soort opslagtank (enkelwandig of dubbelwandig en staal of kunststof) en of er een inwendige coating is aangebracht door een gecertificeerde onderneming.
Visuele controle mobiele opslagtank
Voor een mobiele opslagtank geldt een extra eis. Na het verplaatsen ervan is het van belang om de tankinstallatie visueel te controleren op beschadigingen die kunnen zijn ontstaan. Een mobiele opslagtank hoeft niet meer te voldoen aan bijlage D.1 van PGS 30. Daarmee is de 2,5-jaarlijkse keuring komen te vervallen.
Verwijderen opslagtank
Bij vervangen of ongeschiktheid van een opslagtank moet het bedrijf de opslagtank als afvalstof afvoeren. Op grond van de specifieke zorgplicht van het Bal artikel 2.11 moet afvoer van afvalstoffen plaatsvinden. Dat moet binnen een redelijke termijn na beëindiging van de activiteit. Dat betekent dat afvoer van een opslagtank, die als afvalstof geldt, binnen een redelijke termijn afhankelijk van de opgeslagen stof moet plaatsvinden naar een erkend tankverwerkingsbedrijf. Voor het verwijderen van de opslagtank moet de aanwezige vloeistof worden verwijderd.
De eigenaar van een oude opslagtank heeft voor de verwijdering van de tank 2 keuzes:
- Hij voert de opslagtank af als een gevaarlijke afvalstof (ongereinigde tank) naar een erkend tankverwerkingsbedrijf om te verschroten. Hierbij moet de eigenaar zorgen dat het transport voldoet aan de ADR-wetgeving.
- Hij laat de opslagtank door een gecertificeerd tanksaneringsbedrijf afvoeren naar een erkend tankverwerkingsbedrijf om te verschroten. De tank wordt daarbij voor het transport gereinigd en is daarmee een bedrijfsafvalstof geworden.
In beide gevallen ontvangt de eigenaar een tanksaneringscertificaat waarmee hij kan aantonen dat de opslagtank op de juiste wijze is gesaneerd.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.