Bodemvoorschriften graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit (paragraaf 4.120 Bal)
Voor de milieubelastende activiteit Graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit gelden bodemvoorschriften uit paragraaf 4.120 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Het gaat om voorschriften over voorafgaand bodemonderzoek, zorgvuldig graven en tijdelijke opslag.
Wanneer de regels van toepassing zijn
In de hoofdstukken 3 en 4 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) staat of de regels van toepassing zijn. Deze regels gelden als
- uw activiteit onder het toepassingsbereik van paragraaf 4.120 valt en
- uw activiteit onder paragraaf 3.2.22 Graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde valt
Voorafgaand bodemonderzoek
Graven in de bodem is niet toegestaan zonder voorafgaand bodemonderzoek. Bodemonderzoek is van belang om zorgvuldig te kunnen graven door onderscheid te maken in partijen van verschillende bodemkwaliteit. Ook bepaalt het bodemonderzoek welke activiteit van toepassing is. Als uit het bodemonderzoek blijkt dat de interventiewaarde bodemkwaliteit voor geen enkele stof wordt overschreden, dan gelden de regels voor het graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde. Er is bij de activiteit graven in de bodem geen omvangscriterium meer voor de omvang van de verontreiniging groter dan de interventiewaarde.
Het voorafgaand bodemonderzoek is niet nodig in geval van een spoedreparatie aan vitale ondergrondse infrastructuur. Dan ontbreekt namelijk de tijd om eerst bodemonderzoek uit te voeren.
Zorgvuldig graven: gescheiden houden van vrijkomende grond
Bij het graven, terugplaatsen, opslaan en afvoeren van grond moeten partijen grond van verschillende kwaliteitsklassen gescheiden blijven. De indeling van partijen van verschillende kwaliteitsklassen volgt uit het voorafgaand bodemonderzoek. Gescheiden ontgraven is van belang om vermenging van verschillende kwaliteiten grond te voorkomen en doelmatige afvalwerking te bevorderen.
Voor het gescheiden houden van matig of sterk verontreinigde grond tijdens het graven gelden aanvullende criteria. Deze zijn gericht op de verwerking van zoveel mogelijk verontreinigde grond via reiniging of immobilisatie. Voorkomen moet worden dat door vermenging reinigen of immobilisatie niet meer mogelijk is. Voor het indelen van partijen voor de vrijkomende matig of sterk verontreinigde grond gelden de volgende criteria:
- apart houden van verschillende grondsoorten (zand, klei en veen). Ook lagen met verschillende mate van bodemvreemd materiaal moeten gescheiden blijven.
- apart houden van partijen met een gewogen gehalte asbest onder en boven de interventiewaarde bodemkwaliteit.
- apart houden van partijen die uitsluitend matig of sterk verontreinigd zijn met organische verbindingen. Deze partijen zijn namelijk geschikt voor thermische of biologische reiniging.
Tijdelijke opslag van vrijkomende grond
Tijdens het graven is het soms nodig om de grond op de ontgravingslocatie tijdelijk op te slaan. Bijvoorbeeld om een afvoerbestemming te vinden of om de grond na afloop van het werk weer terug te plaatsen. De bij het ontgraven gescheiden partijen moeten ook bij de tijdelijke opslag gescheiden blijven. Bijvoorbeeld door tussen de partijen enige afstand te houden of een fysieke scheidingswand aan te brengen.
Het is toegestaan om bodemvreemd materiaal zoals puin uit de partij te zeven. Als de partij grond de kwaliteitsklasse matig of sterk verontreinigd heeft en het zeven gericht is op het verbeteren van de kwaliteit van de grond, dan geldt er een erkenningsplicht. De aannemer die het (droog of nat) zeven uitvoert, moet dan een erkenning voor de BRL SIKB 7500 en onderliggend protocol 7510 hebben. Het zeven wordt dan gezien als een ex-situ bewerking van verontreinigde grond. Een voorbeeld hiervan is het zeven van grof asbesthoudend materiaal uit de grond. Als het zeven niet tot doel heeft om milieuhygienische kwaliteit van de grond te verbeteren, dan geldt er geen erkenningsplicht voor de BRL SIKB 7500. Ook het zeven van bodemvreemd materiaal uit herbruikbare grond (bijvoorbeeld kwaliteitsklasse Industrie) valt niet onder deze erkenningsplicht.
Opslag op de ontgravingslocatie is toegestaan onder de regels van deze activiteit gedurende het uitvoeren van het werk tot uiterlijk acht weken na de beëindiging daarvan. Na deze termijn moet de grond in principe afgevoerd zijn. Afvoer kan plaatsvinden naar een verwerker (reinigen of immobiliseren), stortplaats (met een Aanvraag verklaring niet reinigbaarheid grond via rijkswaterstaat.nl) of naar een vergunde opslaglocatie. Het langer opslaan op dezelfde locatie is niet zonder meer mogelijk, behalve als het bevoegd gezag hier via een maatwerkvoorschrift toestemming voor geeft. Voor het langer opslaan van de grond moet de initiatiefnemer een omgevingsvergunning aanvragen voor de opslag van grond of baggerspecie. Hiervoor gelden andere voorwaarden aan de opslag.
Tijdelijke uitname
Het is toegestaan om de ontgraven grond na afloop van het werk weer terug te plaatsen in de oorspronkelijke bodem. In dat geval gelden voor het terugplaatsen niet de regels voor het toepassen van grond en baggerspecie maar alleen de regels voor de activiteit graven in de bodem. Daarvoor gelden de volgende voorwaarden:
- de grond heeft geen bewerking ondergaan, anders dan het uitzeven van bodemvreemd materiaal (let op: voor het uitzeven van bodemvreemd materiaal gericht op het verbeteren van de milieuhygiënische kwaliteit geldt een erkenningsplicht voor de BRL SIKB 7500)
- het terugplaatsen vindt plaats in hetzelfde en onder dezelfde omstandigheden.
Op de webpagina over het tijdelijk uitnemen van grond of baggerspecie staat meer over deze criteria.
Kwaliteitsborging
Bij het graven in sterk verontreinigde grond is het van belang dat dit zorgvuldig gebeurt. Er gelden dan ook regels om de kwaliteit te borgen, ook wel kwaliteitsborging bij bodemintermediairs (Kwalibo) genoemd. De uitvoering van het graven moet plaatsvinden door een organisatie die volgens het Besluit bodemkwaliteit erkend is voor BRL SIKB 7000. Verder is in de volgende situaties milieukundige begeleiding noodzakelijk door een voor de BRL SIKB 6000 erkende organisatie en persoon:
- als het terugplaatsen van de grond niet mogelijk is en dus sprake is van afvoer van grond. Omdat het praktisch gezien bijna nooit mogelijk is om alle grond weer terug te brengen in het profiel van ontgraving geldt hiervoor een bovengrens van 25 m3. Dit wil zeggen dat wordt voldaan aan de genoemde voorwaarde als ten hoogste 25 m3 verontreinigde grond niet kan worden teruggeplaatst en van de locatie moet worden afgevoerd.
- bij het doorgraven van een afdeklaag, leeflaag of andere duurzame afdeklaag
- bij meerdere partijen grond van verschillende kwaliteit waarbij gescheiden graven aan de orde is
De verplichte milieukundige begeleiding en de erkenningsplicht voor de organisatie die de activiteit uitvoert geldt alleen voor het gedeelte van de activiteit waarbij er sprake is van een overschrijding van de interventiewaarde bodemkwaliteit.
Let op: er gelden ook andere voorschriften
Naast de bodemvoorschriften gelden ook andere voorschriften. Deze vindt u op de pagina Inhoudelijke regels graven in bodem boven de interventiewaarde bodemkwaliteit. Afhankelijk van de locatie kunnen ook inhoudelijke regels voor graven in bodem onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit gelden.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.