Bodemvoorschriften opslaan van goederen (paragraaf 4.104 Bal)
Voor het opslaan van goederen gelden bodemvoorschriften uit paragraaf 4.104 van het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal). Het gaat onder meer om de indeling in bodembedreigende goederen en de aanwijzing van de modules eindonderzoek bodem en bodembeschermende voorzieningen in hoofdstuk 5. Ook staat erin welke bodembeschermende voorzieningen nodig zijn.
Wanneer de regels van toepassing zijn
In hoofdstuk 3 en 4 van het Bal staat of de regels voor het opslaan van goederen van toepassing zijn. De regels gelden als:
- uw activiteit onder het toepassingsbereik van paragraaf 4.104 valt
- hoofdstuk 3 van het Bal deze voor uw activiteit aanwijst
Indeling in bodembedreigende goederen
In het Bal worden bodembedreigende goederen die vallen onder paragraaf 4.104 ingedeeld als:
- lekkende goederen, in bijlage IVA, deel A
- uitlogende goederen, in bijlage IVA, deel B
- vermestende goederen, in bijlage IVA, deel C
Bekijk een overzicht van lekkende, uitlogende en vermestende goederen in bijlage IVA (pdf, 225 kB).
Eindonderzoek bodem en bodembeschermende voorzieningen
Artikel 4.1055 Bal wijst de modules eindonderzoek bodem en bodembeschermende voorzieningen aan. De aanwijzing naar de module eindonderzoek bodem in dit artikel geldt niet voor goederen die ingedeeld zijn als vermestende goederen in bijlage IVA deel C van het Bal.
Bodembeschermende voorziening bij opslaan van lekkende goederen
De opslag van goederen waaruit bodembedreigende stoffen kunnen lekken, vindt plaats boven een vloeistofdichte bodemvoorziening.
Een bedrijfsriool dat is aangesloten op de vloeistofdichte bodemvoorziening moet vloeistofdicht zijn. Het gedeelte van het bedrijfsriool dat vloeistofdicht moet zijn, geldt vanaf de aansluiting van de vloeistofdichte bodemvoorziening tot aan de slibvangput en olieafscheider. De slibvangput en de olieafscheider hoeven niet vloeistofdicht uitgevoerd te worden, omdat deze aan de regels van NEN-EN 858 -1 en -2 moeten voldoen. In deze NEN-EN 858 staan regels voor lekdichtheid.
Voldoet het afvalwater aan de emissiegrenswaarden van tabel 4.1059? Dan mag het afvalwater direct op het vuilwaterriool (openbaar riool) worden geloosd. Het afvalwater hoeft dan niet eerst gezuiverd te worden. En het bedrijfsriool hoeft dan ook niet vloeistofdicht te zijn.
Daarnaast geldt dit artikel niet voor het opslaan van autowrakken of wrakken van tweewielige motorvoertuigen of gedemonteerde onderdelen daarvan, bedoeld in artikel 4.576. Het Bal paragraaf 4.47 'Autodemontage en tweewielerdemontage' heeft zijn eigen bodemvoorschriften die net iets afwijken van de bodemvoorschriften in artikel 4.1063 en 4.1064. Voor de opslag van wrakken en gedemonteerde onderdelen gelden dus niet de voorschriften van artikel 4.1063 en 4.1064, maar de bodemvoorschriften in de paragraaf over autodemontage. Voor de opslag van andere stoffen dan wrakken of gedemonteerde onderdelen bevat de paragraaf over autodemontage geen bodemvoorschriften. Daarvoor kunnen wel de bodemvoorschriften in artikel 4.1063 en 4.1064 gelden.
Bodembeschermende voorziening bij opslaan van uitlogende goederen
Sommige goederen kunnen bij contact met water (hemelwater of grondwater) gaan uitlogen. Degene die de activiteit verricht, heeft de keuze welke bodembeschermende voorziening hij of zij toepast. De eerste keuze is een vloeistofdichte bodemvoorziening aan te leggen, waarbij ook het deel van het vuilwaterriool vanaf de afsluiting tot de slibvangput en olieafscheider vloeistofdicht moet zijn. De tweede keuze is een aaneengesloten bodemvoorziening, waarbij de bodemvoorziening tegen inregenen is beschermd.
Voor bepaalde goederen, zoals C-hout met KOMO-certificaat, geldt dat ze als bouwmateriaal worden toegepast. Bij de opslag van grotere hoeveelheden hiervan, is een aaneengesloten bodemvoorziening zonder overkapping gelijkwaardig aan de maatregelen voor uitlogende goederen in artikel 4.1064.
Een bedrijfsriool dat is aangesloten op de vloeistofdichte bodemvoorziening moet vloeistofdicht zijn. Het gedeelte van het bedrijfsriool dat vloeistofdicht moet zijn, geldt vanaf de aansluiting van de vloeistofdichte bodemvoorziening tot aan de slibvangput en olieafscheider. De slibvangput en de olieafscheider hoeven niet vloeistofdicht uitgevoerd te worden, omdat deze aan de regels van NEN-EN 858 -1 en -2 moeten voldoen. In deze NEN-EN 858 staan regels voor lekdichtheid.
Wanneer het afvalwater voldoet aan de emissiegrenswaarden van tabel 4.1059, dan mag het afvalwater direct op het vuilwaterriool (openbaar riool) worden geloosd. Het afvalwater hoeft dan niet eerst gezuiverd te worden. En het bedrijfsriool hoeft dan ook niet vloeistofdicht te zijn.
De regels voor uitlogende goederen gelden niet voor het opslaan van autowrakken of wrakken van tweewielige motorvoertuigen of gedemonteerde onderdelen daarvan, bedoeld in artikel 4.576. Het Bal paragraaf 4.47 'Autodemontage en tweewielerdemontage' heeft zijn eigen bodemvoorschriften die net iets afwijken van de bodemvoorschriften in artikel 4.1063 en 4.1064. Voor de opslag van wrakken en gedemonteerde onderdelen gelden dus niet de voorschriften van artikel 4.1063 en 4.1064, maar de bodemvoorschriften in de paragraaf over autodemontage. Voor de opslag van andere stoffen dan wrakken of gedemonteerde onderdelen bevat de paragraaf over autodemontage geen bodemvoorschriften. Daarvoor kunnen wel de bodemvoorschriften in deze artikelen gelden.
Bodembeschermende voorziening bij opslaan van vermestende goederen
Vermestende goederen zijn onder andere GFT-afval, voedselafval en dierlijke afvalstoffen of slachtafval. De opslag van vermestende goederen waaruit bodembedreigende stoffen kunnen lekken of uitlogen, vindt plaats boven een aaneengesloten bodemvoorziening. Dit voorkomt dat vloeistoffen uit de vermestende goederen in de bodem kunnen komen.
Let op: er gelden ook andere voorschriften
Naast bodemvoorschriften gelden ook andere voorschriften. Deze vindt u op de pagina Inhoudelijke regels opslaan van goederen.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.