Wanneer de regels van toepassing zijn
In de hoofdstukken 3 en 4 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) staat of de regels van toepassing zijn. Deze regels gelden als:
Voorafgaand bodemonderzoek
Voorafgaand aan de bodemsanering is een bodemonderzoek gedaan dat voldoet aan de regels voor voorafgaand bodemonderzoek. Die verplichting staat in artikel 4.1239. De regels staan in paragraaf 5.2.2 van het Bal. Kennis van de bodemkwaliteit is belangrijk om te bepalen of het nodig is om te saneren. Bij de saneringsaanpak verwijderen van de verontreiniging is de omvang van de verontreiniging belangrijk om de ontgravingsgrenzen op de locatie te bepalen. Omvang wil zeggen: afbakening in horizontale en verticale richting.
Standaard saneringsaanpakken
Er zijn volgens artikel 4.1240 2 standaard saneringsaanpakken mogelijk:
Ook is het mogelijk om beide aanpakken te combineren: een deel van de verontreiniging verwijderen en een deel afdekken. De initiatiefnemer maakt zelf een keuze. Maar hij moet zich realiseren dat bij de saneringsaanpak afdekken een restverontreiniging achterblijft. Daardoor blijft er na de sanering nazorg nodig: het in stand houden van een afdeklaag. En zijn er gebruiksbeperkingen: niet dieper graven dan de onderzijde van de afdeklaag.
Als saneren met een andere techniek dan de standaard saneringsaanpakken de voorkeur heeft (een in-situ sanering), dan is maatwerk voor het saneren van de bodem mogelijk.
Afdekken
De afdeklaag moet voldoen aan de eisen die artikel 4.1241 stelt. De afdeklaag mag bestaan uit:
- een duurzaam aaneengesloten afdeklaag, waaronder in ieder geval beton, asfalt, asfaltbeton betonplaat of bestrating met klinkers of tegels vallen.
- een leeflaag: een laag grond of baggerspecie met een minimale dikte van minimaal 1,0 m. De leeflaag moet voldoende kwaliteit hebben: dezelfde kwaliteitseisen die gelden voor het toepassen van grond of baggerspecie. Het is gebruikelijk om tussen de leeflaag en de onderliggende verontreinigde bodem een signaallaag (bijvoorbeeld geodoek) aan te brengen. Die waarschuwt voor de verontreiniging die zich onder die laag bevindt.
Het is toegestaan om verontreinigde grond die vrijkomt bij de uitvoering van de sanering te herschikken direct onder de afdeklaag.
Verwijderen
Artikel 4.1242 regelt dat grond met concentraties boven de interventiewaarde bodemkwaliteit of de lokale waarde voor toelaatbare kwaliteit uit het omgevingsplan wordt gesaneerd door het te ontgraven. Na sanering mag de concentratie in de bodem binnen de saneringslocatie niet meer hoger zijn dan de kwaliteitseisen die horen bij de bodemfunctieklasse waarin de landbodem ter plaatse is ingedeeld: landbouw/natuur, wonen of industrie. De bodemfunctieklasse Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) volgt uit de bodemfunctieklassenkaart. Controle op het te bereiken saneringsresultaat vindt plaats door de milieukundige begeleiding, via bemonstering en analyse van putwand- of putbodemmonsters op de gesaneerde stoffen.
Via maatwerkregels of het aanvragen van een maatwerkvoorschrift is het mogelijk om een afwijkende terugsaneerwaarde te hanteren. Bijvoorbeeld door aan te sluiten bij de kwaliteitseisen die gelden voor het toepassen van grond of baggerspecie. Als er sprake is van een sanering op een niet-genormeerde stof die in een gebied of op een locatie voorkomt, is het mogelijk om via maatwerkregels in het omgevingsplan of via een maatwerkvoorschrift een terugsaneerwaarde vast te leggen.
Maatwerk bij saneringsaanpak
Gemeenten hebben de mogelijkheid om in het omgevingsplan maatwerkregels Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) te stellen die (gedeeltelijk) afwijken van de standaardaanpakken. Bijvoorbeeld andere terugsaneerwaarden. Of afwijkende diktes voor de afdeklaag. Zo kan een gemeente, in de laag gelegen polders in het westen van Nederland, waarbij het grondwater reikt tot enkele decimeters onder het bestaande maaiveld, in het omgevingsplan een geringere dikte opnemen. Ook kan de gemeente een bepaalde saneringsaanpak voorschrijven of uitsluiten. Dit kan bijvoorbeeld als het voor klimaatadaptatie ongewenst is dat er grote oppervlakten aan verhardingslagen komen. Of als graven vanwege archeologische waarden of kabels en leidingen ongewenst is. Maatwerkregels kunnen ook gaan over extra maatregelen die nodig zijn om de kwaliteit van het grondwater te verbeteren.
Daarnaast kan de initiatiefnemer via een verzoek om een maatwerkvoorschrift Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) een alternatieve saneringsaanpak voorstellen. Bijvoorbeeld een in-situ sanering. Het bevoegd gezag neemt hierover een maatwerkbesluit. Dit kan aan de orde zijn als zowel graven als afdekken niet leiden tot het gewenste resultaat. Of als een aanpak met maatwerk andere voordelen heeft. Denk aan doorlooptijd, kosten, zekerheid of minder overlast. Het bevoegd gezag kan naar aanleiding van de melding ook zelf besluiten een maatwerkvoorschrift op te leggen.
Kwaliteitsborging
Artikel 4.1243 regelt dat alleen een onderneming met een onder het Besluit bodemkwaliteit afgegeven erkenning bodemkwaliteit Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) voor BRL SIKB 7000 de sanering mag uitvoeren. Artikel 4.1244 regelt milieukundige begeleiding van de activiteit verplicht is door een onderneming met een erkenning voor BRL SIKB 6000. Bij de milieukundige begeleiding is er onderscheid tussen milieukundige processturing en milieukundige verificatie. De processturing bestaat uit milieukundige sturing geven aan de bodemsanering in het veld, zoals het aangeven van de ontgravingsgrens en de bestemming van vrijkomende grond. Verificatie bestaat uit het eindresultaat van de sanering beschrijven en controleren, bijvoorbeeld via bemonstering van putbodems. Na afloop van stelt de milieukundige begeleiding voor zowel het onderdeel processturing als verificatie het evaluatieverslag over de sanering op.
Aanvullende maatregelen uitdampen
Als na afloop van de sanering nog vluchtige stoffen zoals vluchtige aromaten of vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen in de bodem of het grondwater zitten, bestaat een risico op uitdamping van de verontreiniging naar de binnenlucht van een gebouw. In dat geval moet de initiatiefnemer maatregelen nemen die deze uitdamping voorkomen. De initiatiefnemer bepaalt die zelf. Het aanbrengen van een dampdichte laag of voldoende ventilatievoorzieningen in het gebouw, zijn afdoende maatregelen. Via een binnenluchtonderzoek dat is uitgevoerd volgens de richtlijn van het RIVM kan de initiatiefnemer aantonen of de genomen maatregelen voldoende zijn. Toetsing van de gemeten waarden kan plaatsvinden aan de Toxicologische Toelaatbare Concentratie in Lucht (TCL) in μg per m3 lucht, zoals opgenomen bijlage VB van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Als is gekozen voor de saneringsaanpak verwijderen, is doorgaans geen sprake meer van uitdamping, omdat het grootste deel van de verontreiniging is verwijderd. Een uitzondering hierop is als eveneens sprake is van een verontreiniging in het grondwater.
Aan te leveren gegevens
Lees meer over de informatieplicht voorafgaand aan en na afloop van de activiteit.
Let op: er gelden ook andere voorschriften van andere activiteiten uit het Bal
Naast bodemvoorschriften gelden ook andere voorschriften. Deze vindt u op de pagina Inhoudelijke regels saneren van de bodem. Afhankelijk van de saneringsaanpak kunnen ook de regels van de activiteiten Graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit, Toepassen van bouwstoffen of Toepassen van grond of baggerspecie van toepassing zijn.