Inhoud pagina:
Beperking uitbreiding brand door compartimentering
De belangrijkste bouwkundige voorziening om een uitbreiding van brand te beperken, is de brandcompartimentering. Naast brandcompartimenten zijn er subbrandcompartimenten en beschermde subbrandcompartimenten.
Een brandcompartiment moet zowel bij nieuwbouw als bij bestaande bouw aan bepaalde regels voldoen, net als een (beschermd) subbrandcompartiment.
Definitie en eigenschappen brandcompartiment
In bijlage IA van het Bbl staat de volgende definitie van brandcompartiment:
'gedeelte van een of meer bouwwerken bestemd als maximaal uitbreidingsgebied van brand'
Bij een brandcompartiment zijn de volgende eigenschappen belangrijk:
Ligging in een brandcompartiment
In artikel 3.37, lid 1, en artikel 4.50, lid 1, van het Bbl staat dat de basisregel is dat iedere besloten ruimte Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) in een brandcompartiment moet liggen.
De volgende besloten ruimten hoeven niet in een brandcompartiment te liggen:
- een toiletruimte
- een badruimte
- een liftschacht die voldoet aan brandklasse B en rookklasse s2 (bij bestaande bouw mag die ook voldoen aan klasse 2 en een rookproductie met een rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1)
- een technische ruimte van maximaal 50 m2 (bestaande bouw: 100 m²), niet bestemd voor 1 of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 130 kW (bestaande bouw: 160 kW).
Een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m² moet een afzonderlijk brandcompartiment zijn (artikel 4.51, lid 7, Bbl)
- een ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert, mag nooit in een brandcompartiment liggen (artikel 3.37, lid 3, en artikel 4.50, lid 4, Bbl)
- een industriefunctie of gebruiksfunctie bouwwerken geen gebouw zijnde met een totale gebruiksoppervlakte van maximaal 1.000 m² (bestaande bouw: 3.000 m²) en een vuurbelasting van maximaal 500 MJ/m² (bepaald volgens NEN 6090) (artikel 3.37, lid 5, en artikel 4.50, lid 6, Bbl)
- 1 of meer aangrenzende bouwwerken met een industriefunctie of overige gebruiksfunctie en een totale gebruiksoppervlakte van niet meer dan 50 m² (bestaande bouw: 100 m²) (artikel 3.37, lid 6, en artikel 4.50, lid 7, Bbl)
Let op: bij het bepalen van de gebruiksoppervlakte telt ook de gebruiksoppervlakte van aangrenzende bouwwerken mee, ook als die een andere gebruiksfunctie hebben. Hiermee wordt voorkomen dat een berging of een schuurtje tegen de bebouwing op het aangrenzende perceel kan worden geplaatst. Of dat een oneindige reeks bergingen tegen elkaar kunnen worden geplaatst, zonder dat deze in een brandcompartiment liggen.
- een lichte industriefunctie voor het telen, kweken of opslaan van gewassen of daarmee vergelijkbare producten, met een permanente vuurbelasting van maximaal 150 MJ/m² (bestaande bouw 200 MJ/m²), bepaald volgens NEN 6090 (artikel 3.37, lid 7, en artikel 4.50, lid 8, Bbl).
Let op: deze uitzondering geldt niet als er voertuigen zoals landbouwtractoren, aanhangwagens of caravans gestald staan.
In bepaalde gevallen moeten ook niet-besloten ruimten in een brandcompartiment liggen:
- een niet-besloten gedeelte van een wegtunnelbuis met een lengte van meer dan 250 m (artikel 3.37, lid 2, en artikel 4.50, lid 3, Bbl)
- een niet-besloten ruimte met een industriefunctie of een overige gebruiksfunctie (artikel 3.37, lid 4, en artikel 4.50, lid 5, Bbl).
Denk bijvoorbeeld aan een inpandige houtopslag die vanwege de noodzakelijke ventilatie vaak in een niet-besloten ruimte ligt.
Omvang van een brandcompartiment
Een brandcompartiment mag niet te groot zijn, om zijn functie van brandbegrenzer goed te kunnen vervullen. Ook kan het zinvol zijn ruimten met een bijzonder brandrisico in een afzonderlijk brandcompartiment op te nemen.
Basiseis en uitzonderingen
Op grond van artikel 4.51, lid 1, en tabel 4.49 van het Bbl geldt als basiseis dat de omvang van een brandcompartiment bij nieuwbouw niet groter mag zijn dan 1.000 m² gebruiksoppervlakte. Uitzonderingen hierop zijn de industriefunctie met een maximum van 2.500 m² en de logiesfunctie met een maximum 500 m². In artikel 3.38, lid 1, en tabel 3.36 van het Bbl staan de maximaal toegestane gebruiksoppervlakten voor bestaande bouw. Afhankelijk van de gebruiksfunctie variëren deze tussen de 1.000 m² en 3.000 m².
Afwijken van de maximale gebruiksoppervlakte van een brandcompartiment mag als een grotere gebruiksoppervlakte voorziet in eenzelfde brandveiligheid (gelijkwaardige veiligheid), bepaald volgens NEN 6060 of NEN 6079. Bij toepassing van de bepalingsmethode uit NEN 6060 en NEN 6079 gelden alle voorwaarden en beperkingen uit deze normen. Niet alleen het grote brandcompartiment moet voldoen aan deze normen, maar het volledige bouwwerk. Ook moet een huurder of gebouweigenaar bij toepassing van deze normen in de gebruiksfase een zogenoemd toezichtarrangement Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) afsluiten.
Gelijkwaardige veiligheid
Naast genoemde afwijkingsmogelijkheid is het ook mogelijk om in plaats van een technische bouweis in het Bbl op aanvraag toestemming te verlenen om een gelijkwaardige maatregel te treffen. Dit kan volgens artikel 4.7, lid 1, van de Omgevingswet.
Niet meer dan 1 bouwwerkperceel, wel meer dan 1 gebouw samen in 1 brandcompartiment
Een brandcompartiment mag zich niet uitstrekken over meer dan 1 bouwwerkperceel Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (artikel 38, lid 3, en artikel 4.51, lid 3, Bbl). Een brandcompartiment mag zich wel uitstrekken over meer dan 1 gebouw (een groep gebouwen), maar alleen als de gebouwen op hetzelfde perceel liggen.
In een bedrijfsverzamelgebouw zijn vaak verschillende bedrijven op 1 bouwwerkperceel gevestigd. Die mogen dus samen in 1 brandcompartiment liggen. Het brandcompartiment mag daardoor natuurlijk niet te groot worden.
Brandcompartimenten bij een woonfunctie
Een woning moet altijd in een afzonderlijk brandcompartiment liggen. In het brandcompartiment van een utiliteitsgebouw mag dus nooit een woning of een ruimte van een woning liggen. In een brandcompartiment van een woonfunctie mag maar 1 woonfunctie (woning) liggen (artikel 3.38, lid 5, en artikel 4.51, lid 5, Bbl). In dat brandcompartiment mogen verder alleen nevengebruiksfuncties van die woonfunctie liggen. In de meeste gevallen zal dat een enkele nevengebruiksfunctie zijn. Bijvoorbeeld een buitenberging (overige gebruiksfunctie) of een kantoor aan huis (kantoorfunctie).
Een gemeenschappelijk verblijfsgebied, zoals een gemeenschappelijke keuken of huiskamer, hoort per definitie bij meer dan 1 woonfunctie. Woningen (in een woongebouw) mogen een gemeenschappelijk verblijfsgebied hebben als dit verblijfsgebied in een afzonderlijk brandcompartiment ligt (artikel 3.38, lid 6, en artikel 4.51, lid 6, Bbl).
Grondgebonden woningen
Download het infoblad Bbl en woning (pdf, 2.4 MB) en raadpleeg artikel 3.3.6 (nieuwbouw) en 4.3.6 (bestaande bouw) voor uitgebreide informatie over brandcompartimenten en grondgebonden woningen (zoals de rijwoning, hoekwoning, twee-onder-een-kapwoning en de vrijstaande woning).
Woonwagens
Er mogen maximaal 4 woonwagens met bijgebouwen (nevengebruiksfunctie) in 1 brandcompartiment liggen. De voorwaarde is wel dat de totale gebruiksoppervlakte in dat brandcompartiment aan woonwagens en bijgebouwen niet groter is dan 1.000 m2 (artikel 3.38, lid 2, en artikel 4.51, lid 2, Bbl).
Brandcompartimenten bij een industriefunctie
Staat een nevengebruiksfunctie Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup), zoals een kantine of kantoor, ten dienste van de industriefunctie? Dan hoeft deze gebruiksfunctie niet in een brandcompartiment van maximaal 1.000 m2 te liggen. Nevengebruiksfuncties mogen deel uitmaken van het brandcompartiment van de industriefunctie, dat maximaal 2.500 m2 mag zijn. De omvang van de nevengebruiksfuncties samen mag dan niet meer dan 100 m2 zijn (artikel 4.51, lid 8, Bbl). Gaat het om bestaande bouw en een brandcompartiment van een industriefunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 2.000 m²? Dan hoeft de gebruiksoppervlakte van de nevengebruiksfuncties in dat brandcompartiment niet te voldoen aan de maximale omvang uit tabel 3.36 (artikel 3.38, lid 8, Bbl).
Voor de lichte industriefunctie voor het houden van dieren geldt dat iedere technische ruimte (ook die kleiner dan 50 m2) in een afzonderlijk brandcompartiment moet liggen. Dit voorkomt dat een brand in een technische ruimte, zoals de meterruimte, overslaat naar een naastgelegen ruimte waarin dieren aanwezig zijn (artikel 4.51, lid 9, Bbl).
Opvangcompartiment
In het Bbl staan regels voor een opvangcompartiment Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) voor de celfunctie en voor de gezondheidszorgfunctie met bedgebied.
Celfunctie
De gebruiksoppervlakte van een brandcompartiment met 1 of meer celeenheden is maximaal 500 m² (bestaande bouw 1.000 m²) en mag niet meer dan 77% van de gebruiksoppervlakte van het gebouw beslaan (artikel 4.52 en 3.39, Bbl).
Bedgebied voor bedgebonden patiënten
Een brandcompartiment met bedgebied Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) voor bedgebonden patiënten mag niet meer dan 77% van de gebruiksoppervlakte van de bouwlaag beslaan waarop dit brandcompartiment ligt (artikel 4.52 en 3.39, Bbl).
Wbdbo van een brandcompartiment
Een brandcompartiment kan pas functioneren als aan de wbdbo Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) is voldaan. Lees meer hierover op de pagina Wbdbo van een brandcompartiment.
Geen brandcompartiment, dan geen eisen voor subbrandcompartimenten
Soms geldt een uitzondering op regels over brandcompartimenten. Lees meer hierover op de pagina Geen brandcompartiment, dan geen eisen voor subbrandcompartimenten.