Schadedrempel bodem
De schadedrempel bodem is een leidraad voor de bevoegde overheden, bijvoorbeeld om in situaties te bepalen of er sprake is van een 'aanmerkelijk risico'.
Op deze pagina vindt u informatie over:
Wettelijk kader
Nederland heeft, los van titel 17.2 (Milieuaansprakelijkheid) van de Wet milieubeheer (Wm), een instrumentarium voor bodemverontreiniging in de Omgevingswet, het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Zie ook: Bodem in algemene rijksregels voor milieubelastende activiteiten. Daarnaast gelden ook de regels van het van het Besluit en de regeling Bodemkwaliteit 2022. Het gaat hier om een overgangsrecht.
Dit overgangsrecht is voor het instrument 'melding' en voor gebiedsgericht bodembeleid. Zie voor meer informatie de pagina Overgangsrecht bodem. Ook kunnen de regels voor toevalsvondst in de bodem gelden. Deze regeling geldt in beginsel voor verontreinigingen die vóór 1 januari 1987 zijn veroorzaakt en die nog niet eerder ontdekt waren. De eigenaar moet maatregelen nemen om onaanvaardbare humane risico's tegen te gaan. Als de eigenaar geen maatregelen neemt, moet de gemeente ingrijpen en kan zij de eventuele kosten verhalen. De toevalsvondst staat in afdeling 19.2a van de Omgevingswet. Ook is er een regeling voor ongewone voorvallen.
Schadedrempel
De schadedrempel moet worden gezien als een leidraad voor de bevoegde overheden om te bepalen of er sprake is van een 'aanmerkelijk risico'. De bevoegde overheden bepalen zelf of hiermee in een concrete situatie voldoende grondslag is voor het bepalen van een 'aanmerkelijk risico'. In de praktijk zal deze vraag zich niet snel voordoen, omdat de instrumenten van de Omgevingswet meer mogelijkheden bieden. Dus zullen de regels die voortkomen uit de richtlijn doorgaans niet hoeven te worden toegepast. Aandacht is nodig voor de verplichting een onmiddellijke dreiging te melden en altijd kosten te verhalen (en te rapporteren aan het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW ). Er kan dus in situaties met een 'aanmerkelijk risico' sprake zijn van enkele aanvullende verplichtingen.
Aanmerkelijk risico
De Richtlijn milieuaansprakelijkheid geeft aan wanneer er sprake is van milieuschade door bodemverontreiniging, waarbij direct of indirect, op, in of onder de bodem, stoffen, preparaten, organismen of micro-organismen gebracht zijn. Dat is het geval als deze een aanmerkelijk risico inhouden in de zin van negatieve effecten op de menselijke gezondheid. Voor het bepalen van het 'aanmerkelijk risico' wordt aansluiting gezocht bij bestaande normen en begrippen in het bodembeleid. De interventiewaarde Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) is in het bodembeleid een algemeen gebruikte risicogrens. In de Richtlijn milieuaansprakelijkheid is voorgesteld om bij deze interventiewaarde aan te sluiten. Hierbij is het relevant uit te gaan van een interventiewaarde voor humane risico's ofwel het risico voor de menselijke gezondheid. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met de regels uit het eerder genoemde toevalsvondst in de bodem.
Voor schade veroorzaakt door genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) bestaat er geen drempelwaarde. Preventief vindt beoordeling plaats of activiteiten met ggo's worden toegestaan. Hiermee wordt milieuschade door ggo's praktisch uitgesloten. In de vergunning is er een evaluatieplicht. Hieruit is nog nooit naar voren gekomen dat er problemen waren opgetreden.
Normen
Een aantal normen voor bodem en grondwater uit de Circulaire Bodemsanering (2013) is overgebracht naar het Aanvullingsbesluit Bodem Omgevingswet. Het gaat om de interventiewaarden bodemkwaliteit, het humane Maximaal Toelaatbare Risiconiveau (MTR), de toxicologisch Maximaal Toelaatbare Concentratie in Lucht (TCL) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) en geurdrempels. De interventiewaarden grondwater zijn in het Aanvullingsbesluit opgenomen als signaleringsparameter beoordeling grondwatersanering. Ook is een stoffenlijst toelaatbare kwaliteit bodem opgenomen die de reikwijdte van de instructieregels beperkt. De normen en beoordelingsmethoden voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie staan in het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling bodemkwaliteit 2022.
Normen die niet zijn overgezet kunnen wel worden gebruikt bij de onderbouwing van een duurzaam bodembeheer. En voor de gewenste gebiedskwaliteit in omgevingsvisies, omgevingsplannen, omgevingsverordeningen. Voor bodem staan er normen en kwaliteitseisen in de algemene rijksregels. Deze gelden voor landbodem en grond, waterbodem en baggerspecie, lozingen en grondwater. Zie voor meer informatie: Normen en kwaliteitseisen bodem.
Veel van deze normen, zoals de streefwaarden grondwater of de voormalige Indicatieve Niveaus voor Ernstige Verontreiniging (INEV’s) zijn ook beschikbaar in het normenzoeksysteem op de website van het RIVM.
Interventiewaarden
De interventiewaarde bodem die wordt gebruikt als ijkpunt om te bepalen of bodemsanering nodig is, is opgebouwd uit een humaan toxicologisch criterium en/of een ecotoxicologisch criterium. Beide criteria geven de concentratie van een stof in de bodem aan, waarboven humaan respectievelijk ecologisch risico mogelijk is. Het strengste criterium is maatgevend voor de hoogte van de interventiewaarde bodem. Concentraties lager dan de interventiewaarden zijn dus acceptabel. Meestal is de ecologie bepalend in de norm, omdat bodemleven in direct contact staat met de bodem en mensen veelal indirect aan bodemverontreiniging worden blootgesteld. De interventiewaarde humaan ligt in het algemeen dan ook vaak veel hoger dan de Interventiewaarde bodem. Interventiewaarden worden afgeleid voor bodem én grondwater.
Volgens de Richtlijn milieuaansprakelijkheid is sprake van milieuschade door bodemverontreiniging, waarbij direct of indirect, op, in of onder de bodem, stoffen, preparaten, organismen of micro-organismen gebracht zijn: als deze een aanmerkelijk risico inhouden in de zin van negatieve effecten op de menselijke gezondheid. Voor het bepalen van het 'aanmerkelijk risico' wordt aansluiting gezocht bij bestaande normen en begrippen in het bodembeleid. De interventiewaarde is in het bodembeleid een algemeen gehanteerde risicogrens. De Richtlijn milieuaansprakelijkheid stelt voor om bij deze interventiewaarde aan te sluiten. Hierbij is het relevant uit te gaan van een interventiewaarde voor humane risico’s ofwel het risico voor de menselijke gezondheid.
De interventiewaarden staan in bijlage IIA van het Bal.
Toetsen
Er zijn alleen interventiewaarden bodemkwaliteit vastgesteld, geen interventiewaarden humaan. Om te beoordelen of er risico's voor de mens zijn, kunt u beter toetsen aan de Maximaal Toelaatbare Risiconiveau' (MTR) en Toelaatbare Concentraties in Lucht (TCL)-waarden. Of daadwerkelijk sprake is van risico voor de gezondheid bij overschrijding van de interventiewaarde humaan hangt af van de locatiespecifieke omstandigheden. Het is mogelijk om te toetsen of er onder de gegeven omstandigheden sprake is van humaan risico. Voor deze toetsing kan gebruik worden gemaakt van de module Sanscrit 3.0 uit de Risicotoolbox bodem. Met deze module is vast te stellen of er sprake is van humane risico's onder de specifieke lokale omstandigheden. Als deze risico's er zijn, is sprake van schade.
Voor niet-carcinogene stoffen ligt het acceptabele risiconiveau op het Maximaal Toelaatbare Risiconiveau (MTR). Dit betekent dat onder dit niveau gezondheidseffecten voor de mens zijn uit te sluiten. Voor carcinogenen is een dergelijke drempel (geen effect) niet aan te geven. Voor carcinogenen wordt daarom uitgegaan van een tumorincidentie van 1 op 10.000, bij levenslange blootstelling. De MTR-waarden staan in bijlage Vb van het Bkl.
Meer informatie over normstelling en de Risicotoolbox bodem staat op de pagina Toevalsvondst in de bodem.
Zorgplicht
Volgens de specifieke zorgplicht van het Besluit activiteiten leefomgeving is iedereen die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door zijn handelen de bodem kan worden verontreinigd of aangetast, verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, om die verontreiniging of de aantasting te voorkomen. Of als die verontreiniging of de aantasting zich voordoet, de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.
In tegenstelling tot de Richtlijn milieuaansprakelijkheid is de zorgplicht en de regeling ongewone voorvallen niet beperkt tot beroepshalve of bedrijfsmatig verrichte activiteiten.
De richtlijn geldt bij bodemschade alleen als en voor zover de verontreiniging of de aantasting een aanmerkelijk risico voor negatieve effecten op de menselijke gezondheid heeft. Minder ernstige of andere effecten vallen onder het instrumentarium van de Omgevingswet.
De zorgplicht in het Besluit activiteiten leefomgeving heeft een bredere reikwijdte dan die in de richtlijn, omdat elke verontreiniging of aantasting zoveel mogelijk ongedaan moet worden gemaakt. Dus niet alleen voor zover er sprake is van een aanmerkelijk risico voor de menselijke gezondheid. Meer informatie over de zorgplicht voor bodem leest u bij Zorgplicht bodemverontreiniging.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.
Interventiewaarde bodemkwaliteit
Waarde waarboven significante risico’s voor mens, plant of dier bestaan als gevolg van verontreiniging van de bodem, zoals opgenomen in bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Deze begripsbepaling staat in bijlage I, Bal.
Uitleg
Waarde die aangeeft dat bij overschrijding sprake is van significante risico's voor mens, plant of dier.
Maximale Toelaatbare Concentratie in Lucht (TCL)
De Maximale Toelaatbare Concentratie in Lucht (TCL) is de concentratie van een stof in de lucht die, bij levenslange blootstelling, naar verwachting geen nadelige effecten op de gezondheid zal hebben. Het is een grenswaarde die wordt gebruikt om de veiligheid van de luchtkwaliteit te beoordelen, zowel binnen als buiten.