Zorgplicht bodemverontreiniging
De zorgplicht verplicht iedereen bij (dreigende) bodemverontreiniging tot het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd. Aan de ene kant om nieuwe verontreinigingen of aantastingen van de bodem te voorkomen en te beperken. Aan de andere kant om deze verontreinigingen of aantastingen ongedaan te maken. Dit geldt ook voor (dreigende) verontreiniging van het grondwater.
Regelgeving over bodemverontreiniging
Afhankelijk van de situatie waarbij de verontreiniging of aantasting ontstaat (of dreigt te ontstaan) gelden er verschillende regels. De Omgevingswet kent namelijk:
- algemene zorgplicht
- ongewoon voorval
- specifieke zorgplicht
- algemene verbodsbepaling als vangnet
- zorgplichten die zijn opgenomen in decentrale regelgeving
Zorgplicht
De zorgplicht geldt voor nieuwe bodemverontreinigingen of aantastingen die op of na inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn ontstaan. Nieuwe verontreinigingen of aantastingen van de bodem moeten uiteraard zoveel als mogelijk worden voorkomen of beperkt.
Algemene zorgplicht
Iedereen moet voldoende zorgen voor de fysieke leefomgeving, dat zegt artikel 1.6 van de Omgevingswet. Naast de bewustwording over die eigen verantwoordelijkheid, heeft de algemene zorgplicht (artikel 1.7 Omgevingswet) ook een vangnetfunctie in artikel 1.7a. De algemene zorgplicht kan gelden als er geen andere concrete gedragsbepalingen voor handen zijn zoals de specifieke zorgplicht in artikel 2.11 Besluit activiteiten leefomgeving.
Als de ecologische en fysische kwaliteiten in het geding zijn, kunnen deze aspecten voor bodem onder de algemene zorgplicht vallen. Met ecologische kwaliteiten wordt het aanwezige bodemleven bedoeld. De temperatuur van het grondwater is een voorbeeld van een fysische eigenschap.
De algemene zorgplichten zijn niet strafrechtelijk handhaafbaar.
Ongewoon voorval
Een ongewoon voorval dat verontreiniging of aantasting van de bodem tot gevolg heeft, valt onder het begrip ongewoon voorval uit de Omgevingswet.
Voorbeeld
Een voorbeeld van een ongewoon voorval bij bodem is dat bij een ongeluk op de snelweg een tankwagen met diesel leeg stroomt.
Specifieke zorgplicht
De specifieke zorgplicht uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is van toepassing als er bodemverontreiniging of aantasting ontstaat bij een milieubelastende activiteit. Of dreigt te ontstaan.
De specifieke zorgplicht staat in artikel 2.11 van het Bal. Deze geldt bij milieubelastende activiteiten uit hoofdstuk 3 van het Bal. Bij het uitvoeren van een milieubelastende activiteit kan zich ook een ongewoon voorval voordoen.
Voor zover er een ongewoon voorval plaatsvindt bij een activiteit die in het Bal staat, verplicht het Bal om bepaalde informatie te verstrekken. Artikel 2.22 van het Bal vult artikel 19.1 van de Omgevingswet met bepalingen over het ongewoon voorval nader in.
De specifieke zorgplicht uit het Bal is zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk handhaafbaar.
Algemene verbodsbepaling als vangnet
Het is verboden om een activiteit te verrichten of na te laten als daardoor aanzienlijke nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving (dreigen te) ontstaan (artikel 1.7a Omgevingswet). Dit wordt ook wel een verbodsbepaling of vangnet genoemd.
Het gaat hierbij om een activiteit die onder de Omgevingswet niet als een milieubelastende activiteit is gereguleerd. Op milieubelastende activiteiten is namelijk de specifieke zorgplicht artikel 2.11 van het Bal van toepassing.
Voorbeelden
Een milieuverontreiniging die aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, bodem of water veroorzaakt en die onder het vangnet kunnen vallen zijn:
- een grote lekkage van brandstof of andere verontreinigende stoffen bij een activiteit;
- een lozing van brak water of rioolwater in de bodem door een scheur in een leiding.
Zorgplichten die zijn opgenomen in decentrale regelgeving
Decentrale overheden (gemeenten) kunnen aanvullend een specifieke zorgplicht opnemen in het omgevingsplan. Dit om bodemverontreiniging te voorkomen, te beperken of op te ruimen. In de bruidsschat omgevingsplan is een specifieke zorgplicht opgenomen in artikel 22.44.
Ook de waterschappen kunnen een specifieke zorgplicht opnemen in de waterschapsverordening. Artikel 2.4 van de bruidsschat waterschapsverordening gaat over de specifieke zorgplicht voor lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk.
Deze zorgplichten zijn zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk handhaafbaar.
Bodemverontreiniging of bodemaantasting voorkomen
Verontreiniging van de bodem met verontreinigende stoffen moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Het herstel van de bodem moet redelijkerwijs mogelijk blijven.
Voor milieubelastende activiteiten waarbij bodemverontreiniging kan ontstaan, zijn in het Bal maatregelen beschreven. Deze maatregelen moeten de bodem beschermen tegen stoffen die de kwaliteit van de bodem kunnen bedreigen.
In de specifieke zorgplicht onder het thema Bodembescherming in de algemene rijksregels kunt u meer lezen over de bodembescherming.
Overgangsrecht voor bodemverontreiniging Wet bodembescherming (Wbb)
Er geldt overgangsrecht voor 'nieuwe' verontreinigingen of aantastingen van de bodem die vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn veroorzaakt buiten voormalige inrichtingen. Dat wil zeggen dat artikel 13 Wbb op die verontreinigingen of aantastingen (die op of na 1 januari 1987 zijn veroorzaakt) van toepassing blijft.
Handhaving van vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet veroorzaakte 'nieuwe' verontreinigingen of aantastingen valt dus onder het oude recht van de zorgplicht bodembescherming Wbb.
Bodemverontreiniging onder Activiteitenbesluit en vergunningplicht
Er kunnen ook verontreinigingen of aantastingen van de bodem vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn veroorzaakt binnen voormalige inrichtingen. Deze inrichtingen vielen onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit milieubeheer of waren vergunningplichtig en beschikten over een omgevingsvergunning.
Bodemverontreinigingen binnen inrichtingen die vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet waren veroorzaakt moesten op grond van de zorgplicht artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit worden opgeruimd.
Bij het beëindigen van een bedrijf onder het Activiteitenbesluit moest in het geval van een verontreiniging, de bodemkwaliteit hersteld worden volgens artikel 2.11 van het Activiteitenbesluit. Dit gold voor alle inrichtingen, ook voor bedrijven met een omgevingsvergunning.
Herstelmaatregelen en afwegingskader
Het uitgangspunt van de zorgplicht is terstond en volledig herstel. De begrippen ‘redelijkerwijs’ en ‘zoveel mogelijk’ bepalen wat een veroorzaker moet doen in het kader van (herstel)maatregelen bij het voldoen aan de zorgplicht. Door bedrijfsleven en overheden is gezamenlijk een algemeen afwegingskader (pdf, 966 kB) opgesteld die deze invulling ondersteunt.
Erkenningsplicht bij herstelsanering
Onder de Omgevingswet geldt er een erkenningsplicht bodemkwaliteit voor herstelsaneringen op grond van de zorgplicht, een ongewoon voorval of naar aanleiding van een eindonderzoek bodem volgens paragraaf 5.2.1 van het Bal. Deze erkenningsplicht is geregeld in bijlage C, categorie 8, van de Regeling bodemkwaliteit 2022.
De erkenningsplicht geldt voor de processturing en verificatie volgens BRL SIKB 6000 of BRL SIKB 7000 bij het uitvoeren van herstel van de bodemkwaliteit zoals bedoeld in paragraaf 5.2.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving, op basis van de zorgplicht of naar aanleiding van een ongewoon voorval.
Er geldt een uitzondering voor de erkenningsplicht als sprake is van een ongewoon voorval als bedoeld in afdeling 19.1 Omgevingswet én direct handelen noodzakelijk is. Het bevoegd gezag kan de veroorzaker verplichten aanvullende informatie te verstrekken over het voorval, de getroffen maatregelen en de gevolgen van die maatregelen (artikel 19.3 Omgevingswet).