Veelgestelde vragen nazorg bodem - Wbb
De helpdesk bodem krijgt regelmatig vragen over nazorg bodem. Hier vindt u antwoorden op vragen over de onderwerpen binnen nazorg bodem die te maken hebben met de Wet bodembescherming (Wbb).
Let op: deze webpagina beschrijft het regime van de Wet bodembescherming. De Wet bodembescherming is onder de Omgevingswet alleen van toepassing (geheel of gedeeltelijk) als dit volgt uit het overgangsrecht.
Wbb en nazorg
Wat bepaalt de Wbb over nazorg bij bodemsanering?
Art. 39d Wbb bepaalt dat een nazorgplan ingediend moet worden wanneer na de sanering verontreiniging aanwezig is gebleven en in het evaluatieverslag is aangegeven dat maatregelen in het belang van de bescherming van de bodem en eventueel ook beperkingen in het gebruik van de bodem noodzakelijk zijn. Verder bepaalt dit artikel dat een nazorgplan een begroting van de kosten moet bevatten, dat het plan de instemming van GS behoeft en dat de instemming van rechtswege is verleend indien niet binnen zes maanden een beslissing is genomen. In lid 4 is bepaald dat bij de instemming wijzigingen in het gebruik aangegeven kunnen worden die gemeld moeten worden en dat GS naar aanleiding van zo'n melding kunnen bepalen dat een aanvullende sanering moet plaatsvinden. In lid 5 is bepaald dat Provinciale Staten nadere regels kunnen stellen over de gegevens die in een nazorgplan moeten worden opgenomen.
Art. 39e Wbb bepaalt dat de saneerder dan wel degene die daartoe is aangewezen in het nazorgplan verantwoordelijk is voor de nazorg en dat de eigenaar of gebruiker van het grondgebied de in het evaluatieverslag of nazorgplan beschreven gebruiksbeperkingen moet naleven.
Art. 39f Wbb bepaalt dat aan de instemming met het nazorgplan voorschriften inzake financiële zekerheid gesteld kunnen worden.
Art. 55 Wbb bepaalt hoe de betrokken percelen in de beschikking instemming evaluatieverslag en nazorgplan moeten worden aangegeven, dit met het oog op de kadastrale registratie.
Art. 39 Besluit financiële bepalingen bodemsanering bepaalt dat GS financiële zekerheid kunnen eisen wanneer nazorgkosten voor meer dan 50% na een periode van vijf jaar zullen worden gerealiseerd. Dit artikel wijst ook de vormen van financiële zekerheid aan, het verhaal, de invordering en het vervallen ervan.
Art. 15 BUS bepaalt dat geen nazorgplan nodig is voor BUS-saneringen, ook niet wanneer er een isolatielaag wordt opgebracht.
Art. 3.1.9. RUS bepaalt dat een BUS-sanering waarbij een isolatielaag wordt aangebracht, niet mag leiden tot gebruiksbeperkingen. De Wkpb bepaalt (samen met het Aanwijzingsbesluit Wkpb) dat de instemming met het nazorgplan een beperkingenbesluit is.
Ten slotte bepaalt art. 3 Regeling beperkingenregistratie Wet bodembescherming dat de publiekrechtelijke beperking die voortvloeit uit de instemming met een evaluatieverslag en een nazorgplan alleen geldt binnen de interventiewaardecontour van grond.
Nazorgplan
Waarom een apart nazorgplan?
De saneerder zal, gelet op art. 38 lid 1 onder c (Wbb), bij de keuze voor de saneringsvariant die in het saneringsplan is opgenomen duidelijk moeten maken dat daarmee de nazorg zoveel mogelijk wordt beperkt. Het bevoegd gezag zal dit aspect expliciet moeten toetsen bij de instemming met het saneringsplan. Indien wordt voorzien dat nazorg noodzakelijk is, hoeft er echter nog geen nazorgplan ter instemming te worden overgelegd. Het nazorgplan kan het beste worden opgesteld wanneer het resultaat van de sanering bekend is. Daarom bepaalt de Wbb dat een nazorgplan pas hoeft te worden ingediend, indien in het evaluatieverslag van de sanering is aangegeven dat nazorg noodzakelijk is.
Stel er vindt met instemming van het bevoegd gezag en met toepassing van art. 40 Wbb een deelsanering plaats. Het andere deel van het geval wordt dus niet gesaneerd. Is daarvoor een nazorgplan nodig?
Deelsaneringen zijn ingevolge art. 40 Wbb mogelijk wanneer het belang van de bescherming van de bodem zich daartegen niet verzet. Dit betekent meestal dat herbesmetting van het gesaneerde deel niet mag plaatsvinden. Wanneer die voorwaarde op gaat, is geen sprake van nazorg en is geen nazorgplan nodig. Wanneer herbesmetting van het gesaneerde deel wel mogelijk is, dient te zijn voorzien in een detectie- en registratiesysteem (monitoring). De saneerder zal in dat geval wel een nazorgplan ter instemming moeten overleggen, maar dat hoeft dan geen betrekking te hebben op het niet-gesaneerde deel.
Volgens art. 39e Wbb is de saneerder belast met de nazorg, “dan wel degene die daartoe is aangewezen in het nazorgplan”. Stel dat de saneerder in een nazorgplan iemand met naam en toenaam aanwijst, hoe moet het bevoegd gezag hiermee omgaan?
In principe moet u de aanwijzing aanvaarden, tenzij u redenen hebt om te twijfelen. Te adviseren is dat bij het ambtelijk vooroverleg bewijsmateriaal wordt gevraagd in de vorm van bijvoorbeeld het contract met de aangewezene, of een schriftelijke verklaring van die persoon. Bij de in art. 39d Wbb bedoelde verordening zou dit nader geregeld kunnen worden. Als er geen bewijsmateriaal beschikbaar is, dan zou deze aangewezen persoon betrokken kunnen worden bij de voorbereidingsprocedure door hem in te lichten in het kader van art. 4:8 Awb. Wanneer de aangewezene van niets weet en geen nazorgverplichtingen op zich wil nemen, dan zou dat een reden kunnen zijn om instemming met het nazorgplan te weigeren.
Hoe moet worden gehandeld wanneer blijkt dat het nazorgplan waarmee is ingestemd niet wordt uitgevoerd?
In dat geval is sprake van handelen in strijd met de wet (art. 39e lid 2 Wbb). Er kan een last onder dwangsom worden gegeven, bestuursdwang worden toegepast en/of aangifte bij het OM worden gedaan wegens een economisch delict. Indien financiële zekerheid is gesteld, kan, nadat bestuursdwang is toegepast, verhaal van de kosten van bestuursdwang op degene die de zekerheid heeft gesteld, plaatsvinden (zie vraag 21).
Kan een opvolgend eigenaar worden verplicht tot nazorg conform het nazorgplan waarmee is ingestemd?
Nee. Deze kan door het bevoegd gezag niet worden verplicht tot nazorg, aangezien art. 39e lid 2 Wbb niet de eigenaar aanwijst, maar de saneerder of degene die in het nazorgplan daartoe is aangewezen. De opvolgend eigenaar dient wel de beperkingen in het gebruik van de bodem die zijn beschreven in het nazorgplan in acht te nemen (art. 39e lid 2 Wbb).
Financiële zekerheid
Wanneer mag het bevoegd gezag financiële zekerheid voor nazorg eisen en welke vormen van financiële zekerheid zijn er mogelijk?
Aan de instemming met een nazorgplan kunnen voorschriften worden verbonden tot het stellen van financiële zekerheid voor het treffen van maatregelen in het belang van de bescherming van de bodem indien na de sanering nog verontreiniging in de bodem aanwezig is gebleven (art. 39f Wbb). Financiële zekerheid mag alleen worden geëist wanneer de kosten van die maatregelen voor meer dan 50% na een periode van ten minste vijf jaar zullen worden gerealiseerd.
Art. 39 Besluit financiële bepalingen bodemsanering wijst de volgende mogelijkheden aan:
- borgtocht of bankgarantie
- hypotheek of pandrecht
- deelnemen aan een fonds
- andere voorzieningen waarbij de financiële zekerheid naar het oordeel van het bevoegd gezag gelijkwaardig is
Wanneer mag het bevoegd gezag financiële zekerheid voor nazorg eisen en welke vormen van financiële zekerheid zijn er mogelijk?
Aan de instemming met een nazorgplan kunnen voorschriften worden verbonden tot het stellen van financiële zekerheid voor het treffen van maatregelen in het belang van de bescherming van de bodem indien na de sanering nog verontreiniging in de bodem aanwezig is gebleven (art. 39f Wbb). Financiële zekerheid mag alleen worden geëist wanneer de kosten van die maatregelen voor meer dan 50% na een periode van ten minste vijf jaar zullen worden gerealiseerd.
Art. 39 Besluit financiële bepalingen bodemsanering wijst de volgende mogelijkheden aan:
- borgtocht of bankgarantie
- hypotheek of pandrecht
- deelnemen aan een fonds
- andere voorzieningen waarbij de financiële zekerheid naar het oordeel van het bevoegd gezag gelijkwaardig is
Wat is een bankgarantie en kan dit voldoende zekerheid bieden zolang nazorg nodig is, bijvoorbeeld eeuwigdurend?
Een bankgarantie is een vorm van zekerheidsstelling waarbij de bank zich ertoe verplicht om indien aan de nazorgverplichtingen niet wordt voldaan, de begunstigde, hier dus het bevoegd gezag Wbb, een bepaald bedrag te betalen om daarmee de uitvoering door het bevoegd gezag te financieren van de nagelaten verplichtingen. Bij bankgaranties wordt doorgaans bepaald dat deze op eerste verzoek (zonder verweermogelijkheden van bank of debiteur) kunnen worden ingeroepen, maar aangezien de invordering van het te verhalen bedrag ingevolge art. 39 lid 4 Besluit financiële bepalingen bodemsanering bij dwangbevel moet geschieden, zal dit niet mogelijk zijn (zie vraag 21). De bank zal het bedrag proberen te verhalen op de saneerder en zal dus van tevoren op haar beurt een bepaald tegoed van de saneerder ter grootte van de garantie bevriezen of de kredietlimiet ter grootte van dat bedrag verlagen. De saneerder betaalt hiervoor een bepaalde provisie aan de bank. De bankgarantie biedt dus geld maar geen organisatie/menskracht; die moet van het bevoegd gezag komen. De bankgarantie kan voldoende zekerheid bieden mits de afloopdatum overeenkomt met de nazorgduur en het gegarandeerde bedrag overeenkomt met de werkelijke kosten.
Art. 39 lid 4 Besluit financiële bepalingen bodemsanering bepaalt dat met betrekking tot de invordering van het te verhalen bedrag art. 5:26 Awb van overeenkomstige toepassing is. Wat betekent dit?
Dit betekent dat eerst de weg van de last onder bestuursdwang moet worden gevolgd. Het bedrag dat kan worden verhaald bestaat uit de kosten verbonden aan de toepassing van de last onder bestuursdwang. Per 1 juli 2009 zijn deze kosten een bestuursrechtelijke geldschuld; afdeling 4.4.4 van de Awb, die op 1 juli 2009 in werking is getreden, regelt precies hoe de invordering van zo’n geldschuld moet geschieden. Eerst moet een aanmaning plaatsvinden, pas daarna kan een dwangbevel worden uitgevaardigd, dat betekend moet worden door een deurwaarder. Bij een bankgarantie moet dit dwangbevel aan de bank worden betekend. Bij hypotheek dient het dwangbevel te worden betekend aan de hypotheekgever, dus de eigenaar van de onroerende zaak, meestal zal dat de saneerder zijn. Art. 544 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering regelt dat de openbare verkoop van het verhypothekeerde goed met een deurwaardersexploot moet worden aangezegd aan de schuldenaar en andere in het artikel genoemde belanghebbenden. Bij borgtocht dient het dwangbevel te worden betekend aan de borg.
Restverontreiniging op terrein van buurman
Stel dat een saneerder een restverontreiniging achterlaat op het terrein dat eigendom is van de buurman en dat de saneerder dit jarenlang zal moeten monitoren. Hoe kan dit goed geregeld worden?
Het beste zou zijn dat de afspraken met de buurman over de monitoring zakelijke werking krijgen en dat in het nazorgplan staat dat getracht zal worden dit zo te regelen. Zakelijke werking betekent dat elke volgende eigenaar aan de afspraak gehouden is. De zakelijke werking kan worden verkregen door vestiging van een recht van opstal. De saneerder en de buurman komen dan overeen dat op het eigendom van de buurman ten behoeve van de saneerder het recht van opstal wordt gevestigd voor een ondergronds onttrekkingssysteem met een aantal controlepunten.
Kan het bevoegd gezag in zo’n geval aan de instemming met het nazorgplan het voorschrift verbinden dat de afspraak met de buurman zakenrechtelijk wordt vastgelegd?
Nee. Het maken van afspraken die zakelijke werking hebben betreffen de zaak (in dit geval de eigendom) van de buurman en het meewerken van de buurman hieraan kan de saneerder niet afdwingen. Mocht de buurman geen toestemming geven om te monitoren, dan kan de saneerder het bevoegd gezag verzoeken de buurman een gedoogplicht (art. 49 Wbb) op te leggen.
Meer antwoorden op veelgestelde vragen
Er zijn ook antwoorden op vragen over de algemene kant van nazorg, bijvoorbeeld over de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb) en over de financiële kant van nazorg.