Grond en baggerspecie - PFAS Overige situaties
Onze helpdesk krijgt vaak terugkomende vragen. Hieronder staan de veelgestelde vragen met antwoorden over het Besluit bodemkwaliteit, Grond en baggerspecie - PFAS Overige situaties (opslaan, verwerken, bouwen etc.).
De noodzaak voor het (aanvullend) analyseren op PFAS is afhankelijk van de onderzoeksaanleiding. Als bij het ontgraven of saneren sprake is van afvoer van de grond naar elders, is het voor de toepassing elders of de acceptatie bij een grondbank, verwerker of stortplaats noodzakelijk om onderzoek te doen naar PFAS volgens het analysepakket van de advieslijst, tenzij op basis van vooronderzoek aangetoond kan worden dat de bodem onverdacht is op diffuse belasting met PFAS.
Bij een sanering waarbij gesaneerd wordt op andere stoffen dan PFAS is het niet noodzakelijk om bij controlebemonstering van putwanden en/of putbodems bij milieukundige verificatie op PFAS te analyseren. Deze controlebemonstering richt zich immers op de te saneren parameters.
Bij een onderzoek voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de bouw of een wijziging van het omgevingsplan is onderzoek op PFAS in ieder geval verplicht als de locatie door de ligging verdacht is op het voorkomen van hoge gehalten aan PFAS (bijvoorbeeld nabij bronlocaties). In andere situaties is onderzoek op PFAS minder noodzakelijk omdat de waarden waarbij risico’s ontstaan voor de gebruikers van een gebouw of terrein (zie onderzoeken RIVM) ver boven de gehaltes liggen die door diffuse belasting worden veroorzaakt. Wel wordt aangeraden om dit eerst af te stemmen met het bevoegd gezag. Als sprake is van voorgenomen grondverzet is analyse op PFAS wel aan te bevelen. Zie voor graafwerkzaamheden ook de vraag Hoe zit het met (arbeidshygiënisch) veilig werken in of met PFAS verontreinigde (water)bodem en grondwater?
Als bij een bodemonderzoek (veel) hogere PFAS-gehalten zijn aangetoond dan de toepassingswaarden uit het handelingskader bijvoorbeeld bij bronlocaties, is het relevant om na te gaan in hoeverre sprake is van risico’s bij het huidige of toekomstige gebruik en/of voor verspreiding via het grondwater. Aanvullend onderzoek naar de grondwaterkwaliteit is dan aan te bevelen. Neem contact op met het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan de ernst van de bodemverontreiniging beoordelen door de door het RIVM voor PFOS, PFOA en GenX vastgestelde Indicatieve Niveaus voor Ernstige Verontreiniging (INEV’s) in grond en grondwater te gebruiken.
De gemeente kan de INEV gebruiken om vast te stellen of sprake is van risico's voor de mens. En daarmee of sprake is van een toevalsvondst in de bodem. De eigenaar moet dan onaanvaardbare risico's wegnemen door tijdelijke beschermingsmaatregelen.
Daarnaast kan de gemeente de INEV ook gebruiken als waarde voor toelaatbare kwaliteit bij het bouwen van een bouwwerk op een bodemgevoelige locatie. De gemeente kan de INEV voor PFAS opnemen als waarde voor toelaatbare kwaliteit in het omgevingsplan.
NB: Een aantal bevoegde gezagen heeft zelf interventiewaarden vastgesteld. Zie hiervoor de kaartlaag ‘bevoegd gezag Wbb’ uit de webviewer beleidskaart PFAS Nederlandse overheden.
De toepassingswaarden voor PFAS uit het handelingskader liggen ruim onder het niveau waarboven arbeidshygiënische risico’s te verwachten zijn. Kennisplatform CROW heeft in het kader van de CROW 400 arbeidshygiënische grenswaarden (zogenaamde SRCarbo-waarden) vastgesteld voor PFAS voor het werken in en met verontreinigde bodem. Zie de website van CROW over verontreinigde bodem en zie ook het nieuwsbericht op de website van CROW over Nieuwe versie CROW-richtlijn Werken in en met verontreinigde bodem.
Als de grond tijdelijk wordt uitgenomen en weer wordt teruggeplaatst, is geen directe noodzaak om op PFAS te onderzoeken. Tenzij sprake is van een verdachte puntbronlocatie met mogelijke sterk verhoogde gehalten aan PFAS. Dit geldt ook voor de milieubelastende activiteit graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde, waarbij de grond niet wordt afgevoerd naar elders.
Het opslaan van grond of baggerspecie is een milieubelastende activiteit in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).
Bij het éénmalig opslaan van 1 partij is het mogelijk een partij grond of baggerspecie op te slaan zonder analysegegevens over PFAS te hebben, als er op basis van het vooronderzoek geen vermoeden bestaat dat de partij is belast als gevolg van een puntbron. Wel geldt de zorgplicht. Als de grond of baggerspecie afkomstig is van een puntbronlocatie (en dus hogere PFAS-gehalten verwacht worden), moet voorkomen worden dat de bodem op de locatie van opslag verontreinigd raakt met PFAS.
De inhoudelijke regels voor het opslaan van grond staan op een andere pagina beschreven.
Het opslaan van grond of baggerspecie is een milieubelastende activiteit in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).
Grond en baggerspecie met PFAS-gehalten boven de toepassingswaarden kan worden opgeslagen op een locatie als de vergunningsvoorwaarden dat toestaan. Ook moet de opslag voldoen aan de overige acceptatievoorwaarden uit de vergunningen en gewaarborgd worden dat lozingen van effluent niet leiden tot een overschrijding van de oppervlaktewaternorm(en). Daarnaast zal een exploitant van een inrichting een eigen bedrijfseconomische afweging maken of zij een partij kan en wil accepteren. Bij Bodem+ is geen lijst beschikbaar van acceptanten die PFAS-houdende grond accepteren.
Eénmalige opslag van 1 partij op een locatie kan voor grond met PFAS-gehalten boven de toepassingswaarden ook buiten een inrichting, als voldaan wordt aan de zorgplicht. Bijvoorbeeld op de locatie van herkomst. Dit betekent dat bodembeschermende maatregelen nodig zijn, bijvoorbeeld in de vorm van een container of een andere voorziening waarbij maatregelen zijn getroffen tegen de instroom van regenwater.
Afhankelijk van de chemische en fysische samenstelling van de partij is het mogelijk deze te storten. Om een partij grond te kunnen storten is een ontheffing van het stortverbod nodig door middel van een niet-reinigbaarheidsverklaring. Elders op onze website staat beschreven onder welke voorwaarden PFAS-houdende grond in aanmerking komt voor een niet-reinigbaarheidsverklaring.
Afhankelijk van de chemische en fysische samenstelling van de partij is het mogelijk deze te storten. Om een partij grond te kunnen storten is een ontheffing van het stortverbod nodig door middel van een niet-reinigbaarheidsverklaring. Elders op onze website staat beschreven onder welke voorwaarden PFAS-houdende grond in aanmerking komt voor een niet-reinigbaarheidsverklaring.
Binnen het handelingskader zijn voor het toepassen van baggerspecie, afhankelijk van de kwaliteit van de baggerspecie (inclusief het gehalte PFAS), diverse mogelijkheden voor nuttige en functionele toepassing onder het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), bijvoorbeeld:
- verspreiden over de aangrenzende percelen
- directe toepassing op de landbodem
- verspreiden in hetzelfde oppervlaktewaterlichaam of de daaraan in de stromingsrichting grenzende oppervlaktewaterlichamen
- toepassen in hetzelfde oppervlaktewaterlichaam
- onder voorwaarden toepassen van baggerspecie in een niet-vrijliggende diepe plas
PFAS-houdende bagger waarvoor (direct) toepassen geen optie is, moet een andere bestemming krijgen. Waterschappen en gemeenten kunnen kiezen om bagger tijdelijk op te slaan in een doorgangsdepot om de bagger te ontwateren en eventueel te behandelen, zodat de bagger vervolgens elders kan worden toegepast. Ook het overeenkomstig dit handelingskader toepassen van bagger in een weilanddepot op het aangrenzende perceel is een mogelijkheid. Maar zulke mogelijkheden zijn niet in alle gevallen praktisch haalbaar en zullen wellicht niet in voldoende mate uitkomst bieden voor de afzet van PFAS-houdende bagger. Als voor de baggerspecie geen nuttige toepassing kan worden gevonden, kan deze worden gestort, bijvoorbeeld in rijksbaggerdepots. De acceptatievoorwaarden verschillen per rijksbaggerdepot en staan beschreven in onderdeel 7 van het handelingskader.
Voor de omringde rijksbaggerspeciedepots de Slufter, IJsseloog en Hollandsch Diep geldt dat sterk verontreinigde baggerspecie die PFAS bevat en niet-sterk verontreinigde baggerspecie met een gehalte aan PFAS hoger dan het herverontreinigingsniveau, doorgaans niet nuttig kunnen worden toegepast en daarom voor storten in aanmerking komen. Met de bevoegde gezagen van deze depots is overeengekomen dat inderdaad in deze depots gestort kan worden. Dit biedt niet enkel ruimte voor Rijkswaterstaat maar ook voor waterschappen en andere overheden.
Naast de omringde rijksbaggerdepots zijn er enkele niet-omringde baggerdepots in rijkswateren. In onderdeel 7 van het handelingskader staat ook hier voor beschreven hoe omgegaan moet worden met de aanwezigheid van PFAS.
Voor het storten moet wel voldaan zijn aan de overige acceptatievoorwaarden uit de vergunningen en gewaarborgd worden dat lozingen van effluent niet leiden tot een overschrijding van de oppervlaktewaternorm(en). Op deze kaart zijn de locaties aangegeven waar PFAS-houdende baggerspecie kan worden gestort (pdf, 253 kB).
Door het ministerie van IenW is samen met de betrokken bedrijven en bevoegde overheden bekeken wat de impact is van lozingen met PFAS afkomstig van gronddepots en grondreinigers. Dit heeft geleid tot een set van uniforme voorwaarden die gebruikt kunnen worden bij het maken van een afweging voor het toestaan van lozingen van PFAS-houdend afvalwater.
Uitgaande van een worstcasebenadering kunnen de uniforme voorwaarden gebruikt worden bij ongeveer 95% van de gronddepots en grondreinigers. De afweging om de uniforme voorwaarden te gebruiken en dat er daarmee geen aanvullende zuivering nodig is, blijft bij het bevoegde gezag. Dit betekent dat bevoegde overheden vrij zijn om een eigen afweging te maken.
PFOS, PFOA en Genx worden als gidsparameters voor alle PFAS-verbindingen gehanteerd. Er hoeft dus geen onderzoek plaats te vinden naar overige PFAS. Uitzondering kan zijn als bekend is dat er in een onevenredige mate sprake is van de aanwezigheid van andere PFAS dan deze drie.
In tabel 1 zijn deze uniforme voorwaarden weergegeven.
Parameter | Maximale waarde |
---|---|
Debiet | 4.000 m3/jaar |
PFOS | 500 ng/l |
PFOA | 500 ng/l |
GenX | 1.000 ng/l |
De uniforme voorwaarden zijn opgenomen in een brief die door het ministerie van IenW aan de bevoegde overheden is gezonden. Deze brief kan bij onze bodemhelpdesk worden opgevraagd.
Dit is afhankelijk van de acceptatiecriteria en de vergunningsvoorwaarden van de betreffende grondbank, verwerker of stortplaats. Soms is het niet (zonder meer) toegestaan om stoffen die niet zijn opgenomen in de vergunning te accepteren. Zie voor de mogelijkheden om PFAS-houdende grond of baggerspecie op te slaan, te verwerken of te storten onderdeel 7 van het handelingskader voor PFAS. Daarnaast zal de acceptant meestal analysegegevens over PFAS willen ontvangen om zodoende meer zekerheid te hebben over de hergebruiks- of verwerkingsmogelijkheden.
Ja, zowel de protocollen 9335-1 en 7511 (voor het opbulken van herbruikbare grond en baggerspecie) als protocol 7510 (voor de bewerking van niet herbruikbare grond en baggerspecie) geven mogelijkheden voor erkende grondbanken en verwerkers om kleine partijen (tot maximaal 100 ton) te accepteren zonder analysegegevens. Daarnaast kent de regelgeving (artikel 4.1255 van het Besluit activiteiten leefomgeving) een uitzondering op de erkenningsplicht voor het samenvoegen van partijen grond en baggerspecie als de samenvoeging zich beperkt tot een maximale hoeveelheid van 25 m3. Dergelijke partijen tot 25 m3 kunnen vervolgens worden aangeboden aan erkende grondbanken en verwerkers.
Toelichting bij de protocollen
In protocol 9335-1 onder de BRL 9335 bestaat de mogelijkheid om kleine partijen grond tot een hoeveelheid van 100 ton te accepteren. Het gaat bijvoorbeeld om kleine partijen die zijn ingezameld bij particulieren (bijvoorbeeld gemeentelijke milieustraten, hoveniers en loonwerkbedrijven) of om zeer kleinschalig professioneel grondverzet.
Milieustraten en andere ontdoeners leveren regelmatig hoeveelheden onder de 25 m3 aan bij grondbanken voor verdere samenvoeging en kwalificatie overeenkomstig BRL 9335. Ook RKGV wordt regelmatig in kleine hoeveelheden aangeboden. De certificaathouder BRL9335 kan volgens de verplichtingen voor de acceptatie van grond in protocol 9335-1 (paragraaf 6.1) partijen grond innemen tot 100 ton op basis van beperkte voorinformatie, dus ook grond die niet is geanalyseerd op PFAS. In de verdere procedure van de BRL 9335-1 voor samenvoegen, moet dergelijke grond alleen bij vermoeden van aanwezigheid van verontreiniging met PFAS indicatief worden onderzocht op PFAS. Wanneer bijvoorbeeld aannemelijk is dat er sprake is grond waarvan op basis van de herkomst verwacht wordt dat de in het handelingskader vastgestelde landelijke achtergrondwaarde voor PFAS niet wordt overschreden kan indicatief onderzoek naar PFAS achterwege blijven.
In protocol 7510 onder de BRL 7500 is een vergelijkbare procedure opgenomen voor het accepteren van grond met beperkte informatie die wordt aangeboden na een calamiteit of als sprake is van een kleine hoeveelheid (tot maximaal 100 ton). Ook protocol 7511 voor het opbulken en ontwateren van baggerspecie is een uitzondering voor kleine partijen opgenomen.
Bij het samenvoegen van partijen grond en baggerspecie onder de BRL 9335 en protocol 9335-1 moet de indeling in kwaliteitsklassen gevolgd worden, zoals ook beschreven is paragraaf 1.1.4 van de BRL 9335. Alleen grond van gelijke kwaliteitsklasse mag worden samengevoegd. Daarnaast is het advies om eveneens rekening te houden met de toepassingsbeperkingen die voortkomen uit een verhoogd PFAS-gehalte. Zie de uitleg over de indeling in kwaliteitsklassen en de effecten van PFAS-gehalten daarop.
Erkende organisaties kunnen van dit advies afwijken, bijvoorbeeld als de toepassingssituatie al bekend is en bepaalde toepassingsbeperkingen geen rol spelen. Er hoeft dan geen onderscheid gemaakt te worden ten aanzien van voor het in de partij verwachtte gehalte PFAS, zolang de (lokale) achtergrondwaarden of maximale hergebruikswaarden voor PFAS niet worden overschreden. Wel moet dan rekening worden gehouden met de eis uit paragraaf 6.3.2 van protocol 9335-1 dat de kwaliteit van de samengevoegde partij nooit gunstiger mag worden gekwalificeerd dan de kwaliteit van de individuele partijen voor samenvoeging. Dat betekent dat de strengste toepassingsbeperkingen voor PFAS van de individuele partijen geldt voor de totale samengevoegde partij.
Grond die op basis van reguliere parameters wordt geclassificeerd in de bodemkwaliteitsklasse Landbouw/Natuur met een PFAS-gehalte groter dan de (lokale) achtergrondwaarde mag niet toegepast worden in een gebied met als toepassingseis Landbouw/Natuur. Geadviseerd wordt om partijen met PFAS-gehalten beneden de (lokale) achtergrondwaarde niet samen te voegen met partijen met PFAS-gehalten boven de (lokale) achtergrondwaarden.
Hiermee wordt het aantal combinaties van kwaliteitsklassen en toepassingsbeperkingen (voor PFAS) welke apart moeten worden samengevoegd beperkt in de uitvoeringspraktijk. Deze methodiek is onlosmakelijk verbonden aan het handelingskader. Hiermee wordt geborgd dat dit tijdelijk is en als bruikbaar handvat wordt gebruikt totdat PFAS normaal onderdeel wordt van de Rbk en dus meedoet bij de indeling van de partijen in een kwaliteitsklasse.
Bodemkwaliteitsklasse zoals ingedeeld op basis van andere stoffen (zonder PFAS) | Toetsing PFAS-gehalten (zie toelichting, punt 1) |
Samenvoegen voor hergebruik onder BRL9335-1 toegestaan? |
---|---|---|
Landbouw/Natuur | < 0,1 ug/kg | Ja, toepassingsbeperking behorende bij het hoogste PFAS-gehalte van de partijen voor samenvoegen geldt voor de hele partij na samenvoegen. |
< PFAS AW (zie toelichting, punt 2) |
||
< hergebruikswaarde PFAS (zie toelichting, punt 3) |
Alleen samenvoegen met partijen met overeenkomstige bodemkwaliteit en PFAS-gehalte. | |
> hergebruikswaarde PFAS | Nee, geen hergebruik | |
Wonen | < 0,1 ug/kg | Ja, toepassingsbeperking behorende bij het hoogste PFAS-gehalte van de partijen voor samenvoegen geldt voor de hele partij na samenvoegen. |
< PFAS AW (zie toelichting, punt 2) | ||
< hergebruikswaarde PFAS (zie toelichting, punt 2) |
||
> hergebruikswaarde PFAS | Nee, geen hergebruik | |
Industrie | < 0,1 ug/kg | Ja, toepassingsbeperking behorende bij het hoogste PFAS-gehalte van de partijen voor samenvoegen geldt voor de hele partij na samenvoegen |
< PFAS AW (zie toelichting, punt 2) | ||
< hergebruikswaarde PFAS (zie toelichting, punt 2) | ||
> hergebruikswaarde PFAS | Nee, geen hergebruik |
Toelichting op de tabel
- Er kan ook gebiedsspecifiek beleid zijn vastgesteld waarin andere eisen aan de toepassing van grond en baggerspecie worden gesteld.
- Partij mag niet worden toegepast in een grondwaterbeschermingsgebied, tenzij het gehalte voor alle PFAS ≤ 0,1 µg/kg bedraagt of sprake is van gebiedsspecifiek beleid.
- Partij mag niet toegepast worden in zones met bodemkwaliteitsklasse Landbouw/Natuur als toepassingseis (maar wel in zones met bodemkwaliteitsklassen Wonen en Industrie als toepassingseis en in de kern van een grootschalige toepassing op de landbodem).
Nee, voor het transporteren van een partij grond naar bijvoorbeeld een milieustraat, grondbank of andere opslaglocatie is het niet noodzakelijk dat vooraf bodemonderzoek op PFAS uitgevoerd is. Wel kan het zijn dat de ontvangende organisatie (de acceptant) onderzoeksgegevens voor PFAS vraagt, hoewel voor de acceptatie van kleine partijen wel mogelijkheden zijn om die zonder analysegegevens te kunnen accepteren en op te bulken.
Grond of baggerspecie wordt beschouwd als een afvalstof. Voor het transport van een afvalstof over de openbare weg (per vrachtwagen) of over water (per schip) moet een transportbegeleidingsformulier aanwezig zijn. Op dit formulier staat vermeld op welke locatie de afvalstof is vrijgekomen en naar welke locatie de afvalstof wordt vervoerd. Ook staan de contactgegevens van de ontdoener, de transporteur en de acceptant. Tot slot staat ook de aard van de afvalstof vermeld, bijvoorbeeld schone of licht verontreinigde grond en/of dat sprake is van een gevaarlijke afvalstof.
Als de grond of baggerspecie wordt afgevoerd naar een gronddepot (met een opslagcapaciteit groter dan 50 m3), reiniger of stortplaats (meldingsplichtige activiteiten volgens het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen), moet de acceptant van het materiaal een melding doen van de acceptatie van de afvalstoffen aan het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA). De acceptant verstrekt aan de ontdoener van de afvalstoffen een afvalstroomnummer, dat tijdens transport op de begeleidingsbrief moet staan. Meer informatie over afvalstroomnummers en begeleidingsbrieven vindt u op de website van het LMA.
Dit volgende categorieën verontreinigde grond komen in aanmerking voor een verklaring:
- Partijen grond die als gevolg van de aanwezigheid van andere verontreinigingen niet reinigbaar en niet koud-immobiliseerbaar zijn, ongeacht de aanwezigheid van PFAS onder of boven de toepassingswaarden.
- Partijen waarbij de fysische samenstelling van de grond bestaat uit meer dan 40% (gewichtspercentage) aan minerale delen kleiner dan 63 µm plus organische stof (oftewel partijen klei of veen) en die zijn verontreinigd boven de toepassingswaarden voor PFAS.
- Partijen waarbij de fysische samenstelling van de grond bestaat uit minder dan 40% (gewichtspercentage) aan minerale delen kleiner dan 63 µm plus organische stof én die zijn verontreinigd met PFAS in gehalten boven respectievelijk 60 ug/kg (PFOS-som), 140 ug/kg (PFOA-som) of 60 ug/kg (overige PFAS-individueel).
Partijen waarbij de fysische samenstelling van de grond bestaat uit minder dan 40% (gewichtspercentage) aan minerale delen kleiner dan 63 µm plus organische stof én die zijn verontreinigd met boven de toepassingswaarden voor PFAS in gehalten die lager zijn dan respectievelijk 60 ug/kg (PFOS-som), 140 ug/kg (PFOA-som) en 60 ug/kg (overige PFAS-individueel) komen niet in aanmerking voor een verklaring van verontreinigde grond. Dergelijke grond is potentieel reinigbaar binnen 5 jaar. Diverse reinigers treffen momenteel voorbereidingen om PFAS-houdende grond te mogen reinigen (o.a. aanpassen van de omgevingsvergunning). Tot aan het moment dat PFAS-houdend zand daadwerkelijk gereinigd kan worden, moet deze grond (met vergunning) tijdelijk worden opgeslagen. Zie voor de mogelijkheden om PFAS-houdende grond of baggerspecie op te slaan onderdeel 7 van het handelingskader voor PFAS.
In onderstaande tabel is voor verschillende situaties op hoofdlijnen aangegeven of een partij verontreinigde grond wel of niet in aanmerking komt voor en verklaring van niet-reinigbaarheid. Op loket.rijkswaterstaat.nl staan de aanvraag- en onderzoeksvereisten vermeld.
Grondsoort | Overige verontreinigingen | PFAS-gehalten (PFOS, PFOA, overige PFAS in ug/kg) | Mogelijkheden hergebruik, reinigen en storten | Wel/geen verklaring van niet-reinigbaarheid |
---|---|---|---|---|
Alle grondsoorten | ≤ MW Industrie | ≤3, ≤7, en ≤3 | herbruikbaar | Geen |
Alle grondsoorten | > MW Industrie, maar hergebruik mogelijk na reiniging of immobilisatie | ≤3, ≤7, en ≤3 | Reinigen of immobilisatie | Geen |
Alle grondsoorten | > MW Industrie en geen hergebruik via reiniging of immobilisatie | ≤3, ≤7, en ≤3 | Storten (met verklaring van niet-reinigbaarheid) | Wel |
Minerale delen < 63 um plus organische stof > 40% (klei of veen) |
≤ of > MW Industrie | > 3, > 7 of >3 | Storten (met verklaring van niet-reinigbaarheid) | Wel |
Minerale delen < 63 um plus organische stof < 40% (zand) |
≤ MW Industrie of > MW Industrie, maar hergebruik mogelijk na reiniging of immobilisatie |
> 3, > 7 of >3 en ≤ 60, ≤140 en ≤60 |
Reinigen (via techniek extractieve reiniging) | Geen |
Minerale delen < 63 um plus organische stof < 40% (zand) |
≤ of > MW Industrie | > 60, > 140 of >60 | Storten (met verklaring van niet-reinigbaarheid) | Wel |
Het handelingskader, is alleen van toepassing op het toepassen van grond en baggerspecie en is niet op bouwstoffen van toepassing. Volgens de zorgplicht uit het Besluit bodemkwaliteit kan ook bij het toepassen van bouwstoffen onderzoek naar PFAS aan de orde zijn. Onderzoek naar PFAS is vooralsnog alleen noodzakelijk als op de betreffende bouwstof een concrete verdenking bestaat op belasting op PFAS, bijvoorbeeld als de bouwstof is vrijgekomen in de omgeving van een bronlocatie.
Interventiewaarden
Voor PFAS zijn nog geen interventiewaarden bodemkwaliteit opgenomen in bijlage IIA van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). De verhoogde aanwezigheid van PFAS in de bodem is daarom niet bepalend voor de vraag of een activiteit onder de milieubelastende activiteit graven in een bodem boven de interventiewaarde bodemkwaliteit valt. Ook als de INEV voor PFAS overschreden zijn.
Overigens kennen de milieubelastende activiteiten voor graven in de bodem wel verplichtingen om bij het graven onderscheid te maken in verschillende kwaliteitsklassen in de bodem. Dit betekent dat als door de aanwezigheid van PFAS boven de waarde voor industrie uit het handelingskader PFAS niet toepasbaar is, de initiatiefnemer daar bij het graven uiteraard rekening mee moet houden.
Aanvullende regels in het omgevingsplan
De gemeente heeft wel de mogelijkheid om specifiek voor PFAS aanvullende regels in het omgevingsplan op te nemen. Hierbij kan ze gebruikmaken van de INEV voor PFAS. Het is echter niet mogelijk om in het omgevingsplan te bepalen dat de activiteit bij overschrijding van de INEV voor PFAS onder de milieubelastende activiteit graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit valt. Dit komt omdat het niet toegestaan is om met maatwerkregels het toepassingsbereik van een milieubelastende activiteit aan te passen.