Beleidswijzigingen
De volgende beleidswijzigingen voor bodem zijn in het Bal doorgevoerd:
Deze wijzigingen worden hieronder nader toegelicht. Er is ook een tabel met inhoudelijke veranderingen tussen het Activiteitenbesluit en het Bal over bodembescherming.
Nederlandse Richtlijn Bodembescherming
De Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) was een document met BBT voor bodembescherming. In de NRB staan categorieën met bodembedreigende activiteiten en de daarbij behorende bodembeschermende voorzieningen. Ook staan er maatregelen in die voldoen aan het BBT-principe. Verder geeft de NRB verdiepende kennis over onder meer bodemrisico, bodemonderzoek, herstelplicht en relevante wet- en regelgeving.
Het Activiteitenbesluit milieubeheer verwees regelmatig naar de NRB. Vooral voor voorzieningen en maatregelen die nodig zijn bij bodembedreigende activiteiten. De NRB heeft zo de status van (pseudo)regelgeving gekregen. Dat paste niet meer in de systematiek van de Omgevingswet. Daarom heeft het Bal een aantal voorzieningen en maatregelen uit de NRB rechtstreeks overgenomen.
De meeste maatregelen zijn niet uitgeschreven in algemene regels Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Deze maatregelen hebben betrekking op zogenaamde 'good housekeeping'. Daarmee vallen ze onder de specifieke zorgplicht van het Bal. Deze specifieke zorgplicht doet een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer. Bij het ingaan van de Omgevingswet is de NRB dus vervallen.
BBT-document Bodembescherming
Voor het verlenen van vergunningen blijft het wel noodzakelijk dat er een BBT-document voor bodembescherming beschikbaar is. Daarom is er een nieuw document teruggekomen voor bodembescherming genaamd Bodembescherming; combinaties van voorzieningen en maatregelen (BB-CVM).
Dit BB-CVM document bevat alleen de BBT. Die zijn ingedeeld in de categorieën van bodembedreigende activiteiten, zoals ook in de NRB was. Met de daarbij behorende tabellen van combinaties van voorzieningen en maatregelen. De maatregelen zelf worden vaak niet uitgeschreven. Die vallen onder de specifieke zorgplicht van het Bal. Een uitzondering geldt voor de wettelijk voorgeschreven inspecties, die nog wel onder de maatregelen worden uitgeschreven.
Om toch een duidelijk overzicht te hebben van wat deze good-housekeeping-maatregelen inhouden, zijn deze als bijlage in het document BB-CVM opgenomen.
In het BB-CVM staan dus geen beleidswijzigingen. Het BB-CVM is nu het BBT-document voor bodembescherming. Voor het verlenen van een vergunning moet met het BB-CVM rekening worden gehouden. BB-CVM is aangewezen als informatiedocument bij vergunningverlening en staat in bijlage XVIII van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Het versienummer van BB-CVM staat in bijlage II van de Omgevingsregeling.
Bodemonderzoek
Voor bodembedreigende activiteiten onder de algemene regels in het Bal is geen nulsituatieonderzoek meer verplicht. Wel is het nulonderzoek nog verplicht volgens de Omgevingsregeling bij de aanvraag van een omgevingsvergunning als onderdeel van de indieningsvereisten. Dit geldt voor het exploiteren van een IPPC-installatie, andere milieubelastende installatie, Seveso-inrichting, mijnbouwwerk, militaire zeehaven of luchthaven, milieubelastende activiteiten in de mineraleproductenindustrie en voedingsmiddelenindustrie en verbranden of verwerken van afvalstoffen.
Het nulsituatieonderzoek bij de start van een activiteit is geen milieubeschermende maatregel, maar een grondslag voor een eindsituatieonderzoek. Hiermee kan bevoegd gezag toetsen of door de bodembedreigende activiteit verontreiniging heeft plaatsgevonden.
Op vrijwillige basis kan nog wel een nulsituatieonderzoek worden uitgevoerd, ter ondersteuning van het eindsituatieonderzoek.
Het eindsituatieonderzoek blijft wel verplicht. Dit eindsituatieonderzoek hangt niet meer samen met de beëindiging van het bedrijf, maar met de beëindiging van de milieubelastende activiteit. Per activiteit wordt aangegeven of bij beëindiging een eindsituatieonderzoek nodig is.
Is er geen nulsituatieonderzoek uitgevoerd? Dan wordt het eindonderzoek getoetst aan een vastgestelde bodemkwaliteitskaart of (als die er niet is) aan de kwaliteitseis landbouw/natuur van het Besluit bodemkwaliteit.
Bodembeschermende voorzieningen
Bodembeschermende voorzieningen in het Bal en BB-CVM betreffen in het algemeen voorzieningen zoals een vloeistofdichte bodemvoorziening, aaneengesloten bodemvoorziening, elementenbodemvoorziening of lekbak. Deze begrippen zijn ten opzichte van het Activiteitenbesluit en de NRB gewijzigd. Zie de tabel.
Wijziging van begrippen
Bal |
Voor de invoering van de Omgevingswet |
Vloeistofdichte bodemvoorziening |
Vloeistofdichte vloer of verharding |
Aaneengesloten bodemvoorziening
(dichte naden)
Elementenbodemvoorziening
(open naden)
|
Vloeistofkerende vloer of verharding
|
Lekbak |
Lekbak |
De vloeistofkerende vloer of verharding is gesplitst in een aaneengesloten bodemvoorziening en een elementenbodemvoorziening Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Hiermee wordt het duidelijker wanneer een bepaalde vloer als 'kerend' kan worden gezien.
Certificering voor vloeistofdichte bedrijfsriolering
Het Activiteitenbesluit stelde geen bodembeschermende eisen aan bedrijfsrioleringen. Dit was met uitzondering van het 'afleveren van vloeibare brandstoffen' (tanken) waarbij een vloeistofdichte uitvoering volgens BRL 7700 verplicht is.
In het Bal is een verplichte certificering opgenomen voor alle bedrijfsrioleringen die aangesloten zijn op vloeistofdichte bodemvoorzieningen tot aan de olieafscheider. Daarnaast moet volgens artikel 5.19 van het Bal de goede werking van de bedrijfsriolering periodiek gekeurd worden. Deze beoordeling kan plaatsvinden zonder de vloer open te breken. Hiermee wordt aangesloten bij de BBT-conclusies uit de NRB.
Geen verplichte certificering voor opslag van onder andere diesel in bovengrondse opslagtanks
Omdat er volgens het RIVM geen of minimale externe veiligheidsrisico's zijn bij de opslag van hieronder genoemde stoffen in bovengrondse opslagtanks, schrijft het Bal geen certificering BRL K903 meer voor bij opslag in bovengrondse opslagtanks van:
- de opslag van diesel
- oxiderende vloeistoffen
- bijtende vloeistoffen
- aquatoxische vloeistoffen
- oliën
- vetten
- pekel
Uiteraard blijven bodembeschermende maatregelen verplicht om de bodembescherming te waarborgen. De opslagtank kan visueel gecontroleerd worden zodat men direct kan handelen bij lekkages of morsen. Deze aanpassing is conform de BBT-conclusies uit de NRB.
Er geldt een uitzondering voor ondergrondse leidingen die op de bovengrondse tank zijn aangesloten. Omdat de ondergrondse delen niet visueel kunnen worden geïnspecteerd blijft het certificaat verplicht. Dit is vanuit de optiek van bodembescherming.
Het certificaat BRL SIKB 7800 blijft gewoon verplicht bij vloeistoffen die wel externe veiligheidsrisico's hebben, zoals petroleum en benzine. Dit zijn stoffen die geregeld worden in paragraaf 4.93 'Opslaan van brandbare vloeistoffen anders dan diesel in bovengrondse opslagtanks' van het Bal of stoffen waarvan de opslag vergunningplichtig is.