Veelgestelde vragen Aanpassingswet Wbb van 1 februari 2013
Hieronder staan veelgestelde vragen met antwoorden over de Aanpassingswet Wet bodembescherming van 1 februari 2013.
Let op: deze webpagina beschrijft het regime van de Wet bodembescherming. De Wet bodembescherming is onder de Omgevingswet alleen van toepassing (geheel of gedeeltelijk) als dit volgt uit het overgangsrecht.
Ja, dat kan. De beschikking op het evaluatieverslag is een besluit dat op de voet van artikel 2, lid 4 Wkpb moet worden ingeschreven. Het besluit op het evaluatieverslag is een besluit waarbij de beperkingen volgend uit de beschikking ernst en spoed kunnen komen te vervallen. Daarnaast kan deze beschikking leiden tot het wijzigen van de publiekrechtelijke beperkingen die voortvloeien uit de beschikking ernst en spoed. Dat kan alleen als sprake is van beperkingen (en geen nazorgverplichtingen), mits opgenomen in de beschikking op het evaluatieverslag. Dit laat onverlet dat als er wel een nazorgplan is opgesteld, het besluit hierop wel moet worden geregistreerd in het kader van de Wkpb.
De Wbb geeft de mogelijkheid van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving, uiteraard met een draagkrachtige onderbouwing van de sanctie. Als de betrokkene nalaat het nader onderzoek (tijdig) uit te voeren, kan het bevoegd gezag Wbb handhavend optreden door middel van bestuursdwang of een dwangsom. Het nieuwe artikel wordt ook opgenomen in artikel 1a van de Wet op de economische delicten, zodat niet-naleving van het artikel ook strafrechtelijk kan worden gehandhaafd.
De wijziging van artikel 28 Wbb gaat over het lid 3 en 4 van artikel 28 Wbb. Daarin is een bijzondere melding opgenomen over onttrekkingen van verontreinigd grondwater waarbij geen oogmerk tot saneren bestaat. In lid 3 staat om welke situaties het gaat. Lid 4 schrijft voor welke gegevens bij de melding moeten worden verstrekt. Als hieraan wordt voldaan, kan een beschikking ernst en spoed achterwege blijven. De nieuwe artikelleden zijn dus niet van toepassing op grondwateronttrekkingen die onderdeel uitmaken van een breder geheel van handelingen, zoals een onttrekking in het kader van een bodemsanering.
Bij het gebruik van open bodemenergiesystemen, bouwputbemalingen en bronneringen wordt gebruikgemaakt van grondwater. Voor dergelijke handelingen vereist de waterregelgeving (Waterwet, Waterbesluit of waterschapsverordening) een onttrekkingsvergunning of een melding.
Zodra door het onttrekken van grondwater een verontreiniging wordt verminderd of verplaatst, gelden ook de regels van de Wbb. In niet alle situaties is toepassing van de saneringsregels noodzakelijk. Het belang van de bescherming van de bodem wordt al geborgd via de waterregelgeving. Een van de doelstellingen van de Waterwet is namelijk de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem. De aanwezigheid van verontreinigd grondwater wordt hierbij meegenomen. Het volgen van zowel de water- als de bodemregelgeving is dubbelop. Dat is de reden dat dit artikel is gewijzigd.
Het moet gaan om een onttrekking als bedoeld in artikel 1.1. van de Waterwet, namelijk het onttrekken van grondwater door middel van een onttrekkingsinrichting. En er moet sprake zijn van 1 van de volgende situaties:
- er is een vergunning vereist op grond van artikel 6.4 van de Waterwet en de onttrekking gebeurt voor een bodemenergiesysteem
- er is een vergunning vereist volgens verordening van een waterschap
- er moet een melding worden gedaan aan het bevoegd gezag volgens de Waterwet.
In het vierde lid van artikel 28 Wbb staat welke gegevens bij de melding worden verstrekt. Het gaat om de volgende gegevens:
- het tijdstip waarop de onttrekking van verontreinigd grondwater volgens voornemen zal aanvangen en de voorgenomen duur van deze onttrekking
- de bestemming van het grondwater
- gegevens waaruit blijkt dat de onttrekking van het grondwater, en indien van toepassing het terugbrengen van dat grondwater, het belang van de bescherming van de bodem niet schaadt, en
- een afschrift van de aanvraag van die vergunning of van die melding aan het bevoegd gezag als bedoeld in de Waterwet.
Als is voldaan aan alle vereisten en de juiste gegevens bij de melding zijn verstrekt, neemt het bevoegd gezag Wbb voor deze specifieke onttrekking van het grondwater geen beschikking ernst en spoed. Het reguliere saneringstraject hoeft vervolgens niet te worden doorlopen.
Volgt uit de gegevens die bij de melding zijn overgelegd dat de onttrekking van het grondwater – en indien van toepassing het terugbrengen daarvan – het belang van de bescherming van de bodem schaadt? Dan moet alsnog het reguliere saneringsspoor worden gevolgd. Denk daarbij aan het verstoren van een lopende sanering of nazorg, bedreiging van kwetsbare objecten of doorkruising van het instellen van een gebiedsgerichte aanpak. Bij dat laatste kan een melding op grond van artikel 28, lid 3 Wbb aanleiding zijn om deze partij te betrekken bij het beheerplan gebiedsgericht grondwaterbeheer.
Ja, dat kan. Bijvoorbeeld als verontreinigd grondwater ontoelaatbaar wordt verspreid. In een dergelijke situatie wordt het reguliere saneringstraject gevolgd of moet een BUS-melding gedaan. De wijziging van artikel 28 Wbb staat dit niet in de weg.