Lucht en omgevingswaarden
In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) staan rijksomgevingswaarden voor lucht. Daarnaast kunnen provincies en gemeenten lokale omgevingswaarden stellen in hun omgevingsverordening of omgevingsplan.
Op deze pagina
- Rijksomgevingswaarden voor lucht
- Overzicht belangrijkste luchtkwaliteitsnormen
- Strengere Europese normen vanaf 2030
- Lokale omgevingswaarden
Rijksomgevingswaarden voor lucht
Om de risico's van luchtverontreiniging voor mens en natuur te beperken, zijn op Europees niveau normen vastgelegd.
Beschermen van de mens
De Europese richtlijnen Luchtkwaliteit en Gevaarlijke stoffen in de lucht stellen grenswaarden en streefwaarden voor stoffen die de kwaliteit van de buitenlucht beïnvloeden. Deze zijn als rijksomgevingswaarde vastgelegd in paragraaf 2.2.1 van het Bkl.
De Europese normen voor luchtkwaliteit zijn mede gebaseerd op adviezen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Veel WHO-advieswaarden zijn in september 2021 scherp naar beneden bijgesteld en liggen (ver) beneden de rijksomgevingswaarden. Wel kunnen ze richting geven aan de ambities van het luchtkwaliteitsbeleid in Nederland.
Voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) zijn er aparte aandachtsgebieden. Daar zijn de concentraties relatief hoog. Daarom moet de overheid vooral in deze gebieden de omgevingswaarden toetsen en monitoren. Draagt een activiteit niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging? Dan is het niet nodig om de omgevingswaarden voor NO2 en PM10 te toetsen.
NEC-plafonds
Ook staan de 'national emission ceilings' (NEC-plafonds) als rijksomgevingswaarden in het Bkl. Deze volgen uit de Europese NEC-richtlijn. De NEC-plafonds zijn nationale emissiedoelstellingen. Er is geen directe doorwerking naar het bevoegd gezag.
Beschermen van natuurgebieden
Natuurgebieden kunnen schade ondervinden van depositie (neerslag) van zwaveldioxide (SO2) en stikstofoxiden (NOx). Er gelden daarom omgevingswaarden om de kwetsbare vegetatie te beschermen (artikel 2.3 lid 1c en d en artikel 2.4 lid 2 Bkl). Deze omgevingswaarden gelden alleen voor een natuurgebied met een oppervlakte van 1000 m2 of meer. Bovendien moet dit natuurgebied liggen op een bepaalde afstand van luchtvervuilende bronnen, namelijk:
- ten minste 20 km van een aangewezen aaneenschakeling van steden en dorpen (in vaktaal: agglomeratie)
- ten minste 5 km van bebouwing, een IPPC-installatie Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) of een andere milieubelastende installatie Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup), of een autosnelweg of autoweg. Van deze weg moeten wel meer dan 50.000 motorvoertuigen per dag gebruikmaken.
Bij dreigende overschrijding van deze omgevingswaarden moet de provincie een programma opstellen (artikel 4.1a Bkl).
Overzicht belangrijkste luchtkwaliteitsnormen
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste luchtkwaliteitsnormen tot 2030. De rijksomgevingswaarden met een resultaatsverplichting Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) staan erin, en ook de advieswaarden van de WHO voor fijnstof (PM10 en PM2,5) en NO2. In de praktijk zijn er in Nederland nog enkele overschrijdingen van de omgevingswaarden voor PM10 en NO2. Vanaf 2030 gaan strengere Europese normen gelden.
Niet in de tabel staan de omgevingswaarden met een inspanningsverplichting Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (PM2,5, ozon, benzo[a]pyreen, arseen, cadmium en nikkel) en de NEC-plafonds.
Stof |
Soort norm |
Concentratie |
Status |
Wanneer toetsen |
---|---|---|---|---|
NO2 |
Jaargemiddelde |
40 µg/m3 |
omgevingswaarde |
omgevingsplan, projectbesluit en omgevingsvergunning |
NO2 |
Jaargemiddelde |
10 µg/m3 |
WHO advieswaarde |
optioneel: omgevingsverordening omgevingsplan |
NO2 |
Uurgemiddelde (mag max. 18 keer per jaar worden overschreden) |
200 µg/m3 |
omgevingswaarde |
omgevingsvergunning projectbesluit |
NOx |
Jaargemiddelde |
30 µg/m3 |
omgevingswaarde natuurgebieden |
omgevingsvergunning |
PM10 |
Jaargemiddelde |
40 µg/m3 |
omgevingswaarde |
omgevingsplan, projectbesluit en omgevingsvergunning |
PM10 |
Jaargemiddelde |
15 µg/m3 |
WHO advieswaarde |
optioneel: omgevingsverordening omgevingsplan |
PM10 |
24-uurgemiddelde (mag max. 35 keer per jaar worden overschreden) | 50 µg/m3 |
omgevingswaarde |
omgevingsplan, projectbesluit en omgevingsvergunning |
PM2,5 |
Jaargemiddelde | 25 µg/m3 |
omgevingswaarde |
omgevingsvergunning |
PM2,5 |
Jaargemiddelde | 5 µg/m3 |
WHO advieswaarde |
optioneel: omgevingsverordening en omgevingsplan |
Ben- zeen |
Jaargemiddelde |
5 µg/m3 |
omgevingswaarde |
omgevingsvergunning |
SO2 |
Jaargemiddelde |
20 µg/m3 |
omgevingswaarde natuurgebieden |
omgevingsvergunning |
SO2 |
Uurgemiddelde (mag max. 24 keer per jaar worden overschreden) |
350µg/m3 |
omgevingswaarde |
omgevingsvergunning |
SO2 |
24-uurgemiddelde (mag max. 3 keer per jaar worden overschreden) | 125µg/m3 |
omgevingswaarde |
omgevingsvergunning |
SO2 |
Winterhalfjaargemiddelde (periode 1 oktober t/m 31 maart) | 20 µg/m3 |
omgevingswaarde |
omgevingsvergunning |
Lood |
Jaargemiddelde in PM10 | 0,5µg/m3 |
omgevingswaarde |
omgevingsvergunning |
Relaties tussen fijnstofnormen
Bij een jaargemiddelde concentratie PM10 van 32,5 μg/m3 en hoger vindt overschrijding van de dagnorm (24-uurgemiddelde) plaats.
Een bijdrage aan de concentratie van PM2,5 hoeft niet apart te worden beoordeeld. De toetsing aan PM10 maakt voldoende aannemelijk dat de omgevingswaarden voor PM2,5 in acht worden genomen. PM10 en PM2,5 concentraties zijn namelijk sterk aan elkaar gerelateerd. Als aan de omgevingswaarden voor PM10 wordt voldaan, wordt daarmee ook aan de omgevingswaarden voor PM2,5 voldaan.
Rijksverplichtingen voor PM2,5 en ozon
De omgevingswaarden in bovenstaande tabel gelden voor decentrale overheden. Daarnaast zijn er ook omgevingswaarden waar alleen het Rijk voor verantwoordelijk is. Voor de emissies (uitstoot) zijn dat de NEC-plafonds, en voor immissies (concentraties) gelden aanvullende rijksverplichtingen voor PM2,5 en ozon.
Naast de genoemde waarden van PM2,5 is er ook een blootstellingsconcentratieverplichting. De blootstellingsconcentratie is de concentratie waaraan de stedelijke bevolking wordt blootgesteld. Deze blootstellingsconcentratieverplichting geldt voor de rijksoverheid. Lokale overheden hoeven hier niet aan te toetsen. Voor het Rijk gelden voor PM2,5 de volgende omgevingswaarden voor de 3-jaargemiddelde blootstellingsconcentratieverplichting:
- Resultaatsverplichting van 20 µg/m3
- Inspanningsverplichting van 14,4 µg/m3
Voor het terugdringen van ozonconcentraties is internationale samenwerking van belang. Daarom heeft het Rijk een inspanningsverplichting om de omgevingswaarden voor ozon te halen. Deze staan in artikel 2.7 van het Bkl.
Strengere Europese normen vanaf 2030
Vanaf 2030 gaan strengere Europese luchtkwaliteitseisen gelden, dus ook in Nederland. Uiterlijk in 2030 moeten de jaargemiddelde concentraties PM2,5 en PM10 zijn gedaald naar respectievelijk 10 en 20 μg/m3 (huidige normen zijn 25 en 40 μg/m3). Voor NO2 gaat een nieuwe jaargemiddelde eis gelden van 20 μg/m3 (nu nog 40 μg/m3).
Voor PM10 wordt de jaargemiddelde norm straks bepalend (tot 2030 is de daggemiddelde norm nog het strengste en daarom leidend). Dat blijkt uit een analyse van het RIVM. NO2 kent vanaf 2030 ook een daggemiddelde norm, en ook voor deze stof is het jaargemiddelde bepalend. Voor PM2.5 liggen de nieuwe jaargemiddelde norm en (het jaargemiddelde equivalent van) de daggemiddelde norm erg dicht bij elkaar, dus deze zijn dan allebei van belang bij de toetsing.
Eind 2026 moet Nederland de nieuwe Europese richtlijn 2024/2881 hebben omgezet naar nationaal recht.
Lokale omgevingswaarden
De provincie en de gemeente kunnen lokale omgevingswaarden voor de buitenlucht in de omgevingsverordening en het omgevingsplan opnemen. Dit kan een strengere omgevingswaarde zijn dan de rijksomgevingswaarde. Hiervan zijn drie varianten:
- een scherpere norm, bijvoorbeeld voor fijnstof
- een resultaatsverplichting Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) voor een rijksomgevingswaarde waar in het Bkl een inspanningsplicht voor geldt
- voor de lokale omgevingswaarde geldt dezelfde getalswaarde op locaties waar de rijksomgevingswaarde niet geldt
Ook aanvullende omgevingswaarde mogelijk
Behalve een strengere omgevingswaarde is ook een aanvullende omgevingswaarde mogelijk. Bijvoorbeeld een omgevingswaarde voor roet. Gemeenten en provincies krijgen daarmee extra ruimte om vorm te geven aan lokaal of regionaal beleid voor een gezonde leefomgeving.
Voorbeeld: omgevingswaarde roet in omgevingsplan
Voor roet staat in het Bkl geen omgevingswaarde. Een gemeente kan bijvoorbeeld vanuit gezondheidsperspectief een bepaald niveau stellen aan de roetconcentratie. Dit kan een gemeente doen door een lokale omgevingswaarde voor roet in het omgevingsplan op te nemen.
Vereiste: lokale overheid kan zelf maatregelen nemen
Een decentrale omgevingswaarde heeft alleen zin als de gemeente of de provincie zelf maatregelen kan nemen om de norm te halen. Bijvoorbeeld via specifieke regels in het omgevingsplan of in de omgevingsverordening. En via voorlichting of subsidies. Via zulke regels en maatregelen kan de omgevingswaarde dan doorwerken naar bedrijven en burgers.
Bij het vaststellen van een omgevingswaarde moet de provincie of gemeente onderbouwen welke taken en bevoegdheden ze inzet om de omgevingswaarde te bereiken of te behouden (artikel 2.10 lid 3 Omgevingswet).
Een decentrale omgevingswaarde is niet vrijblijvend. Er is een monitoringsplicht. En er is een programmaplicht als niet wordt voldaan aan een omgevingswaarde. Of als uit de monitoring volgt dat in de toekomst niet zal worden voldaan aan een omgevingswaarde (dreigende overschrijding).
Meer informatie
- Europese Raad geeft groen licht voor aanscherping luchtkwaliteitseisen
- Europese richtlijn 2024/2881, met de nieuwe eisen vanaf 2030
- Omgevingswaarden
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet.
IPPC-installatie
Installatie als bedoeld in artikel 3, onder 3, van de Richtlijn industriële emissies (Rie), voor zover daarin een activiteit als bedoeld in bijlage I bij die richtlijn wordt verricht. Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
IPPC-installaties zijn de grotere industriële bedrijven die vallen onder hoofdstuk 2 van de Richtlijn industriële emissies en veehouderijen (Rie). Deze richtlijn geldt voor alle lidstaten van de Europese Unie. IPPC staat voor integrated pollution prevention and control, ofwel geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging.
Andere milieubelastende installatie
'Vaste technische eenheid waarin een milieubelastende activiteit, anders dan een activiteit als bedoeld in bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies, wordt verricht en ook andere activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie die met die activiteit rechtstreeks samenhangen, in technisch verband staan en gevolgen kunnen hebben voor de emissies en verontreiniging'. (onder A in de bijlage bij de Omgevingswet).
Resultaatsverplichting
Bij een resultaatsverplichting moeten omgevingswaarden binnen een bepaalde tijd worden bereikt. Wanneer ze zijn bereikt, mogen ze niet meer worden overschreden.
Inspanningsverplichting
Bij een inspanningsverplichting moet het bevoegd gezag er alles aan doen om aan de omgevingswaarde te voldoen. Overschrijdingen van de kwaliteit van de omgevingswaarde moeten zoveel mogelijk voorkomen worden. Voor een aantal inspanningsverplichtingen is een termijn gesteld. Die termijn vormt in die gevallen dan het richtpunt voor het voldoen aan deze omgevingswaarden.