Activiteiten met instructieregels
Voor de volgende activiteiten zijn instructieregels opgenomen in het Bkl:
- opslaan van vaste mest, champost en dikke fractie
- opslaan van gebruikt substraatmateriaal
- opslaan kuilvoer en vaste bijvoedermiddelen
- opslaan drijfmest, digestaat en dunne fractie
- voorziening biologisch behandelen dierlijke meststoffen voor of na vergisten
- composteren of opslaan groenafval
Meer informatie over de instructieregels voor de bovenstaande activiteiten vindt u op de pagina Instructieregels geur door landbouwactiviteiten.
De instructieregels voor geur door het houden van landbouwhuisdieren in een dierenverblijf staan niet in paragraaf 5.1.4.6.4. Deze instructieregels staan in paragraaf 5.1.4.6.3.
Algemene instructie voor geur
Voor alle activiteiten waaraan de gemeente in het omgevingsplan regels wil stellen om geurhinder te voorkomen, geldt een algemene instructieregel. Deze staat in artikel 5.92 Bkl. Voor de activiteiten zoals op deze pagina genoemd gelden er nadere instructies, zoals het opnemen van afstandseisen.
Instructieregels over afstandseisen
In de instructieregels staat dat er een afstandseis moet worden opgenomen tot geurgevoelige gebouwen. Het Bkl bepaalt welke geurgevoelige gebouwen, zoals woningen, altijd geurgevoelig zijn. De gemeente kan extra objecten als geurgevoelig aanwijzen.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen geurgevoelige gebouwen binnen de bebouwingscontour en buiten de bebouwingscontour. De gemeente moet zelf de bebouwingscontour aanwijzen in het omgevingsplan. Voor de opslag van kuilvoer en opslag van drijfmest is de afstandseis binnen de bebouwingscontour gelijk aan die buiten de bebouwingscontour. Voor drijfmest is de afstand onder andere afhankelijk van de omvang van de opslag
Flexibiliteit bij vaststellen afstandseisen
De instructieregel geeft aan dat ten minste de afstanden in acht worden genomen. Door dat ten minste is het mogelijk om een grotere afstand op te nemen. Daarmee wordt nog steeds aan de instructieregel voldaan. Daarnaast is er een extra artikel, de flexibiliteitsbepaling. Deze flexibiliteitsbepaling staat toe om ook kortere afstanden dan in de instructieregels staat, op te nemen. De gemeente moet deze kortere afstanden dan wel goed motiveren, omdat het een afwijking van de instructieregel is.
Kortere afstanden voor bestaande situaties
In het Bkl staat de term eerbiedigende werking. Voor deze geurregels houdt dit in dat de gemeente bij het opstellen van het omgevingsplan rekening moet houden met bestaande situaties.
De minimumafstanden gelden dan niet voor bestaande voorzieningen opgericht vóór 1 januari 2013, die op een kortere afstand liggen. Voorwaarde is wel dat die kortere afstand voldeed aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit of eerder vergund was én het verplaatsen van de voorziening redelijkerwijs niet mogelijk is. De kleinere afstand is in dat geval rechtmatig (artikel 5.126 Bkl). Voor die situaties geldt de afstand die op 1 januari 2013 was toegelaten. Om geurhinder te voorkomen of te beperken zal de agrariër wel maatregelen moeten treffen.
Naast afstandseisen ook gebruiksregels mogelijk om geurhinder te voorkomen
Het omgevingsplan biedt meer mogelijkheden om geurhinder te voorkomen of te beperken. Zoals door het opnemen van maatwerkregels Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) in het omgevingsplan. Bijvoorbeeld een voorschrift dat de opslag een bepaald maximum volume mag bedragen. Of gebruiksregels voor de opslag, zoals over:
- de plaats van de opslag
- het afdekken van de opslag
- de frequentie van de aan- en afvoer
- de ligging en hoogte van het emissiepunt bij opslag in een afgesloten ruimte
Het instellen van een vergunningplicht bij bepaalde omvang of typen opslag is ook een mogelijkheid. Daarbij moet de gemeente dan in het omgevingsplan ook beoordelingsregels Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) opnemen.
Bovengrenzen van de instructieregels
Voor een aantal activiteiten geldt dat boven een bepaalde omvang of grootte van een activiteit er geen instructieregels van toepassing zijn. Boven die omvang moet de gemeente de geurbeoordeling maken met artikel 5.92 Bkl.
Dit geldt voor:
- opslag vaste mest boven de 600 m3
- opslag drijfmest en digestaat groter dan 750 m2 of 2.500 m3
- een voorziening voor het biologisch behandelen dierlijke meststoffen voor of na het vergisten voor een vergistingsinstallatie met een capaciteit van meer dan 25.000 m3 per jaar dierlijke meststoffen
Om het gezamenlijke oppervlak en inhoud van het bassin te bepalen moeten verschillende mestopslagen die bij elkaar liggen in oppervlak en volume bij elkaar worden opgeteld.
Algemene instructie voor geur over cumulatie en aanvaardbaarheid
Voor alle activiteiten waaraan de gemeente in het omgevingsplan regels wil stellen om geurhinder te voorkomen, geldt een algemene instructieregel. Deze staat in artikel 5.92 Bkl.
Het eerste lid van artikel 5.92 bepaalt dat rekening gehouden moet worden met geur van activiteiten. Dit betekent dat cumulatie van geur door activiteiten waar mogelijk voorkomen moet worden. Zie voor meer informatie de pagina
cumulatie van geur bij veehouderijen en overige landbouwactiviteiten.Het tweede lid van artikel 5.92 gaat over de aanvaardbaarheid van geur. Het tweede lid is voor landbouwactiviteiten ingevuld met algemene instructieregels.
Geen instructie voor uitzonderingen
De opslag van drijfmest vindt in de praktijk vaak plaats bij een stal (de milieubelastende activiteit: houden van landbouwhuisdieren) of op een akker (de milieubelastende activiteit: telen van gewassen). In sommige gevallen vindt de mestopslag plaats bij een minder voor de hand liggende activiteit, bijvoorbeeld mestopslag bij een afvalverwerker. In het Bkl, artikel 5.120, staan een aantal logische activiteiten genoemd, waarbij de opslag kan plaatsvinden. Het zijn allemaal milieubelastende activiteiten Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Staat de activiteit er niet bij, zoals de afvalverwerker, dan geldt er ook geen instructieregel. In dat geval kan de gemeente in het omgevingsplan zelf bepalen óf en welke regels opgenomen worden ter beperking van geurhinder.
Bruidsschat
Het Rijk zorgt ervoor dat vervallen rijksregels bij inwerkingtreding van de Omgevingswet onderdeel zijn van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Dit heet de bruidsschat Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). In de bruidsschat staan de geurregels voor activiteiten zoals opslag. De gemeente kan in de overgangsfase tot eind 2031 in het omgevingsplan deze geurregels vervangen door eigen geurregels. Bijvoorbeeld als de gemeente gebruik wil maken van de afwijkingsmogelijkheid die de instructieregels bieden voor het stellen van een minimumafstand.
De bruidsschat geldt als de gemeente nog geen nieuw omgevingsplan heeft vastgesteld. Er wordt daarom bijvoorbeeld nog uitgegaan van het begrip bebouwde kom. Ook gelden de regels van de opslag van mest nog voor mest van manegepaarden, terwijl manegepaarden niet onder het Bal vallen. Er zijn, gelijk aan het activiteitenbesluit, diverse ondergrenzen aangegeven vanaf waar de regels van toepassing zijn.