Welstand en welstandstoets
Voor bestaande en vergunningvrije bouwwerken kan het omgevingsplan bepalen dat het uiterlijk niet in ernstige mate in strijd mag zijn met redelijke eisen van welstand. De gemeente kan daarop dan handhaven. Voor nieuwbouw of verbouw kan het omgevingsplan bepalen dat de gemeente bij vergunningverlening beoordeelt of het bouwwerk voldoet aan redelijke eisen voor welstand.
Op deze pagina
- Wat welstand is
- Verschillen welstand onder Omgevingswet en Woningwet
- Welstand onder de Omgevingswet
- Overgangsrecht welstandsnota en aanwijzing welstandsvrije bouwwerken of gebieden Woningwet
- Welstand in bruidsschat omgevingsplan
- Bestaande welstandsnota wijzigen
- Welstandsbeleid overzetten naar nieuw deel omgevingsplan
- Welstandscommissie
Over het beeldkwaliteitsplan vindt u informatie op de pagina Beeldkwaliteitsplan.
Wat welstand is
Welstand gaat over het uiterlijk en de ruimtelijke kwaliteit van bouwwerken. Gemeenten gebruiken welstandscriteria om ervoor te zorgen dat gebouwen passen binnen hun omgeving en een bijdrage leveren aan een aangename leefomgeving.
Gemeenten kunnen preventief en repressief aan welstand toetsen. 'Preventief' houdt in: bij de aanvraag van de vergunning, dus voor het bouwen. 'Repressief' is handhaving van de welstand, ná het bouwen en dus achteraf.
Preventief welstandstoezicht
Voor nieuwbouw of verbouw kan het omgevingsplan bepalen dat het bevoegd gezag bij de vergunningverlening beoordeelt of het bouwwerk voldoet aan redelijke eisen voor welstand. Dit doet het bevoegd gezag bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit voor het bouwen (omgevingsplanactiviteit bouwwerken).
Repressief welstandstoezicht
Voor bestaande bouwwerken en vergunningvrije bouwwerken kan het omgevingsplan bepalen dat het uiterlijk daarvan niet in ernstige mate in strijd mag zijn met redelijke eisen van welstand. Bij ernstige strijd met de redelijke eisen van welstand (welstandsexces), kan het bevoegd gezag handhavend optreden en zo aan de ongewenste situatie een einde maken.
Welstandsvrij
Het omgevingsplan kan ook bouwwerken en gebieden aanwijzen waarin de welstandsregels niet gelden (welstandsvrije bouwwerken en gebieden).
Verschillen welstand onder Omgevingswet en Woningwet
Onder de Woningwet/Wabo beoordeelde het bevoegd gezag of:
- er wat betreft het uiterlijk van bestaande bouwwerken sprake was van ernstige strijd met redelijke eisen van welstand (repressief welstandstoezicht, artikel 12, lid 1, onder a, Woningwet)
- een vergunningaanvraag voor een bouwvergunning (artikel 2.1, lid 1, onder a, Wabo) wat betreft het uiterlijk en de plaatsing van het bouwwerk voldeed aan de redelijke eisen van welstand (preventief welstandstoezicht, artikel 2.10, eerste lid, onder d, Wabo, in samenhang met artikel 12a, lid 1, onder a, Woningwet)
Het bevoegd gezag toetste daarbij aan de welstandsnota als bedoeld in artikel 12a van de Woningwet. Deze welstandsnota werd vastgesteld door de gemeenteraad. Deze welstandsnota kon zowel beleidsregels bevatten over het uiterlijk van bouwwerken als over de plaatsing van bouwwerken.
Bij de welstandstoetsing onder het oude recht moest het bevoegd gezag rekening houden met de bouwmogelijkheden uit het bestemmingsplan. Gaf het bestemmingsplan meer keuzes? Dan was er in het kader van welstand meer beoordelingsruimte (ABRvS 20 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1139 (verwijst naar een andere website)). De welstandsbeoordeling mocht niet leiden tot een belemmering van de verwezenlijking van de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan gaf.
Onder de Omgevingswet regelt de gemeente welstand in het omgevingsplan. De gemeente neemt regels over het uiterlijk van bouwwerken en over de plaatsing van bouwwerken op in het omgevingsplan. Eventueel kan de gemeente daarbij beleidsregels stellen (daarover hierna meer).
De wijze van handhaven bij een welstandsexces is onder de Omgevingswet anders dan onder de Woningwet. Onder de Woningwet kon het bevoegd gezag op grond van artikel 13a de eigenaar verplichten maatregelen te treffen. In de systematiek van de Omgevingswet maakt het bevoegd gezag met een maatwerkvoorschrift aan de eigenaar duidelijk op welke punten aanpassing nodig is om het welstandsexces op te heffen.
Het instellen van een welstandscommissie is onder de Omgevingswet niet meer verplicht.
Welstand onder de Omgevingswet
Met de Omgevingswet verhuist de regeling van welstandstoezicht vanuit de wet (voorheen Woningwet) naar het omgevingsplan. Het nieuwe stelsel is gericht op integratie van welstand met de bouwregels van het omgevingsplan. Samenhangende regels in het omgevingsplan bepalen wat en hoe er op een locatie gebouwd mag worden.
Regels in het omgevingsplan en beleidsregels
Onder de Omgevingswet regelt de gemeente welstand dus zelf in het omgevingsplan. De gemeente neemt regels over het uiterlijk van bouwwerken en over de plaatsing van bouwwerken op in het omgevingsplan. Met andere woorden: de regels van het omgevingsplan bepalen wat er op welke plek en met welke uiterlijke kenmerken mag worden gebouwd.
Bij het stellen van regels over welstand in het omgevingsplan kan de gemeente kiezen voor gesloten normen (concrete en objectieve normen) en open normen. Gesloten normen maken een vergunningplicht overbodig. Open normen vereisen een binnenplanse vergunningplicht voor een omgevingsplanactiviteit.
Gemeenten kunnen er ook voor kiezen om geen regels over welstand op te nemen (welstandsvrij). Of alleen regels over welstand voor bepaalde bouwwerken of locaties te stellen (welstandsvrije bouwwerken of gebieden).
Regelt de gemeente de plaatsing en uiterlijke kenmerken van bouwwerken met open normen en een vergunningplicht voor een omgevingsplanactiviteit voor de activiteit bouwen (omgevingsplanactiviteit bouwwerken)? Dan is het wenselijk om die open normen verder in te vullen met beleidsregels. Voor regels over het uiterlijk van bouwwerken met open normen is dat zelfs verplicht (zie hierna). Dat ondersteunt een consistente toepassing van die open norm bij de uitoefening van een bevoegdheid. En voorkomt dat het bevoegd gezag elke keer opnieuw een dragende motivering voor een besluit moet leveren. Een besluit mag immers worden gemotiveerd door verwijzing naar een beleidsregel (artikel 4:82 Awb).
De grondslagen voor beleidsregels over het uiterlijk van bouwwerken en de plaatsing van bouwwerken zijn onder de Omgevingswet verschillend. Dat is anders dan onder het oude recht. Ook wie bevoegd is om deze beleidsregels vast te stellen, is verschillend. Dit leggen we hierna uit.
Informatie over het overzetten van bestaand welstandsbeleid naar het nieuwe deel van het omgevingsplan vindt u onder de tussenkop Welstandsbeleid overzetten naar nieuw deel omgevingsplan.
Beleidsregels uiterlijk bouwwerken Omgevingswet
Bevat het omgevingsplan regels over het uiterlijk van bouwwerken en behoeft de toepassing daarvan uitleg (open normen)? Dan is het verplicht om hierover beleidsregels vast te stellen. Deze beleidsregels moeten dan zoveel mogelijk toegesneden zijn op de te onderscheiden bouwwerken. Dit staat in artikel 4.19 Omgevingswet.
De gemeenteraad stelt deze beleidsregels over het uiterlijk van bouwwerken vast. Dit staat ook in artikel 4.19 Omgevingswet. Het college van burgemeester en wethouders is hiertoe niet bevoegd.
Artikel 4.19 Omgevingswet gaat alleen over beleidsregels over het uiterlijk van bouwwerken en niet over de plaatsing van bouwwerken. Onder 'uiterlijk’ van bouwwerken wordt in dit verband verstaan vormgeving, maatvoering, materiaalgebruik en kleurgebruik. Beleidsregels over aspecten die het ruimtebeslag of de plaatsing van bouwwerken betreffen, zijn dus geen beleidsregels als bedoeld in artikel 4.19 Omgevingswet.
Artikel 4.19 Omgevingswet geeft geen verplichting om altijd beleidsregels over het uiterlijk van bouwwerken vast te stellen. Alleen als de regels over het uiterlijk van bouwwerken in het omgevingsplan uitleg nodig hebben, is de gemeenteraad verplicht daarover beleidsregels vast te stellen. De gemeenteraad kan deze beleidsregels gelijktijdig met het omgevingsplan of op een later moment vaststellen. Het is ook mogelijk om concreet toetsbare regels (gesloten normen) over het uiterlijk van bouwwerken direct in het omgevingsplan op te nemen en daarmee te volstaan.
Beleidsregels plaatsing van bouwwerken Omgevingswet
Kiest de gemeente in het omgevingsplan voor regels over de plaatsing van bouwwerken met open normen? Dan kan de gemeente deze met beleidsregels uitleggen. Het bevoegde bestuursorgaan kan deze beleidsregels gelijktijdig met het omgevingsplan of op een later moment vaststellen op grond van artikel 4:81 Awb.
Deze beleidsregels gaan over de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit te verlenen. Daarom is het bevoegd gezag voor de vergunning – het college van burgemeester en wethouders – bevoegd om deze beleidsregels over de plaatsing vast te stellen (artikel 4:81, lid 1, Awb). De gemeenteraad kan ervoor kiezen deze bevoegdheid in het omgevingsplan aan de gemeenteraad toe te kennen (artikel 4:81, lid 2 Awb).
Deze beleidsregels over de plaatsing van bouwwerken zijn geen beleidsregel als bedoeld in artikel 4.19 Omgevingswet omdat de beleidsregels uit artikel 4.19 Omgevingswet alleen zien op het uiterlijk van bouwwerken.
Combineren beleidsregels uiterlijk bouwwerken en plaatsing bouwwerken
Het combineren van beleidsregels over het uiterlijk van bouwwerken (artikel 4.19 Omgevingswet: gemeenteraad bevoegd) en de plaatsing van bouwwerken (artikel 4:81, lid 1 Awb: college van burgemeester en wethouders bevoegd) in 1 document, zoals een welstandsnota of beeldkwaliteitsplan, is onder de Omgevingswet in beginsel niet mogelijk. Voor die beleidsregels zijn immers verschillende bestuursorganen bevoegd.
Het combineren in 1 document is wel mogelijk als de bevoegdheid tot het vaststellen van beleidsregels over de plaatsing van bouwwerken in het omgevingsplan is toegekend aan de gemeenteraad. De grondslag hiervoor is artikel 4.81, lid 2 Awb. In dat geval kan 1 door de gemeenteraad vastgesteld document de beleidsregels bevatten die gaan over het uiterlijk van bouwwerken én over de plaatsing van bouwwerken.
Combineren beleidsregels welstand en omgevingskwaliteit
Ook over andere kwaliteitsaspecten, zoals de omgevingskwaliteit, kan het omgevingsplan regels met open normen bevatten. Ook deze regels kan de gemeente met beleidsregels uitleggen. Dat is dan een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders. Dit is alleen anders als het omgevingsplan bepaalt dat de gemeenteraad deze beleidsregels vaststelt. Dan is het ook mogelijk om in 1 document de beleidsregels over welstand én omgevingskwaliteit te combineren.
Geen mandaat of delegatie bevoegdheid beleidsregels artikel 4.19 Omgevingswet
Artikel 4.19 van de Omgevingswet bepaalt dat de gemeenteraad de beleidsregels over het uiterlijk van bouwwerken vaststelt. De gemeenteraad kan deze bevoegdheid niet delegeren, omdat daarvoor de wettelijke grondslag ontbreekt (zie artikel 10:15 Awb). Ook mandatering van deze bevoegdheid aan bijvoorbeeld het college van burgemeester en wethouders is niet toegestaan. Naar ons oordeel verzet de aard van de bevoegdheid zich daartegen (artikel 10:3, lid 1 Awb). Maar uiteindelijk is het de rechter die hierover het definitieve oordeel geeft.
Ga voor meer informatie over beleidsregels over welstand naar de pagina Beleidsregels bij bevoegdheden op grond van de Omgevingswet.
Overgangsrecht welstandsnota en aanwijzing welstandsvrije bouwwerken of gebieden Woningwet
Veel gemeenten hadden bij inwerkingtreding van de Omgevingswet nog een welstandsnota op grond van artikel 12a, lid 1 Woningwet. In die welstandsnota staan beleidsregels die de gemeente toepast bij de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van bouwwerken voldoen aan de redelijke eisen van welstand.
Ook zijn er gemeenten die vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet bepaalde bouwwerken of gebieden op grond van artikel 12, lid 2, Woningwet hadden aangewezen die welstandsvrij zijn. Er vindt in deze gebieden dan geen welstandstoets plaats.
Na inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de artikelen over welstand in de Woningwet vervallen.
Overgangsrecht welstandsnota
Er geldt overgangsrecht, zodat de welstandsnota nog rechtsgeldig is. Dit staat in artikel 4.114, lid 1 van de Invoeringswet Omgevingswet. De welstandsnota op grond van artikel 12a, lid 1, van de Woningwet, die bij inwerkingtreding van de Omgevingswet van kracht is, is een beleidsregel geworden als bedoeld in artikel 4.19 van de Omgevingswet.
Voor welstandsnota’s die bij inwerkingtreding van de Omgevingswet nog in procedure waren, bevat artikel 4.114, lid 2 Invoeringswet Omgevingswet ook een regeling. Was een ontwerp van een welstandsnota voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage gelegd? Dan blijft het oude recht daarop van toepassing tot de welstandsnota is vastgesteld.
Artikel 4.19 Omgevingswet gaat alleen over de beleidsregels over het uiterlijk van bouwwerken. Dit betekent niet dat na inwerkingtreding van de Omgevingswet de beleidsregels over de plaatsing van het bouwwerk in de welstandsnota zijn vervallen. De bruidsschat omgevingsplan Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) regelt dat ook deze onderdelen van de welstandsnota van toepassing zijn bij het beoordelen van een aanvraag voor de binnenplanse omgevingsplanactiviteit bouwwerken (artikel 22.29 bruidsschat omgevingsplan). Meer informatie over de welstandstoets bij het beoordelen van een dergelijke aanvraag vindt u onder de tussenkop Welstandstoets bij beoordeling aanvraag binnenplanse omgevingsplanactiviteit bouwwerken bruidsschat.
Overgangsrecht aanwijzing welstandsvrije bouwwerken en gebieden
Op grond van artikel 12, lid 2 van de Woningwet, kon de gemeenteraad welstandsvrije bouwwerken en gebieden aanwijzen. Deze besluiten zijn in artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet toegevoegd aan het tijdelijke deel van het omgevingsplan.
Voor zowel het repressieve welstandstoezicht (artikel 22.7, lid 2, bruidsschat omgevingsplan) als voor de beoordeling van een nieuw te bouwen vergunningplichtig bouwwerk aan redelijke eisen van welstand (artikel 22.29, lid 2, onderdeel a, bruidsschat omgevingsplan), bevat de bruidsschat omgevingsplan een uitzondering voor deze welstandsvrije bouwwerken en gebieden.
Welstand in bruidsschat omgevingsplan
Voor de periode dat de gemeente nog geen eigen regels in het omgevingsplan heeft gesteld, voorziet de bruidsschat omgevingsplan in een tijdelijke regeling voor welstand.
De regels voor welstand zijn opgenomen in artikel 22.7 (repressief welstandstoezicht) en artikel 22.29 (beoordelingsregel binnenplanse omgevingsvergunning bouwwerken) van de bruidsschat omgevingsplan. Daarmee maken deze regels deel uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup).
Repressief welstandstoezicht in bruidsschat omgevingsplan
Artikel 22.7 van de bruidsschat omgevingsplan bevat een regeling voor repressief welstandstoezicht.
In artikel 22.7 van de bruidsschat omgevingsplan staat dat het uiterlijk van de volgende bouwwerken niet in ernstige mate in strijd mogen zijn met redelijke eisen van welstand:
- bestaande bouwwerken, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, en
- te bouwen bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit nodig is
In artikel 2.29 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) staat voor welke bouwactiviteiten geen omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit nodig is. Artikel 22.27 van de bruidsschat omgevingsplan vermeldt de bouwactiviteiten waarvoor de vergunningplicht uit artikel 22.26 bruidsschat omgevingsplan (binnenplanse omgevingsplanactiviteit bouwwerken) niet geldt, op voorwaarde dat ze voldoen aan de regels van het omgevingsplan. Ga voor meer informatie naar de pagina over Vergunningvrij bouwen.
Het bevoegd gezag toetst bestaande bouwwerken en vergunningvrije bouwwerken voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken dus niet vooraf aan de eisen voor welstand. Maar repressief welstandstoezicht en handhaven bij eventuele welstandsexcessen is op grond van artikel 22.7 bruidsschat omgevingsplan dus mogelijk. Bij een welstandsexces is er ernstige strijd met redelijke eisen van welstand. Dus buitensporigheden in het uiterlijk, die ook voor niet-deskundigen duidelijk zijn. Artikel 22.7 bruidsschat omgevingsplan bepaalt dat het bevoegd gezag dit beoordeelt volgens de criteria van de welstandsnota, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de Woningwet, zoals dat artikel tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet gold.
Aandachtspunt reikwijdte repressief welstandstoezicht bruidsschat
Artikel 22.7 van de bruidsschat omgevingsplan verwijst specifiek naar de welstandsnota op basis van artikel 12a, eerste lid, Woningwet. Dit betekent dat dit artikel in de bruidsschat omgevingsplan geen grondslag geeft voor repressief welstandstoezicht met toepassing van:
- nieuwe welstandseisen die zijn vastgesteld in het nieuwe deel van het omgevingsplan,
- na inwerkingtreding van de Omgevingswet op grond van artikel 4.19 Omgevingswet nieuw vastgestelde of gewijzigde beleidsregels over het uiterlijk van bouwwerken,
- na inwerkingtreding van de Omgevingswet op grond van artikel 4.81 Awb nieuw vastgestelde of gewijzigde beleidsregels over de plaatsing van bouwwerken,
- wijzigingen van de welstandsnota die na inwerkingtreding van de Omgevingswet per vergissing zijn gebaseerd op artikel 12a Woningwet.
Wil de gemeente repressief welstandstoezicht uitoefenen op grond van nieuwe welstandseisen? Dan dient de gemeente artikel 22.7 bruidsschat omgevingsplan te wijzigen of te vervangen door een eigen regeling voor repressief welstandstoezicht. Hiervoor moet de gemeente het omgevingsplan wijzigen.
Had de gemeente geen welstandsnota op grond van de Woningwet vastgesteld? Dan gelden er voor de gehele gemeente geen welstandsregels waaraan het uiterlijk van bestaande bouwwerken moet voldoen. Optreden tegen welstandsexcessen met toepassing van artikel 22.7 van de bruidsschat omgevingsplan is dan niet mogelijk.
Artikel 22.7, lid 2 bruidsschat omgevingsplan regelt dat er ook geen welstandstoezicht geldt voor door de gemeenteraad aangewezen bouwwerken in daarbij aangewezen (zogenoemde welstandsvrije) gebieden. Op grond van artikel 12, lid 2 van de Woningwet kon de gemeenteraad die welstandsvrije bouwwerken en gebieden aanwijzen. Deze besluiten zijn in artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet toegevoegd aan het tijdelijke deel van het omgevingsplan.
Hoe handhaven bij welstandsexces
Artikel 13a van de Woningwet bepaalde dat bij een overtreding van artikel 12, lid 1 Woningwet, het bevoegd gezag de eigenaar kon verplichten zodanige voorzieningen te treffen, dat daarmee werd voldaan aan artikel 12, lid 1, van die wet.
In de systematiek van de bruidsschat omgevingsplan werkt dit anders. Op grond van artikel 22.4 van de bruidsschat omgevingsplan kan het bevoegd gezag een maatwerkvoorschrift stellen voor het onderwerp welstand. Het bevoegd gezag maakt met het maatwerkvoorschrift aan de eigenaar van een gebouw duidelijk op welke punten aanpassing nodig is om de ernstige strijd met de redelijke eisen van welstand (het welstandsexces) op te heffen.
Welstandstoets bij beoordeling aanvraag binnenplanse omgevingsplanactiviteit bouwwerken bruidsschat
Met artikel 22.26 bruidsschat omgevingsplan is in het tijdelijk deel van het omgevingsplan een vergunningplicht opgenomen voor bouwactiviteiten. Dit is de binnenplanse omgevingsvergunningplicht voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken.
In artikel 22.29 van de bruidsschat omgevingsplan staan de beoordelingsregels voor deze binnenplanse vergunningplicht bouwwerken. Hierin is geregeld dat het bevoegd gezag een binnenplanse omgevingsvergunning bouwwerken alleen verleent als het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk niet in strijd is met redelijke eisen van welstand (artikel 22.29, lid 1, onder b). Hierbij toetst het bevoegd gezag aan de criteria uit de welstandsnota, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de Woningwet. Deze beoordelingsregel geldt niet voor de bouw van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is (bijlage I bij het Bbl definieert tijdelijk bouwwerk als: bouwwerk met een instandhoudingstermijn van ten hoogste 15 jaar op dezelfde locatie).
Deze eis uit artikel 22.29, lid 1, onder b, bruidsschat omgevingsplan, dat het bouwwerk niet in strijd is met redelijke eisen van welstand, geldt niet voor gebieden waar geen welstandstoets geldt. Dit staat in artikel 22.29, lid 2, onder a, bruidsschat omgevingsplan.
Ook kan het bevoegd gezag besluiten de vergunning toch te verlenen, ondanks dat deze in strijd is met de welstandscriteria (artikel 22.29, lid 2, onder b, bruidsschat omgevingsplan). Het blijft dan een binnenplanse vergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken.
Artikel 22.35 bruidsschat omgevingsplan bevat de aanvraagvereisten bij de vergunningplicht uit artikel 22.26 bruidsschat omgevingsplan. Onderdeel i van dit artikel benoemt welke gegevens de aanvrager voor de beoordeling volgens de criteria van de welstandsnota, bedoeld in artikel 12a, lid 1, Woningwet, moet aanleveren.
Aandachtspunt reikwijdte preventief welstandstoezicht bruidsschat
Zowel artikel 22.29, lid 1, onder b, als artikel 22.35, onderdeel i, van de bruidsschat omgevingsplan verwijst naar de welstandsnota op grond van artikel 12a, lid 1, Woningwet. Is het wenselijk vergunningaanvragen te toetsen aan nieuwe welstandseisen? Dan moet de gemeente hiervoor het omgevingsplan wijzigen. Zie voor meer uitleg onder de tussenkop Aandachtspunt reikwijdte repressief welstandstoezicht bruidsschat.
Voor de vergunningvrije bouwactiviteiten uit artikel 2.29, Besluit bouwwerken leefomgeving en artikel 22.27, bruidsschat omgevingsplan geldt de vergunningplicht uit artikel 22.26 bruidsschat omgevingsplan niet. De gemeente toetst dan niet vooraf op welstand. Wel moeten deze te bouwen bouwwerken voldoen aan de regels over ernstige ontsiering van het uiterlijk van bouwwerken in het omgevingsplan (repressief welstandstoezicht).
Ga voor meer informatie naar de pagina over de Omgevingsplanactiviteit bouwwerken.
Bestaande welstandsnota wijzigen
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is een geldende welstandsnota als bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de Woningwet, een beleidsregel als bedoeld in artikel 4.19 Omgevingswet geworden (zie artikel 4.114, lid 1 van de Invoeringswet Omgevingswet). De wettelijke grondslag van de welstandsnota is dus als gevolg van het overgangsrecht gewijzigd.
Een bestaande beleidsregel kan altijd worden gewijzigd of ingetrokken.
Het wijzigen van de welstandsnota, bijvoorbeeld voor het toevoegen van een (verwijzing naar een) nieuw beeldkwaliteitsplan, is dus een wijziging van een beleidsregel als bedoeld in artikel 4.19 Omgevingswet. Dit is alleen anders als (de wijziging van) de welstandsnota nog in procedure was en onder de werking van artikel 4.114, lid 2 Invoeringswet Omgevingswet viel. Dan is artikel 12a, Woningwet nog de grondslag van die wijziging.
Aandachtspunt: wijzigen bestaande welstandsnota en bruidsschat
Wijzigingen van de welstandsnota (en beeldkwaliteitsplannen die onderdeel zijn van de welstandsnota) op grond van artikel 4.19 Omgevingswet vallen niet onder 'welstand' als bedoeld in de artikelen 22.7, 22.29 en 22.35, bruidsschat omgevingsplan.
Dit geldt ook voor wijzigingen van de welstandsnota die na inwerkingtreding van de Omgevingswet per vergissing zijn gebaseerd op artikel 12a Woningwet. Zij vallen niet onder ‘welstand’ als bedoeld in die artikelen uit de bruidsschat omgevingsplan, omdat artikel 12a Woningwet niet meer geldt c.q. niet meer de grondslag is. Deze artikelen uit de bruidsschat voorzien dus niet in een toets daaraan.
Om aan welstandseisen van na inwerkingtreding van de Omgevingswet te kunnen toetsen, dienen deze bruidsschatartikelen aangepast te worden. Hiervoor moet de gemeente het omgevingsplan wijzigen.
Welstandsbeleid overzetten naar nieuw deel omgevingsplan
Overhevelen van het gemeentelijk welstandsbeleid naar het nieuwe deel van het omgevingsplan betekent het krijgen van een eigen regeling voor repressief welstandstoezicht en preventief welstandstoezicht.
De gemeente moet daarbij bezien of de inhoud van de artikelen 22.7, 22.29 en 22.35, bruidsschat omgevingsplan passend is of aanpassing behoeft. (Zie ook de aandachtspunten eerder op deze pagina.) Ook moet de gemeente bezien of onderdelen van de bestaande welstandsnota omgezet kunnen worden naar algemene regels in het nieuwe deel van het omgevingsplan.
Voor regels over het uiterlijk van bouwwerken kunnen gemeenten kiezen voor een globale open norm, zoals ‘redelijke eisen van welstand’, of concretere normen. Behoeft een regel in het omgevingsplan over het uiterlijk van bouwwerken uitleg? Dan geldt voor de gemeenteraad de verplichting om daarvoor beleidsregels vast te stellen (artikel 4.19 Omgevingswet). Ook kunnen gemeenten ervoor kiezen om zeer concrete inhoudelijke eisen aan het uiterlijk van bouwwerken in het omgevingsplan zelf op te nemen.
De eventuele welstandscriteria voor de plaatsing van bouwwerken moeten in het nieuwe deel van het omgevingsplan zoveel mogelijk geïntegreerd worden met de ruimtelijke regels over de plaatsing van bouwwerken.
In het nieuwe deel van het omgevingsplan bepaalt de gemeente voor welke bouwwerken, locaties of gebieden de regels (en eventuele bijbehorende beleidsregels over het uiterlijk van bouwwerken of de plaatsing van bouwwerken) gelden. Ook kan de gemeente in het nieuwe deel van het omgevingsplan bouwwerken en gebieden aanwijzen die 'welstandsvrij' zijn.
Voor meer informatie over deze regels en beleidsregels zie onder het tussenkopje Regels in het omgevingsplan en beleidsregels.
Aandachtspunt: tijdig aandacht voor ontwikkelen integraal omgevingskwaliteitsbeleid
Aandachtspunt bij het overzetten van het welstandsbeleid naar het nieuwe deel van het omgevingsplan is de relatie met het ontwikkelen van een integraal omgevingskwaliteitsbeleid.
De doelen van de Omgevingswet en de opdracht aan bestuursorganen om hun taken en bevoegdheden uit te oefenen met het oog op de doelen van de wet, vragen van gemeenten om een integraal omgevingskwaliteitsbeleid te ontwikkelen. Dit volgt uit artikel 1.3 en artikel 2.1, lid 1 van de Omgevingswet.
Gemeenten:
- ontwikkelen een visie op waarden (zoals duurzaamheid, leefbaarheid en gezondheid), én
- maken inhoudelijke keuzes over de te realiseren omgevingskwaliteit.
Het welstandsbeleid is onderdeel van het omgevingskwaliteitsbeleid, zodat gemeenten dit integrale omgevingskwaliteitsbeleid bij voorkeur voorafgaand aan het stellen van (welstands)regels in het omgevingsplan vaststellen.
Dit integrale omgevingskwaliteitsbeleid wordt bij voorkeur vastgelegd in de omgevingsvisie (hoofdzaken) en/of een programma (uitwerking en maatregelen) en ontsloten via het Omgevingsloket (verwijst naar een andere website), onderdeel van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO).
Welstandscommissie
In de Omgevingswet is de welstandscommissie niet meer verplicht. Onder het oude recht was er wel sprake van verplichte aanwijzing van een welstandscommissie. Deze was geregeld in de Bouwverordening (artikel 8, lid 5, Woningwet). Er is geen overgangsrecht voor de welstandscommissie. De wettelijke basis voor de bestaande welstandscommissie is met de Omgevingswet vervallen. Gemeenten kunnen onder de Omgevingswet zelf kiezen of zij een welstandscommissie wensen in te stellen.
Artikel 17.9 Omgevingswet verplicht de gemeenteraad wel tot het instellen van een adviescommissie voor rijksmonumentenactiviteiten. Dit artikel laat ruimte om deze commissie ook over andere onderwerpen te laten adviseren of voor advisering over andere onderwerpen een andere adviescommissies in te stellen. Gemeenten kunnen er dus voor kiezen om hun verplichte adviescommissie voor rijksmonumenten aan te wijzen als commissie die ook adviseert over welstand. Dan is er sprake van 1 adviescommissie die adviseert over rijksmonumenten en welstand. Ook kan de gemeente kiezen voor een aparte welstandscommissie of een generieke adviescommissie die adviseert over aspecten van omgevingskwaliteit bij het verlenen van omgevingsvergunningen.
Artikel 17.9, lid 2, Omgevingswet bepaalt dat de adviescommissie haar advies baseert op de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de beleidsregels over het uiterlijk van bouwwerken zoals bedoeld in artikel 4.19 Omgevingswet. Heeft de gemeente andere relevante beleidsregels, zoals over de plaatsing van bouwwerken? Dan dient de adviescommissie deze ook bij haar advisering te betrekken.
Bruidsschat omgevingsplan
De 'bruidsschat omgevingsplan' bestaat uit regels die door het Rijk als onderdeel van het Invoeringsbesluit Omgevingswet automatisch zijn toegevoegd aan het tijdelijk deel van het omgevingsplan van alle gemeenten.
Gedurende de overgangsfase (tot eind 2031) gelden de regels van de bruidsschat, zolang de gemeente nog geen eigen regels heeft gesteld.
Let op
De gemeente kan de regels van de bruidsschat omgevingsplan wijzigen. De actuele regels van het omgevingsplan raadpleegt u in het onderdeel Regels op de kaart (verwijst naar een andere website) van het Omgevingsloket.
Omgevingsplan, tijdelijk deel
Het tijdelijk deel van het omgevingsplan is het omgevingsplan dat bij inwerkingtreding van de Omgevingswet aanwezig is op grond van het overgangsrecht. Het betreft hier de bestaande planologische regels, zoals bijvoorbeeld bestemmingsplannen en gemeentelijke verordeningen. Daarnaast gaat het om de regels uit de bruidsschat.
Lees meer over het tijdelijk deel omgevingsplan.