Stedelijk waterbeheer richt zich op het totaal aan water dat vrijkomt in de stedelijke omgeving: huishoudelijk afvalwater, grondwater en hemelwater. Ook waterschappen en particulieren hebben een verantwoordelijkheid als het gaat om de gemeentelijke watertaken.
Gemeentelijke zorgtaken in het omgevingsplan
Het omgevingsplan bevat de regels over het beheer van stedelijk afvalwater voor het gehele grondgebied van de gemeente. Dit is nodig te zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Dit staat in artikel 4.2 van de Omgevingswet.
De zorgtaak van de gemeente vloeit voort uit de (Europese) Richtlijn stedelijk afvalwater. Dit is opgenomen in de Omgevingswet: in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staat dat de gemeente zorg draagt voor het beheer en onderhoud van een openbaar vuilwaterriool (artikel 3.16 Bkl).
Gemeentelijk rioleringsplan niet langer verplicht
Het gemeentelijk rioleringsplan is niet langer wettelijk verplicht, maar wordt een vrijwillig document. De inhoud van het huidige gemeentelijk rioleringsplan kan worden opgenomen in het omgevingsplan. Een andere mogelijkheid is om van het gemeentelijk rioleringsplan een programma te maken.
Regionale samenwerking
De regionale samenwerking tussen gemeente en waterbeheerder voor stedelijk afvalwater is belangrijk. Dit doet zich voor in gevallen van lozingen vanuit eigen zuivering, rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi's) en centrale zuivering. Centrale zuivering vindt bijvoorbeeld plaats als een aantal bedrijven op een bedrijventerrein 1 gezamenlijke zuiveringsinstallatie gebruikt.
Lozingsregels beheer van stedelijk afvalwater (bruidsschat)
De voormalige rijksregels over het beheer van stedelijk afvalwater gaan over naar het omgevingsplan. Totdat de gemeente zelf lozingsregels heeft opgesteld, geldt het tijdelijk deel van het omgevingsplan: de bruidsschat. Als de Omgevingswet ingaat, kunnen gemeenten de bruidsschatregels aanpassen. En kiezen voor regels die passen bij de lokale situatie.
De gemeenten zullen in de overgangsfase tot eind 2031 de regels over het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater vervangen door eigen regels. Bijvoorbeeld voor het afvoeren van hemelwater, bij (ver)nieuwbouw, zorgt de perceeleigenaar:
- voor berging van x m3/uur op eigen terrein
- het voorschrijven van bouwpeilen
- maximale verharding
- groene daken
- verplicht infiltreren en de verplichting om regenwater niet meer te lozen, maar af te koppelen van gemengde riolen
Volgens het omgevingsplan lozen van bedrijfsafvalwater
Bedrijfsafvalwater dat afkomstig is van een activiteit die niet in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is aangewezen, mag alleen worden geloosd op het openbaar vuilwaterriool. Ook deze lozing is geregeld in het omgevingsplan.
De lozing moet voldoen aan de eisen van bijlage I, afdeling C, bij de Richtlijn stedelijk afvalwater. Dat betekent onder meer dat dit water soms een voorbehandeling moet ondergaan om ervoor te zorgen dat:
- de opvangsystemen en de waterzuiveringsinstallatie niet beschadigd raken
- de werking van de waterzuiveringsinstallatie niet wordt gehinderd
- slib op een uit milieuoogpunt verantwoorde wijze veilig kan worden afgevoerd
Dit is nodig om de doelmatige werking van het gemeentelijk riool en de rioolwaterzuiveringsinstallatie te garanderen. Dit volgt uit artikel 5.165 van het Bkl.
De gemeente kan in het omgevingsplan op verschillende manieren aan deze instructieregel uitvoering geven:
Voorbeeld: afvalwater vanuit horeca
Een gemeente neemt een regel op in het omgevingsplan over het lozen van afvalwater vanuit horeca. Deze regel stelt het gebruik van een olie- en vetafscheider verplicht. Hierdoor voorkomt de gemeente dat horecaondernemers grote hoeveelheden olie en vetten in het gemeentelijk riool lozen.
Geur bij rwzi's
In het omgevingsplan staan ook direct werkende regels voor geur van rioolwaterzuiveringsinstallaties. Deze regels baseert de gemeente op de instructieregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (paragraaf 5.1.4.6.2).
Meer informatie