Doel van ingrepen in de waterbodem
De waterbodem Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) is een integraal onderdeel van het watersysteem. Een ingreep in de waterbodem kan nodig zijn:
- voor onderhoud, herstel of herinrichting van de watergang. Het doel is om een watergang op het gewenste profiel te brengen. Dit gebeurt door het baggeren van de watergang. Het gewenste profiel staat in de legger Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) van de waterbeheerder.
- vanwege andere activiteiten. Bijvoorbeeld voor het aanleggen van een brug of recreatieve voorzieningen.
Deze pagina gaat niet over het specifiek saneren van de waterbodem. Saneringsmaatregelen zijn expliciet gericht op het verwijderen van verontreinigde baggerspecie om de chemische of ecologische kwaliteit van het watersysteem te verbeteren. In de praktijk komt dit weinig voor omdat vaak niet te achterhalen is wie verantwoordelijk is voor de verontreiniging. Wel gelden er regels voor het opslaan en toepassen van baggerspecie afkomstig van een ingreep in de waterbodem. Dat zijn milieubelastende activiteiten op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup).
Handreiking Beoordelen Waterbodems
De Handreiking Beoordelen Waterbodems (pdf, 1.2 MB) (2010) is een technisch hulpmiddel om na te gaan wanneer een ingreep in de waterbodem nodig is om het watersysteem optimaal te laten functioneren. De uitkomst van de beoordeling wordt gebruikt in het gebiedsproces bij het afwegen van de meest kosteneffectieve maatregelen om de doelen van het watersysteem te realiseren.
Projectbesluit of omgevingsvergunning
Als de ingreep leidt tot een wijziging van de watergang naar vorm of afmeting, kan een projectbesluit of omgevingsvergunning nodig zijn.
In artikel 5.46 Omgevingswet staat in welke gevallen de waterbeheerder een projectbesluit moet vaststellen:
- als door vergroting of verdieping van een het ruimteoppervlak met ten minste 20% toeneemt; of
- als door verdieping van een vaarweg met nationaal belang meer dan 5 miljoen kubieke meter grond wordt verzet.
Voor andere ingrepen is het projectbesluit een optie, maar geen verplichting. In plaats van een projectbesluit kan de waterbeheerder in zulke gevallen ook een omgevingsvergunning eigen dienst aanvragen. De waterbeheerder vraagt dan een vergunning aan bij de betreffende afdeling binnen de eigen organisatie.
Voor Rijkswaterstaat is dit de omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit bij een waterstaatswerk. Zie paragrafen 6.2.2 en 7.2.2 van het Bal. Er is geen omgevingsvergunning eigen dienst nodig als de ingreep alleen nodig is voor het onderhouden of herstellen van een waterstaatswerk. Zie artikel 6.2,7 lid 3, Bal.
Voor waterschappen is het een omgevingsvergunning op grond van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 5.3 van de Omgevingswet. Waterschappen kunnen zelf in de waterschapsverordening bepalen voor welke ingrepen wel of geen omgevingsvergunning eigen dienst nodig is.
Soms is de ingreep in de waterbodem nodig vanwege gebruik door derden. Het gaat dan om activiteiten die geen waterstaatkundig doel hebben. Bijvoorbeeld het aanleggen van een kabel of het verleggen van een duiker. In die gevallen kunnen derden dan een omgevingsvergunning aanvragen bij de waterbeheerder. De waterbeheerder kan ook zelf de regie nemen en een projectbesluit vaststellen.
Graven en ontgronden
Rijkswateren
Baggeren houdt in dat er in de waterbodem wordt gegraven. Als het gaat om een rijkswater, is hoofdstuk 6 of 7 (Noordzee) van het Bal van toepassing:
- graven is in paragrafen 6.2.2 en 7.2.2 van het Bal aangewezen als beperkingengebiedactiviteit Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Zie artikelen 6.27, lid 1 en 7.26, lid 1. En als ontgrondingsactiviteit. Zie artikelen 6.27, lid 2 en 7.26, lid 2. Let op: voor ontgrondingen in het winterbed Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) geldt paragraaf 16.2.2 van het Bal. Voor ontgrondingen in het winterbed kan de provincie regels stellen in haar omgevingsverordening. Dit volgt uit artikel 16.9 van het Bal.
- aangezien graven in een oppervlaktewaterlichaam al vaak vergunningplichtig is als ontgrondingsactiviteit (zie artikel 5.1 Omgevingswet in samenhang met artikelen 6.28 en 7.27 Bal) is er in artikelen 6.29 en 7.28 van het Bal geen vergunning voor graven als beperkingengebiedactiviteit opgenomen.
- naast het aanvragen van een vergunning voor de ontgrondingsactiviteit moet graven in een oppervlaktewaterlichaam worden gemeld (zie artikelen 6.31 en 7.29 Bal), tenzij het gaat om een hoeveelheid van minder dan 5 m3.
- voor het graven in het beperkingengebied van een waterkering is wel een omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit nodig (art. 6.30 Bal). Dat kan de veiligheid van de waterkering aantasten.
- onderhoud en herstel door de waterbeheerder zelf zijn uitgezonderd van de regels over beperkingengebiedactiviteiten. Zie artikelen 6.27, lid 3 en 7.26, lid 3, Bal.
Regionale wateren
Betreft de ingreep in de waterbodem regionale wateren, dan geldt voor de beperkingengebiedactiviteiten de waterschapsverordening van het waterschap dat het beheer heeft over die wateren. De ontgrondingsactiviteiten zijn geregeld in paragraaf 16.2.2 van het Bal:
- voor het aanleggen, veranderen of verwijderen van een waterstaatswerk door of namens de waterbeheerder op basis van een projectbesluit is geen omgevingsvergunning voor een ontgrondingsactiviteit vereist
- ook het onderhoud van een waterstaatswerk door de waterbeheerder is vrijgesteld van de vergunningplicht
- in andere gevallen (zoals ingrepen door derden) kan wel een omgevingsvergunning voor een ontgrondingsactiviteit nodig zijn
Landbodem of waterbodem
Voor graven in landbodem en graven in waterbodem gelden verschillende regels. Daarom is het van belang om te weten of uw graaflocatie zich bevindt op land of in oppervlaktewater. Op de pagina Landbodem of waterbodem leest u hoe u kunt uitzoeken of u voor uw graaflocatie te maken hebt met land- of waterbodem.
Erkend bodemintermediair bij baggerwerkzaamheden
In bijlage C van de Regeling bodemkwaliteit 2022 (Rbk) staat wanneer een erkend bodemintermediair moet worden ingeschakeld bij baggerwerkzaamheden. Dat is bij de volgende situaties:
- uitvoeren van veldwerk dat bestaat uit het plaatsen van boringen en peilbuizen voor het nemen van grond- en grondwatermonsters, locatie-inspectie of maaiveldinspectie en monsterneming van asbest in de bodem of het uitvoeren van vergelijkbare onderzoeken in de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam (bijlage C, categorie 12)
- analyseren van bouwstoffen, grond of baggerspecie om te voldoen aan een verplichting die geldt bij of krachtens het Besluit bodemkwaliteit (bijlage C, categorie 3)
- uitvoeren van de ingreep die een baggerwerk of onderhoudswerk betreft met een omvang van ten minste 1000 m3, in de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam die is ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’ (bijlage C, categorie 11)
- milieukundige begeleiding die bestaat uit processturing bij het uitvoeren van een ingreep die een baggerwerk of onderhoudswerk betreft met een omvang van ten minste 1000 m3, in de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam die is ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’ (bijlage C, categorie 8)
Erkende bodemintermediairs zijn te vinden op de pagina Erkenningen zoeken (rijkswaterstaat.nl).
Milieuverklaring bodemkwaliteit
De kwaliteit van de opgebaggerde specie moet bekend zijn als deze elders op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam wordt toegepast. Afhankelijk van de situatie gebeurt dit door:
- een partijkeuring
- een erkende kwaliteitsverklaring
- een waterbodemonderzoek
- een waterbodemkwaliteitskaart
Dit staat in hoofdstuk 2A van het Besluit bodemkwaliteit. De eisen aan deze milieuverklaringen staan in de hoofdstukken 5 en 7 van de Regeling bodemkwaliteit 2022. De leverancier of producent stelt de milieuverklaring op voor een partijkeuring, erkende kwaliteitsverklaring en waterbodemonderzoek. Een verklaring op grond van een waterbodemkwaliteitskaart wordt afgegeven op grond van een onderzoek dat is verricht met behulp van een waterbodemkwaliteitskaart. Deze kaart is vastgesteld door de waterkwaliteitsbeheerder. De verklaring wordt meestal afgegeven door de eigenaar van een partij baggerspecie of door degene die de partij toepast.
Toepassen van baggerspecie
Het toepassen van grond en baggerspecie is aangewezen als milieubelastende activiteit en als lozingsactiviteit als deze plaatsvindt in oppervlaktewater. De aanwijzing van de activiteit staat in paragraaf 3.2.26 van het Bal en de regels zijn opgenomen in paragraaf 4.124 Bal.
Toepassing is toegestaan als aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
- De toepassing is functioneel. Zie artikel 4.1269, tweede lid, Bal.
- Het toepassen gebeurt in een bepaalde functionele hoeveelheid. Zie artikel 4.1270 Bal.
- De kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie is bepaald in een milieuverklaring bodemkwaliteit Zie artikel 4.1268 Bal en artikel 27 Besluit bodemkwaliteit (na wijziging door het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet).
- De kwaliteit van de grond of baggerspecie voldoet aan de kwaliteitseisen. Zie artikelen 4.1272, 4.1274, 4.1276 en 4.1278 Bal en artikel 29 Besluit bodemkwaliteit (na wijziging door het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet).
- Per toe te passen partij is voldaan aan de verplichting om gegevens en bescheiden aan te leveren voordat met het toepassen begonnen is. Zie artikel 4.1267 Bal.
- Voor de toepassing zelf moet eenmalig een melding zijn gedaan. Zie artikel 4.1277 Bal.
Is er geen sprake van een functionele toepassing van de baggerspecie, dan gaat het om het verwijderen (storten) van afvalstoffen.
Als er sprake is van tijdelijk uitnemen van baggerspecie, dan gelden de regels voor het toepassen van baggerspecie uit paragraaf 4.124 van het Bal niet. De regels voor ingrepen in de waterbodem en lozingen gelden overigens wel.
Meer informatie over het toepassen van baggerspecie staat op de pagina Inhoudelijke voorschriften Toepassen van grond of baggerspecie (paragraaf 4.124 Bal).
Lozingen bij baggerwerkzaamheden
Bij baggerwerkzaamheden treden altijd lozingen op, in de vorm van mors Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) en vertroebeling Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Regels hiervoor zijn opgenomen in afdeling 2.10 van de bruidsschat waterschapsverordening. Het gaat dan om lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam, dat in beheer is bij het waterschap.
Als de waterbodem de kwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’ heeft (artikel 29, derde lid, onder a, Besluit bodemkwaliteit (na wijziging door het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet)), dan moet een werkinstructie worden opgesteld. In de werkinstructie moet staan welke baggertechniek wordt gebruikt en welke werkwijze daarbij wordt toegepast.
Ten minste 4 weken voor het begin van de lozingsactiviteit moet de initiatiefnemer gegevens over de kwaliteit van de waterbodem, de verwachte startdatum en de werkinstructie als die van toepassing is, aanleveren bij het waterschap. Als de baggerwerkzaamheden plaatsvinden door de beheerder zelf of vanwege een onderhoudsverplichting, dan geldt deze informatieplicht niet.
Als er sprake is van lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk of de Noordzee, geldt alleen de specifieke zorgplicht van artikel 6.6 of 7.6 Bal.
Overige verplichtingen
Omgevingsplan
Naast de bovengenoemde regels, kunnen er voor baggerwerkzaamheden ook regels staan in het omgevingsplan Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) van de gemeente. Baggeren heeft namelijk gevolgen voor de fysieke leefomgeving. De gemeente kan daarom regels hiervoor hebben opgenomen in het omgevingsplan. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld maatwerkregels hebben opgenomen over de kwaliteitseisen die gelden bij het toepassen van grond of baggerspecie op de bodem.
Waterschapsverordening
Naast de eerder genoemde regels kunnen waterschappen voor het toepassen van baggerspecie in regionale wateren ook maatwerkregels over de kwaliteitseisen opnemen in de waterschapsverordening Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup).
Opslaan van baggerspecie
Opslaan van baggerspecie is onder de Omgevingswet aangewezen als milieubelastende activiteit en lozingsactiviteit als deze plaatsvindt in oppervlaktewater. Deze activiteit is aangewezen in paragraaf 3.2.24. Daaronder vallen ook samenhangende handelingen zoals het samenvoegen van partijen, zeven en mechanisch ontwateren. De regels zijn opgenomen in paragraaf 4.122 van het Bal.
Het opslaan van grond of bagger op de locatie van het ontgraven valt niet onder deze activiteit. Ook een weilanddepot dat wordt ingericht voorafgaand aan het verspreiden van baggerspecie, valt niet onder de activiteit.
Wel geldt er een gedoogplicht voor de grondeigenaar of grondgebruiker. Op grond van artikel 10.3, eerste lid, Omgevingswet moet deze de baggerspecie op zijn grond ontvangen wanneer die vrijkomt bij onderhoud van een oppervlaktewaterlichaam.
Natura 2000
Soms vinden de baggerwerkzaamheden plaats in een Natura 2000-gebied. Voor een Natura 2000-activiteit is meestal een omgevingsvergunning nodig. Zie artikel 5.1, eerste lid, onder e, Omgevingswet.
Flora en fauna
Activiteiten in de fysieke leefomgeving kunnen negatieve gevolgen hebben voor flora en fauna. Voor baggerwerkzaamheden kan daarom een omgevingsvergunning nodig zijn voor een flora- en fauna-activiteit. Zie artikel 5.1, tweede lid, onder g, Omgevingswet. De meeste baggerwerkzaamheden worden echter op grond van een gedragscode natuurbescherming uitgevoerd en zijn daarmee vrijgesteld van de vergunningplicht.