Bestaand provinciaal beleid onder de Omgevingswet
De Omgevingswet introduceert de omgevingsvisie en programma's als provinciale beleidsdocumenten. Deze pagina beschrijft de gevolgen van de Omgevingswet voor bestaand provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving.
Beleid over de fysieke leefomgeving
Provincies beschrijven in hun beleid voor de fysieke leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup):
- hun belangen bij de fysieke leefomgeving (waar voelt de provincie zich verantwoordelijk voor)
- hun doelen voor de fysieke leefomgeving (waar wil de provincie naartoe)
- de manieren waarop de provincie die belangen en doelen wil bereiken (denk aan subsidies verlenen, feitelijke maatregelen nemen of regels stellen)
- binnen welke tijd de provincie de gestelde doelen wil bereiken
Nieuw beleid onder de Omgevingswet
De Omgevingswet kent 2 wettelijke documenten voor beleid over de fysieke leefomgeving: de omgevingsvisie Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (artikel 3.1 Omgevingswet) en het programma Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (artikel 3.5 Omgevingswet).
De omgevingsvisie is het document waarin provincies de hoofdzaken van het te voeren integrale beleid voor de fysieke leefomgeving opnemen. De omgevingsvisie bevat dus het strategische, integrale langetermijnbeleid voor de fysieke leefomgeving.
Programma’s zijn bedoeld voor de verdere beleidsuitwerking en de uitwerking van de concrete maatregelen om doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken. Ze bevatten het uitvoeringsgerichtere, (multi)sectorale of gebiedsgerichte beleid. Ze kunnen strategische beleidselementen bevatten, maar bevatten vooral niet-strategisch beleid.
Status bestaand provinciaal beleid
Wat gebeurt er (na inwerkingtreding van de Omgevingswet) met bestaande beleidsdocumenten van provincies met beleid over de fysieke leefomgeving? Er zijn 2 mogelijkheden:
- ze vervallen
- ze blijven gelden
De status van een beleidsdocument na inwerkingtreding van de Omgevingswet is afhankelijk van het soort beleidsdocument waar het om gaat. Deze pagina onderscheidt bestaand provinciaal beleid daarom in:
• Strategisch beleid (omgevingsvisie) dat vooruitloopt op de Omgevingswet
• Strategisch beleid met wettelijke grondslag onder oud recht
• Strategisch beleid zonder wettelijke grondslag onder oud recht
• Niet-strategisch beleid met wettelijke grondslag onder oud recht
• Niet-strategisch beleid zonder wettelijke grondslag onder oud recht
• Niet-strategisch beleid (programma’s) die vooruitlopen op de Omgevingswet
• Beleidsregels
We zetten de informatie over het eventuele overgangsrecht en de status van de verschillende beleidsdocumenten hierna per categorie op een rij. Ook geven we aan welke acties de provincie moet ondernemen. We besteden tenslotte aandacht aan de digitale eisen voor bestaande beleidsdocumenten onder de Omgevingswet.
Strategisch beleid
Omgevingsvisie opstellen vooruitlopend op de Omgevingswet
De omgevingsvisie komt in de plaats van de bestaande strategische beleidsdocumenten van provincies. Afgesproken is dat de provincies op het moment van in werking treden van de Omgevingswet een omgevingsvisie hebben.
Daarom regelt artikel 4.10, lid 2, van de Invoeringswet Omgevingswet dat provincies voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet al een omgevingsvisie kunnen vaststellen. Die omgevingsvisie moet voldoen aan de artikelen 3.2 en 3.3 van de Omgevingswet. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het dan een omgevingsvisie als bedoeld in artikel 3.1, lid 2, van de Omgevingswet. Op die manier voldoet de provincie direct bij inwerkingtreding van de Omgevingswet aan de verplichting om een omgevingsvisie te hebben.
Wil de provincie dat deze omgevingsvisie al voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet van kracht is? Dan is het verstandig om deze ook vast te stellen in overeenstemming met de huidige wettelijke grondslagen voor de verplichte strategische beleidsplannen structuurvisie, milieubeleidsplan, natuurvisie en een verkeers- en vervoerplan. Op die manier voldoet de provincie aan de bestaande en toekomstige wettelijke verplichtingen.
Strategisch beleid met wettelijke grondslag
Het oude recht (het recht van voor inwerkingtreding van de Omgevingswet) bevatte regels over een aantal beleidsdocumenten voor strategisch beleid. Dit zijn:
- het milieubeleidsplan op grond van artikel 4.9 van de Wet milieubeheer
- het verkeers- en vervoerplan op grond van artikel 5 van de Planwet verkeer en vervoer
- de grondgebied dekkende structuurvisie op grond van artikel 2.2, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening
- de natuurvisie op grond van artikel 1.7 van de Wet natuurbescherming
- het regionaal waterplan op grond van artikel 4.4 van de Waterwet (dit plan was zowel bedoeld voor strategisch als meer uitvoeringsgericht beleid).
De omgevingsvisie moet al het strategische beleid over de fysieke leefomgeving bevatten. Daarom bevat de Invoeringswet Omgevingswet geen overgangsrecht voor bestaand strategisch beleid van de provincies. De provincie neemt het bestaande strategische beleid op in de omgevingsvisie. Zij trekt het milieubeleidsplan, het verkeers- en vervoerplan en de structuurvisie bij inwerkingtreding van de omgevingsvisie in.
Een uitzondering hierop geldt voor het uitvoeringsgerichtere deel van het regionaal waterplan. Het overgangsrecht regelt dat dit blijft gelden. Meer uitleg daarover vindt u onder het kopje Niet-strategisch beleid met wettelijke grondslag onder oud recht.
Onderdelen van het milieubeleidsplan, het verkeers- en vervoerplan, de structuurvisie en natuurvisie die de provincie niet in haar omgevingsvisie opneemt (omdat de omgevingsvisie bijvoorbeeld uitgaat van een hoger abstractieniveau) kunnen alleen blijven gelden als de provincie dit expliciet (bij voorkeur in de omgevingsvisie) aangeeft. Dit beleid heeft dan na de inwerkingtreding van Omgevingswet de status van buitenwettelijk beleid (buitenwettelijk beleid = beleid zonder grondslag in een wet) of eventueel programma (zie onder).
Strategisch beleid zonder wettelijke grondslag
Provincies kunnen ook bestaand strategisch beleid hebben dat niet in een wettelijk geregeld beleidsdocument staat. Ook dit beleid moet onderdeel worden van het integrale beleid in de omgevingsvisie. Daarom bevat de Invoeringswet Omgevingswet hiervoor geen overgangsrecht.
Zijn er delen van deze beleidsdocumenten die (bijvoorbeeld omdat de omgevingsvisie uitgaat van een hoger abstractieniveau) niet in de omgevingsvisie terugkomen? Maar moeten deze wel blijven gelden? Dan is het verstandig om dit expliciet (bij voorkeur in de omgevingsvisie) aan te geven. Dit beleid houdt na de inwerkingtreding van Omgevingswet de status van buitenwettelijk beleid (buitenwettelijk beleid = beleid zonder grondslag in een wet).
Bestaand niet strategisch beleid
Niet-strategisch beleid met wettelijke grondslag onder oud recht
Het oude recht (het recht van voor inwerkingtreding van de Omgevingswet) bevatte regels over een aantal beleidsdocumenten voor (deels) niet-strategisch beleid.
Het gaat om 4 beleidsdocumenten:
- de gebiedsstructuurvisie of aspectstructuurvisie op grond van artikel 2.2, lid 1 en 2, van de Wet ruimtelijke ordening
- de regionale waterplannen op grond van artikel 4.4 van de Waterwet
- de actieplannen geluid voor een belangrijke luchthaven van regionale betekenis op grond van artikel 8a.48 in samenhang met artikel 8a.49 van de Wet luchtvaart
- de actieplannen geluid voor provinciale wegen en lokale of bijzondere spoorwegen op grond van artikel 11.12, lid 1, van de Wet milieubeheer
De Invoeringswet Omgevingswet bevat overgangsrecht voor deze beleidsdocumenten.
Gebieds- of aspectstructuurvisie
De gebieds- of aspectstructuurvisie op grond van artikel 2.2, lid 1 en 2, van de Wet ruimtelijke ordening vallen onder het overgangsrecht voor het vrijwillige programma.
Deze structuurvisies gelden als een vrijwillig programma als bedoeld in artikel 3.4 Omgevingswet als zij:
- zijn vastgesteld op of na 23 maart 2016
- voldoen aan de instructieregels over vrijwillige programma’s
- voldoen aan regels over programma’s van de Omgevingswet
- (als van toepassing) voldoen aan de regels over de plan-MER
- voor de inwerkingtreding van artikel 3.4 van de Omgevingswet van kracht zijn of onmiddellijk na de inwerkingtreding van kracht worden.
Dit staat in artikel 4.11 Invoeringswet Omgevingswet.
Is de gebiedsstructuurvisie of aspectstructuurvisie op een eerder moment vastgesteld of voldoet deze niet aan de andere eisen? Dan is de status van dit document dat het provinciaal beleid zonder wettelijke grondslag is. Want na inwerkingtreding van de Omgevingswet is de oude grondslag in de Wro vervallen. Dit beleid blijft ook onder de Omgevingswet gelden totdat de provincie het intrekt.
Regionaal waterplan
Het regionaal waterplan bestaat uit zowel strategisch beleid (zie hiervoor) als de uitvoeringsgerichte uitwerking daarvan. Het deel dat een uitwerking is van het te voeren waterbeleid geldt na de inwerkingtreding van de Omgevingswet als een regionaal waterprogramma als bedoeld in artikel 3.8, tweede lid van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.57 van de Invoeringswet Omgevingswet. Het beleid blijft dus gelden én heeft een nieuwe wettelijke grondslag.
Is een regionaal waterplan op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet in procedure, maar nog niet van kracht? En is het in ontwerp ter inzage gelegd? Dan blijft daarop het oude recht van toepassing. Dit staat in artikel 4.57 Invoeringswet Omgevingswet. Op het moment dat het van kracht wordt, geldt het als een regionaal waterprogramma.
Actieplannen geluid
Artikel 4.88 Invoeringswet Omgevingswet bepaalt dat een actieplan geluid voor een belangrijke luchthaven van regionale betekenis op grond van artikel 8a.48 in samenhang met artikel 8a.49 van de Wet luchtvaart, geldt als een actieplan als bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder c van de Omgevingswet.
Artikel 4.98 Invoeringswet Omgevingswet bepaalt dat een actieplan geluid voor een weg of spoorweg als bedoeld in artikel 11.12, eerste lid, van de Wet milieubeheer, geldt als een actieplan als bedoeld in artikel 3.8, eerste lid van de Omgevingswet.
Is het actieplan nog in procedure? Is het ontwerp ter inzage gelegd? Dan blijft het oude recht van toepassing. Op het moment dat het van kracht wordt, geldt het als een actieplan op grond van de Omgevingswet.
Niet-strategisch beleid zonder wettelijke grondslag onder oud recht
Met niet-strategische beleidsdocumenten bedoelen we die documenten die het uitvoeringsgerichte, (multi)sectorale of gebiedsgerichte beleid bevatten. Ze kunnen strategische beleidselementen bevatten, maar bevatten vooral niet-strategisch beleid.
Niet-strategisch beleid zonder wettelijke grondslag in het oude recht komt onder vele benamingen voor. Denk aan beleidsnota, beleidsplan, gebiedsvisie, ontwikkelplan, enzovoorts. Het gaat dus om beleidsdocumenten die niet zijn vastgesteld volgens de regels van het oude recht.
Voor deze beleidsdocumenten bevat de Invoeringswet Omgevingswet geen overgangsrecht. Het beleid in deze beleidsdocumenten blijft onder de Omgevingswet gelden, totdat de provincie beslist dat het niet meer geldt. Het houdt de status van niet-strategisch beleid zonder wettelijke grondslag.
Niet- strategisch beleid (programma’s) die vooruitlopen op de Omgevingswet
Sommige provincies kiezen ervoor om al voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een programma op te stellen. Bijvoorbeeld een programma klimaatadaptatie of programma gezonde leefomgeving. Het gaat dan om een vrijwillig programma dat al aan de eisen uit de Omgevingswet voldoet.
Een programma dat voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is vastgesteld, geldt als programma als het:
- is vastgesteld op of na 23 maart 2016
- voldoet aan de instructieregels over vrijwillige programma’s
- voldoet aan regels over programma’s van de Omgevingswet
- (als van toepassing) voldoet aan de regels over de plan-MER
- voor de inwerkingtreding van artikel 3.4 van de Omgevingswet van kracht is of onmiddellijk na de inwerkingtreding van kracht wordt.
Dit staat in artikel 4.11 Invoeringswet Omgevingswet.
Beleidsregels
Een bijzondere vorm van beleid zijn de beleidsregels als bedoeld in artikel 1:3, lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Beleidsregels gaan altijd over het gebruik van een bevoegdheid door een bestuursorgaan. Niet alleen het bestuursorgaan dat de beleidsregels heeft opgesteld moet zich eraan houden. Ook burgers kunnen bij het bestuursorgaan en de rechter een beroep doen op beleidsregels. Dit volgt uit artikel 4:84 Awb. Meer algemene informatie over beleidsregels vindt u op de pagina Beleidsregels algemeen. Informatie over beleidsregels bij de (nieuwe) bevoegdheden op grond van de Omgevingswet vindt u op de pagina Beleidsregels bij bevoegdheden op grond van de Omgevingswet.
Aanpassen van beleidsregels
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden verschillende wetten geheel of gedeeltelijk ingetrokken en vervangen door regels in het nieuwe stelsel. Ook gaan verschillende provinciale verordeningen op in de nieuwe omgevingsverordening. De bestaande beleidsregels verwijzen dan naar vervallen bepalingen. Artikel 4:83 Awb bepaalt dat een beleidsregel zo mogelijk vermeldt op welke bevoegdheid deze betrekking heeft. Dit betekent dat provincies hun beleidsregels waar nodig en wenselijk moeten aanpassen aan de veranderingen door het nieuwe stelsel. Dat voorkomt verwarring over de toepasselijkheid.
Voorbeeld beleidsregel die verwijst naar een oude regeling
Een voorbeeld van beleidsregels die verwijzen naar een oude regeling zijn de provinciale beleidsregels over de tegemoetkoming bij faunaschade. Deze gaan over de bevoegdheid uit artikel 6.1 van de Wet natuurbescherming. In de Omgevingswet komt deze bevoegdheid terug in artikel 15.53.
Voorbeeld beleidsregel die de provincie inhoudelijk moet aanpassen of intrekken
Een voorbeeld van beleidsregels die de provincie inhoudelijk moet aanpassen of zelfs intrekken, zijn de beleidsregels over de beoordeling van geurhinder. Deze beleidsregels gelden voor de beoordeling van aanvragen voor een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor inrichtingen die onder de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten vallen, voor aanvragen waarvoor Gedeputeerde Staten een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (obm) af moeten geven en voor het opstellen van maatwerkvoorschriften op grond van het Activiteitenbesluit. Deze regels in de Wabo en Activiteitenbesluit vervallen door de Omgevingswet. Het Besluit kwaliteit leefomgeving verplicht gemeenten om in het omgevingsplan regels te stellen over de toelaatbare geurbelasting. Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit moet bij de beoordeling of er sprake is van een significante verontreiniging rekening gehouden worden met het omgevingsplan, vergunningen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten, de waterschapsverordening en de provinciale omgevingsverordening. Deze nieuwe systematiek maakt dat de provincie haar beleidsregels inhoudelijk zal moeten aanpassen of intrekken.
Relevante beleidsregels omzetten naar formele beleidsregels
Bestaande beleidsdocumenten kunnen zowel beleidsteksten bevatten die overwegingen en maatregelen beschrijven, als beleidsteksten die beleidsregels zijn. Na de vaststelling van de omgevingsvisie of een programma kunnen soms alleen de beleidsregels nog een rol hebben. Is dat het geval, dan kan het een goed idee zijn om de beleidsregels te bundelen en (opnieuw) vast te stellen als beleidsregels. De provincie kan het oude beleidsdocument dan in zijn geheel intrekken. Dat biedt meer duidelijkheid voor burgers en bedrijven en de provincie zelf. Ook kan de provincie de beleidsregels dan aanpassen aan de begrippen en taal van het nieuwe stelsel.
Digitale eisen aan bestaande beleidsdocumenten onder de Omgevingswet
De meeste bestaande beleidsdocumenten zijn geen instrumenten uit de Omgevingswet. De provincie hoeft deze daarom niet te publiceren via de landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen (LVBB). Dit hoeft ook niet als zij onder de Omgevingswet blijven gelden.
De Omgevingsvisie is een omgevingsdocument waarvoor publicatie via de LVBB verplicht is. Een omgevingsvisie die vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet is vastgesteld, kan nog op grond van de Wet ruimtelijke ordening worden gepubliceerd op de website ruimtelijkeplannen.nl met gebruikmaking van de IMRO-standaard, het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening. Deze wordt dan zichtbaar in de overbruggingsfunctie van het DSO.
Voor het op de inwerkingtreding van de Omgevingswet anticiperende programma geldt dat publicatie via de LVBB niet verplicht is. Maar het is wel op vrijwillige basis mogelijk. Het programma moet dan voldoen aan de publicatiestandaard TPOD-programma. Meer informatie over het programma in het DSO vindt u op de pagina Programma in het DSO.
Ga voor meer informatie over het publiceren in de LVBB naar de pagina Omgevingsdocumenten publiceren.
Voor informatie over de gevolgen van de Omgevingswet voor bestaand gemeentelijk beleid voor de fysieke leefomgeving zie de pagina Bestaand gemeentelijk beleid onder de Omgevingswet.
Leefomgeving
Er bestaat geen duidelijke begrenzing van de leefomgeving. De Omgevingswet noemt fysieke leefomgeving (artikel 1.2, lid 1). Deze bestaat in ieder geval uit:
- bouwwerken
- infrastructuur
- watersystemen
- water
- bodem
- lucht
- landschappen
- natuur
- cultureel erfgoed
- werelderfgoed
Lees meer over fysieke leefomgeving.
Omgevingsvisie
Omgevingsvisie als bedoeld in afdeling 3.1 van de Omgevingswet. Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet. Afdeling 3.1, Omgevingswet bepaalt dat het Rijk, de provincie en de gemeente een omgevingsvisie hebben die bevat:
- een beschrijving van de hoofdlijnen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving,
- de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van het grondgebied,
- de hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren integrale beleid.
Uitleg
De omgevingsvisie is een strategische visie voor de lange termijn voor de gehele fysieke leefomgeving. Een omgevingsvisie gaat onder andere in op de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed.
Programma
Programma als bedoeld in afdeling 3.2 van de Omgevingswet. Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
Afdeling 3.2, Omgevingswet geeft aan voor welke onderwerpen overheden verplicht een programma moeten maken. Ook geeft deze afdeling overheden de bevoegdheid om zelf onverplicht programma's te maken.