Overgangsrecht omgevingsvergunning Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Er geldt overgangsrecht voor omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het overgangsrecht geldt voor verleende vergunningen, lopende procedures en nadeelcompensatie.
Op deze pagina
- Overgangsrecht bestaande omgevingsvergunning
- Tabel overgang omgevingsvergunningen Wabo naar omgevingsvergunningen Omgevingswet
- Onderdelen die aanhaken bij een omgevingsvergunning
- Melding wijziging vergunninghouder
- Lopende procedure omgevingsvergunning
- Afhandelen procedure aanvraag omgevingsvergunning
- Afhandelen procedure ambtshalve wijziging omgevingsvergunning
- Verklaring van geen bedenkingen
- Gefaseerde aanvraag
- Aanvraag vergunning geldt als melding
- Nadeelcompensatie
- Schade door weigeren omgevingsvergunning
- Schade door verlenen omgevingsvergunning
- Schade door aanhouden van een besluit omgevingsvergunning
- Schade vanwege kosten archeologische monumentenzorg
Overgangsrecht bestaande omgevingsvergunning
Voor een activiteit met een onherroepelijke Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) omgevingsvergunning geldt het volgende overgangsrecht:
- Als de activiteit na inwerkingtreding van de Omgevingswet vergunningplichtig is, ontstaat er van rechtswege een omgevingsvergunning op grond van de Omgevingswet. De vergunningvoorschriften blijven gelden. Dit volgt uit artikel 4.13, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet. Dit geldt ook voor omgevingsvergunningen die nog in procedure zijn op het moment van inwerkingtreding. Wanneer na inwerkingtreding het besluit onherroepelijk wordt, treedt automatisch artikel 4.13 in werking.
- Als de activiteit na inwerkingtreding van de Omgevingswet niet meer vergunningplichtig is, worden de vergunningvoorschriften maatwerkvoorschriften. Dit gebeurt niet als het bevoegd gezag geen maatwerkvoorschriften over het onderwerp mag stellen. Gezien de zeer ruime maatwerkmogelijkheden onder de Omgevingswet is dit bijna nooit het geval. Dit volgt uit artikel 4.13, lid 2 en 3, van de Invoeringswet Omgevingswet.
De oude omgevingsvergunningen van inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer (Wm) bestrijken vaak meerdere milieubelastende activiteiten in de zin van de Omgevingswet. Daarom is het overgangsrecht voor deze gevallen wat complexer. Meer hierover leest u bij het overgangsrecht voor vergunningen van Wm-inrichtingen. Voor sommige omgevingsvergunningen beperkte milieutoets geldt ook speciaal overgangsrecht.
Tabel overgang omgevingsvergunningen Wabo naar omgevingsvergunningen Omgevingswet
In onderstaande tabel staat de overgang van de omgevingsvergunningen van de Wabo naar de Omgevingswet.
Omgevingsvergunning Wet algemene bepalingen omgevingsrecht | Omgevingsvergunning Omgevingswet |
---|---|
|
technische bouwactiviteit (artikel 5.1, lid 2, onder a) |
|
milieubelastende activiteit (artikel 5.1, lid 2, onder b) |
|
rijksmonumentenactiviteit (artikel 5.1, lid 1, onder b) |
|
omgevingsplanactiviteit (artikel 5.1, lid 1, onder a) |
|
Als de vergunningplicht volgt uit een gemeentelijke verordening: omgevingsplanactiviteit (artikel 5.1, lid 1, onder a) Als de vergunningplicht volgt uit een provinciale verordening: activiteit omgevingsverordening (artikel 5.4) |
Voorschriften eindafrekening exploitatieplan
Zolang de omgevingsvergunning geen voorschriften bevat over eindafrekening van de (artikel 13.14, lid 1, onder e, onder 2o, Omgevingswet), stellen burgemeester en wethouders binnen 3 maanden na uitvoering van de in het exploitatieplan voorziene werken, werkzaamheden en maatregelen een afrekening vast met toepassing van artikel 6.20 van de Wet ruimtelijke ordening.
Dit Invoeringswet Omgevingswet koppelt dit overgangsrecht nog niet aan de omgevingsvergunning. Dit is wel de bedoeling. Artikel 1.6, lid 2 van de Vangnetregeling Omgevingswet (Stcrt. 2023, 32876) legt uit dat het overgangsrecht op deze wijze moet worden ingevuld.
Meer informatie staat op de pagina Overgangsrecht instrumenten grondeigendom.
Onderdelen die aanhaken bij een omgevingsvergunning
Er geldt bijzonder overgangsrecht voor een Natura 2000-activiteit (artikel 2.7, lid 2, Wet natuurbescherming) die deel uitmaakt van een onherroepelijke omgevingsvergunning. Dit deel van de omgevingsvergunning Wabo geldt dan als een onderdeel van een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit als bedoeld in artikel 5.1, lid 1, onder e, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 2.4, lid 3, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet.
Meer informatie over de Natura 2000-activiteit.
Deze vorm van overgangsrecht geldt ook voor een flora- en fauna-activiteit (artikelen 3.1, 3.5 of 3.10, lid 1, van de Wet natuurbescherming) die deel uitmaakt van een onherroepelijke omgevingsvergunning. Dit deel van de omgevingsvergunning Wabo geldt als een onderdeel van een omgevingsvergunning voor flora- en fauna-activiteit als bedoeld in artikel 5.1, lid 2, onder g, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 2.6, lid 2, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet.
Meer informatie over de Flora- en fauna-activiteit.
Melding wijziging vergunninghouder
Een melding dat een omgevingsvergunning (artikel 2.25, lid 2 Wabo) gaat gelden voor een ander dan de aanvrager of vergunninghouder geldt als verstrekking van informatie als bedoeld in artikel 5.37, lid 2, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.80 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Lopende procedure omgevingsvergunning
Er geldt overgangsrecht voor de gevallen waarin de procedure voor het verlenen of wijzigen van een omgevingsvergunning gestart is vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet. Er geldt verschillend overgangsrecht voor een aanvraag voor een omgevingsvergunning en ambtshalve besluiten.
Afhandelen procedure aanvraag omgevingsvergunning
Er is overgangsrecht voor de gevallen waarin een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet. Als de vergunningprocedure op de datum van inwerkingtreding nog niet is afgerond, dan blijft het oude recht van toepassing tot:
- het besluit onherroepelijk is, als tegen het besluit beroep openstaat
- het besluit van kracht is, als tegen het besluit geen beroep openstaat
Het oude recht blijft van toepassing, dus het oude bevoegd gezag neemt een besluit op basis van de oude regels. Het handelt de aanvraag af alsof het nog 31 december 2023 is. Het uitgangspunt is dus onder andere de oude beoordelingsregels, de oude totstandkomingsprocedure en de oude rechtsmiddelen.
Enkele bijzondere gevallen:
Lex silencio: Er is 1 uitzondering op de hoofdregel dat het oude recht van toepassing blijft: De inwerkingtreding van rechtswege op grond van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (lex silencio positivo), is niet van toepassing.
Vergunningplicht vervalt onder Omgevingswet: Een aanvraag voor een activiteit waarvoor de vergunningplicht onder de Omgevingswet verandert in een meldingsplicht, wordt automatisch een melding. Het bevoegd gezag hoeft dan geen besluit meer op de aanvraag te nemen. Bij een aanvraag voor meerdere activiteiten waarbij slechts een gedeelte meldingsplichtig wordt, gebeurt het volgende: Het bevoegd gezag neemt op grond van het oude recht een besluit over de activiteiten die na inwerkingtreding vergunningplichtig zijn. De rest van de aanvraag geldt als een melding voor activiteiten die na inwerkingtreding meldingsplichtig zijn.
Aanvraag omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM): Sommige OBM’s golden onder het oude systeem alleen voor oprichten of veranderen van een activiteit. Niet voor in werking zijn. Het bevoegd gezag handelt zo’n aanvraag af op grond van het oude recht en verleent dus een OBM. Dan is de vraag of zo’n OBM dan een omgevingsvergunning milieu in de zin van de Omgevingswet wordt. Deze geldt namelijk ook voor in werking zijn. Niet alleen voor oprichten of veranderen.
Navraag bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft opgeleverd dat artikel 4.13 van de Invoeringswet Omgevingswet er voor zorgt dat de OBM een omgevingsvergunning milieu in de zin van de Omgevingswet wordt. Het overgangsrecht sluit dus aan bij de reikwijdte van de vergunningplicht in de Omgevingswet. Niet bij de reikwijdte van de vergunningplicht in het oude systeem.
Onlosmakelijk verbonden toestemming: Artikel 2.7 van de Wabo verplichtte tot het in één aanvraag aanvragen van onlosmakelijk verbonden activiteiten. Bij een aanvraag van vóór 1 januari 2024, waarbij een onlosmakelijk verbonden activiteit ontbreekt, gebeurt het volgende: Het bevoegd gezag verzoekt om aanvulling van de aanvraag met de ontbrekende activiteit. Het bevoegd gezag handelt ook de aanvulling af op grond van het oude recht. De aanvulling is immers onderdeel geworden van een vóór 1 januari ingediende aanvraag.
Vooruitlopen op het nieuwe recht: Het bevoegd gezag handelt een aanvraag van vóór 1 januari 2024 af op grond van het oude recht. Het is wel toegestaan om in de vergunningvoorschriften al vooruit te lopen op het nieuwe recht. Dus bijvoorbeeld uit te gaan van de algemene regels van het Bal of het Bbl. Vergunningvoorschriften mogen immers ook uitgaan van een 'toekomstige' situatie. Het is weer niet toegestaan om een rechtsgrond in het Bal of Bbl te gebruiken. Zoals bijvoorbeeld een maatwerkmogelijkheid.
Melding bij aanvraag ontbreekt: Op grond van artikel 8.41a (oud) van de Wet milieubeheer moest er bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning Wabo in sommige gevallen een melding Activiteitenbesluit zitten. Wij bespreken dit geval op onze pagina Overgangsrecht Activiteitenbesluit milieubeheer.
Zie artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet en artikel 8.1.1, lid 4, van het Invoeringsbesluit Omgevingswet.
Afhandelen procedure ambtshalve wijziging omgevingsvergunning
Ambtshalve besluiten neemt het bevoegd gezag op eigen initiatief. Er is dus geen aanvraag die als ijkpunt kan dienen. Het overgangsrecht sluit aan bij het eerste moment dat de buitenwereld van het besluit op de hoogte is. Dit staat in artikelen 4.4 en 4.5 van de Invoeringswet.
Bij besluiten die het bevoegd gezag met de korte procedure voorbereidt, geldt het volgende:
Als het bevoegd gezag:
- het besluit vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft bekendgemaakt of
- belanghebbenden in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze te geven (artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht)
dan is het oude recht van toepassing tot het besluit onherroepelijk is.
Bij besluiten die het bevoegd gezag met de uitgebreide procedure voorbereidt, geldt: als het bevoegd gezag het ontwerpbesluit vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage heeft gelegd, is het oude recht van toepassing tot het besluit onherroepelijk is.
Verklaring van geen bedenkingen
Een verklaring van geen bedenkingen (artikel 2.27, Wabo) voor het aanvragen van een omgevingsvergunning die ook betrekking heeft op Natura 2000-activiteiten (artikel 2.7, lid 2, van de Wet natuurbescherming) geldt als instemming als bedoeld in artikel 16.16 van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 2.4, lid 4, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet.
Een verklaring van geen bedenkingen voor het aanvragen van een omgevingsvergunning die ook betrekking heeft op flora- en fauna-activiteiten (artikel 3.1, 3.5 of 3.10, lid 1, van de Wet natuurbescherming) geldt als instemming als bedoeld in artikel 16.16 van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 2.6, lid 3, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet.
Gefaseerde aanvraag
Onder de Wet algemene bepalingen (Wabo) bestonden gefaseerde aanvragen. Hiervoor staat speciaal overgangsrecht in artikel 4.79 van de Invoeringswet Omgevingswet. Daarnaast is ook artikel 4.13 van de Invoeringswet van belang. Dit regelt dat oude vergunningen automatisch Omgevingswetvergunningen worden. Er zijn 3 situaties mogelijk:
- De aanvraag eerste fase is ingediend vóór de inwerkingtreding Omgevingswet, de aanvraag tweede fase is ingediend na inwerkingtreding.
Als het besluit eerste fase onherroepelijk is, dan wordt het na inwerkingtreding een zelfstandige omgevingsvergunning op grond van de Omgevingswet.
Als het besluit eerste fase nog niet onherroepelijk is, vervalt de koppeling tussen het besluit eerste en tweede fase. De aanvraag eerste fase wordt afgehandeld op basis van het oude recht. De aanvraag voor de tweede fase wordt afgehandeld op grond van het nieuwe recht. Beide aanvragen leveren – bij een positief besluit – een zelfstandige omgevingsvergunning op grond van de Omgevingswet op. - De aanvraag eerste en tweede fase zijn beide ingediend vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet, beide besluiten zijn nog niet onherroepelijk.
Het oude recht is nu van toepassing op zowel het besluit eerste als tweede fase. Het besluit tweede fase moet gelijk met het besluit eerste fase in werking treden. - De aanvraag eerste en tweede fase zijn beide ingediend vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het besluit eerste fase is onherroepelijk. Het besluit tweede fase is nog niet onherroepelijk.
Artikel 4.13 van de Invoeringswet is niet van toepassing op het besluit eerste fase. Artikel 4.13 is namelijk alleen van toepassing op ontheffingen en vergunningen en een besluit eerste fase is nog geen vergunning. Dat maakt dat er op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet een besluit eerste fase ligt dat nog geen omgevingsvergunning is. Op de aanvraag tweede fase is het oude recht van toepassing. Wanneer het bevoegd gezag het besluit tweede fase neemt, worden het eerste en tweede fase besluit op grond van het oude recht omgezet in 1 omgevingsvergunning. Deze omgevingsvergunning wordt vervolgens op grond van artikel 4.13 van de Invoeringswet een omgevingsvergunning op grond van de Omgevingswet.
Aanvraag vergunning geldt als melding
Is de activiteit waarvoor een vergunning is aangevraagd alleen meldingsplichtig onder de Omgevingswet, en is de vergunningprocedure nog niet afgerond? Dan geldt de vergunningaanvraag als een melding voor die activiteit als bedoeld in de Omgevingswet. Het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet (afhandelen aanvraag volgens oud recht) is dan niet van toepassing. Dit staat in artikel 8.1.1, lid 4, van het Invoeringsbesluit Omgevingswet.
Nadeelcompensatie
De Invoeringswet Omgevingswet bevat verschillende artikelen overgangsrecht voor nadeelcompensatie bij omgevingsvergunningen.
Schade door weigeren omgevingsvergunning
Een bepaling in een provinciale verordening (artikel 4.1, Wro) of een AMvB (artikel 4.3 Wro) kan een weigeringsgrond vormen voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, lid 1, onder a Wabo) of het uitvoeren van werken of werkzaamheden (artikel 2.1, lid 1, onder b Wabo).
Artikel 6.1, lid 2, onder e Wro regelt de tegemoetkoming in schade als gevolg van de weigering van de omgevingsvergunning.
Het oude recht blijft van toepassing op een verzoek om schadevergoeding als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet:
- een van de volgende voorwaarden geldt:
- een aanvraag voor een vergunning is ingediend
- een ontwerp van een ambtshalve te nemen besluit is ter inzage gelegd
- voor een ambtshalve te nemen besluit is toepassing gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht
- een ambtshalve besluit is bekendgemaakt
- en de voorwaarde geldt: het verzoek om schadevergoeding wordt ingediend binnen 5 jaar nadat het besluit is vastgesteld
tot het besluit op het verzoek om schadevergoeding onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de schadevergoeding volledig is betaald.
Dit staat in artikel 4.19 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Schade door verlenen van de omgevingsvergunning
Artikel 6.1, lid 2, onder c Wro regelt de tegemoetkoming in schade als gevolg van een omgevingsvergunning voor:
- het uitvoeren van werken of werkzaamheden (artikel 2.1, lid 1, onder b Wabo)
- het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, regels in een provinciale verordening of AMvB, of een voorbereidingsbesluit (artikel 2.1, lid 1, onder c Wabo)
- het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat is bepaald in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit (artikel 2.1, lid 1, onder g Wabo)
Het oude recht blijft van toepassing op een verzoek om schadevergoeding als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet:
- een van de volgende voorwaarden geldt:
- een aanvraag voor een vergunning is ingediend
- een ontwerp van een ambtshalve te nemen besluit is ter inzage gelegd
- voor een ambtshalve te nemen besluit is toepassing gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht
- een ambtshalve besluit is bekendgemaakt
- en de voorwaarde geldt: het verzoek om schadevergoeding wordt ingediend binnen 5 jaar nadat het besluit is vastgesteld
tot het besluit op het verzoek om schadevergoeding onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de schadevergoeding volledig is betaald.
Dit staat in artikel 4.18 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Schade door het aanhouden van een besluit omgevingsvergunning
Artikel 6.1, lid 2, onder d Wro regelt de tegemoetkoming in schade als gevolg van de aanhouding van een besluit omgevingsvergunning voor:
- het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, lid 1, onder a Wabo)
- het uitvoeren van werken of werkzaamheden (artikel 2.1, lid 1, onder b Wabo)
- het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat is bepaald in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit (artikel 2.1, lid 1, onder g Wabo)
- het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht (artikel 2.1, lid 1, onder h Wabo)
Het oude recht blijft van toepassing op een verzoek om schadevergoeding als:
- een aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet
- het besluit omgevingsvergunning wordt aangehouden na de inwerkingtreding van de Omgevingswet én
- het verzoek om schadevergoeding wordt ingediend binnen 5 jaar nadat het vastgestelde omgevingsplan ter inzage is gelegd
Dit geldt tot het besluit op het verzoek om schadevergoeding onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de schadevergoeding volledig is betaald.
Dit staat in artikel 4.20 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Schade vanwege kosten archeologische monumentenzorg
Artikel 4.2, lid 1 Wabo regelt de tegemoetkoming van kosten en schade bij een omgevingsvergunning voor archeologische monumentenzorg. Het gaat hierbij om het verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken van een omgevingsvergunning voor:
- het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, lid 1, onder a Wabo)
- het uitvoeren van werken of werkzaamheden (artikel 2.1, lid 1, onder b Wabo)
- het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, regels in een provinciale verordening of AMvB, of een voorbereidingsbesluit (artikel 2.1, lid 1, onder c Wabo)
- het veranderen of in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk (artikel 2.1, lid 1, onder e, onder 2o of 3o Wabo)
- slopen, verstoren, verplaatsen, wijzigen, enzovoort van een rijksmonument (artikel 2.1, lid 1, onder f Wabo)
- het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht (artikel 2.1, lid 1, onder h Wabo)
- het uitvoeren van bij AMvB aangewezen activiteiten (artikel 2.1, lid 1, onder i Wabo)
Het oude recht blijft van toepassing op een verzoek om schadevergoeding als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet:
- een van de volgende voorwaarden geldt:
- een aanvraag voor een vergunning is ingediend
- een ontwerp van een ambtshalve te nemen besluit is ter inzage gelegd
- voor een ambtshalve te nemen besluit is toepassing gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht
- en de voorwaarde geldt: het verzoek om schadevergoeding wordt ingediend binnen 5 jaar nadat het besluit is vastgesteld
tot het besluit op het verzoek om schadevergoeding onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de schadevergoeding volledig is betaald.
Dit staat in artikel 4.17 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Meer informatie
Onherroepelijk
Bij onherroepelijk:
- is tegen een besluit geen bezwaar en beroep meer mogelijk
- is tegen een besluit geen hoger beroep meer mogelijk, na een uitspraak van de rechter op een beroep