Voorschriften omgevingsvergunning milieubelastende activiteit
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) geeft aan welke voorschriften de vergunningverlener kan en moet opnemen in een vergunning voor een milieubelastende activiteit. Op deze pagina bespreken we de algemene eisen voor vergunningvoorschriften voor een milieubelastende activiteit. We hebben ook een pagina met eisen aan vergunningvoorschriften in specifieke gevallen.
- Verplichte voorschriften
- Niet-verplichte voorschriften
- Standaardteksten omgevingsvergunning
- Voorwaarden voor maatwerk gelden ook voor vergunningvoorschriften
- BBT-conclusie vertalen naar voorschriften
- BBT bepalen als er geen BBT-conclusies of informatiedocumenten over BBT zijn
- Bijzondere bedrijfsomstandigheden
- Doelvoorschriften en middelvoorschriften
- Toestemming voor technieken in opkomst
Verplichte voorschriften
Het bevoegd gezag moet voorschriften stellen over emissies en de monitoring ervan. Dat staat in artikel 8.26 en artikel 8.33 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Ook staan er zaken in die in ieder geval in de omgevingsvergunning terug moeten komen, voor zover ze van belang zijn. Het zijn onder meer:
- bescherming van bodem en grondwater, inclusief bewaken van maatregelen
- voorkomen dat afvalstoffen en afvalwater ontstaan, inclusief beheer en monitoring
- voorkomen of beperken van nadelige gevolgen voor het milieu door bijzondere bedrijfsomstandigheden
- voorkomen of beperken van grote verontreinigingen
- voorwaarden voor hoe het bevoegd gezag naleving van de emissiegrenswaarden beoordeelt
Dit staat in artikel 8.29 van het Bkl.
Niet-verplichte voorschriften
Het bevoegd gezag kan voorschriften stellen over:
- bijhouden, verzamelen of berekenen van gegevens om milieugevolgen in beeld te brengen. Dit kunnen ook gevolgen zijn waarvoor nog geen voorschriften staan in de vergunning.
- onderzoek naar mogelijkheden om het milieu beter te beschermen
- registreren, bewaren, melden of delen van het onderzoek of gegevens. Als het bedrijf dit al in een PRTR-verslag Integraal PRTR-verslag (een milieujaarrapportage) moet aanleveren, is een voorschrift overbodig.
Dit staat in artikel 8.32 van het Bkl.
Een onderzoek kan zinvol zijn als geen structurele oplossingen bekend of mogelijk zijn als de vergunning verleend wordt. Wel moet het bevoegd gezag nagaan of:
- het onderzoek niet al eerder is uitgevoerd
- het onderzoek beter op brancheniveau kan plaatsvinden
Het bevoegd gezag kan ook voorschriften stellen over:
- vakbekwaamheid
- aanwijzingen van de vergunningverlener over naleving van de voorschriften
- een milieuzorgsysteem
Dit staat in artikel 8.32 van het Bkl.
Standaardteksten omgevingsvergunning
De omgevingsdiensten maken bij het opstellen van omgevingsvergunningen voor milieu gebruik van standaardteksten. Lees meer op de pagina Landelijke Redactie Standaardteksten Omgevingsvergunningen (LRSO).
Voorwaarden voor maatwerk gelden ook voor vergunningvoorschriften
De voorwaarden die het Bal geeft voor maatwerk, gelden ook bij het opstellen van vergunningvoorschriften (artikel 8.74 Bkl). Het is bijvoorbeeld niet toegestaan sommige voorschriften uit het Bal te versoepelen met maatwerk. Dat mag dan ook niet met een vergunningvoorschrift.
BBT-conclusie vertalen naar voorschriften
De vergunningverlener moet een emissie-eis opleggen die niet hoger is dan de emissierange in de BBT-conclusies. Dat staat in artikel 8.27 van het Bkl. De BBT-conclusies gelden niet rechtstreeks voor het bedrijf. De vergunningverlener vertaalt ze naar voorschriften in de vergunning. Zo bestaat een BBT-conclusie vaak uit een bandbreedte van emissie niveaus. De vertaling houdt in dat de vergunningverlener in de vergunning vastlegt welke emissie-eis geldt.
Er zijn 2 typen BBT-conclusies:
1. BBT-conclusies met een emissieniveau
2. BBT-conclusies zonder een emissieniveau
BBT bepalen als er geen BBT-conclusies of informatiedocumenten over BBT zijn
Het kan voorkomen dat bij een activiteit of installatie stoffen vrijkomen waarvoor geen BBT-conclusies of informatiedocumenten over BBT beschikbaar zijn. Dit kan zowel bij IPPC-installaties als niet-IPPC-installaties voorkomen. In dat geval moet het bevoegd gezag zelf BBT bepalen. Dit volgt uit artikel 8.10 en 8.27, lid 4 van het Bkl.
Het bevoegd gezag moet daarbij in ieder geval rekening houden met de criteria uit artikel 8.10, lid 2 van het Bkl. Dit zijn aspecten die het bevoegd gezag al meeweegt bij de beoordeling van de aanvraag bij het bepalen van BBT.
Ook gaat het bevoegd gezag na of er emissiegrenswaarden uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) of andere regelgeving gelden.
De Raad van State heeft enkele keren een korte toets uitgevoerd op het bepalen van BBT door het bevoegd gezag. Voorbeelduitspraken zijn:
- 14 januari 2009, zaak nr. 200801019/1 (overweging 2.4.3)
- 24 maart 2010, zaak nr. 200902865/1/M1 (overweging 2.2.5)
Bijzondere bedrijfsomstandigheden
Om emissies onder bijzondere bedrijfsomstandigheden te beperken, legt het bevoegd gezag er voorschriften voor vast. Deze komen in de omgevingsvergunning. Er staat in dat men bij bijzondere bedrijfsomstandigheden nadelige gevolgen voor het milieu moet voorkomen of beperken. Bijzondere bedrijfsomstandigheden zijn bijvoorbeeld opstarten, stoppen en storingen. Dit volgt uit artikel 8.29, lid 1c, van het Bkl.
Terugdringen van deze emissies is belangrijk. Door technische ontwikkelingen zijn de emissies onder normale omstandigheden steeds lager geworden en hebben emissies van bijzondere omstandigheden een relatief groter aandeel van de totale hoeveelheid. Het is daarom nodig deze emissies zoveel mogelijk te beperken.
Doelvoorschriften en middelvoorschriften
In artikel 8.26 van het Bkl staat dat het bevoegd gezag emissiegrenswaarden in de vergunning moet opnemen voor:
- de stoffen, bedoeld in bijlage II bij de Richtlijn industriële emissies
- andere stoffen die in significante hoeveelheden kunnen vrijkomen en direct of door overdracht tussen het water, de bodem of de lucht milieuverontreiniging kunnen veroorzaken
In plaats van emissiegrenswaarden mag het bevoegd gezag parameters of technische maatregelen opnemen. Dat staat in artikel 8.31 van het Bkl. Het bevoegd gezag mag geen techniek of technologie voorschrijven. Voorschrijven van specifieke leveranciers of merken van technieken kan de interne markt namelijk verstoren.
Bescherming van het milieu door middelvoorschriften moet minstens gelijkwaardig zijn aan de bescherming door de emissiegrenswaarden van artikel 8.26. Het bevoegd gezag beoordeelt de gelijkwaardigheid op basis van informatie die het bedrijf aanlevert.
Om de gelijkwaardigheid vast te stellen, kan het bevoegd gezag extra eisen voor monitoring vastleggen. Dit zijn voorschriften over:
- verslaglegging over de uitvoering van de technische maatregel
- het bijhouden, verzamelen of berekenen van gegevens
Als het bevoegd gezag extra monitoringseisen stelt, geldt ook het volgende:
- Het bedrijf moet het verslag en de gegevens minimaal 1 keer per jaar aan het bevoegd gezag geven.
- Het zijn geen voorschriften over gegevens die het bedrijf al in het PRTR-verslag moet aanleveren.
Voorbeeld intern salderen of bubbelen
Het bedrijf mag gelijkwaardige parameters gebruiken bij intern salderen of 'bubbelen'. Bubbelen komt vooral voor bij intensieve veehouderijen, raffinaderijen en soms in de chemische industrie en bij energieproductie (stookinstallaties). Stel, een bedrijf wil niet ieder emissiepunt afzonderlijk maar het gemiddelde van de emissiepunten aan de emissiegrenswaarde laten voldoen. Dit mag het bevoegd gezag alleen toestaan als het bedrijf een gelijkwaardig niveau van milieubescherming kan garanderen.
Er is jurisprudentie over vergunningen voor intensieve veehouderij en raffinaderijen. Die bevestigt dat de Europese regelgeving de mogelijkheid biedt om intern te salderen. Voorbeelden zijn:
Toestemming voor technieken in opkomst
Het bevoegd gezag kan een bedrijf in de voorwaarden toestemming verlenen om technieken in opkomst te testen. Dat gebeurt via een omgevingsvergunning. Het bedrijf hoeft dan bij het testen niet te voldoen aan de voorschriften in de omgevingsvergunning voor normale situaties. De basis hiervoor is artikel 8.35 van het Bkl.
Dit is mogelijk als:
- de nieuwe techniek een hoger of ten minste hetzelfde beschermingsniveau voor het milieu kan opleveren
- grotere kostenbesparingen kan opleveren dan de beste beschikbare technieken voor de activiteit
Deze uitzondering duurt maximaal 9 maanden. Binnen deze termijn moet blijken of het bedrijf met de techniek kan voldoen aan de voorschriften. Voldoet het bedrijf niet, dan moet het bedrijf stoppen met de test.
Het bevoegd gezag kan verdere eisen stellen aan het testen van technieken in opkomst. Bijvoorbeeld over de duur van de test of de hoeveelheid materiaal. Ook kan het bevoegd gezag eisen stellen aan de emissie.
Begrip: beste beschikbare technieken (BBT)
De definitie van beste beschikbare technieken (BBT) staat onder de begrippen van bijlage A van de Omgevingswet.
'Beste' omvat de meest doeltreffende technieken voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu. Dit om emissies van een bedrijf te voorkomen. Als dit niet mogelijk is, moet het bedrijf de emissie zo veel mogelijk beperken.
'Beschikbare' omvat technieken die technisch en economisch haalbaar zijn voor die bedrijfstak, en die bedrijven kunnen toepassen. De techniek moet redelijkerwijs in Nederland of in een ander land verkrijgbaar zijn.
Het begrip 'technieken' is ruim. Hieronder valt:
- de toegepaste technieken
- ontwerp, bouw en ontmanteling van de installatie
- onderhoud en bedrijfsvoering van de installatie
Lees meer over bronnen van BBT en toepassen van BBT bij vergunningen voor milieubelastende activiteiten.