Inhoudelijke voorschriften toepassen van bouwstoffen (paragraaf 4.123 Bal)
Voor het toepassen van bouwstoffen gelden inhoudelijke voorschriften uit paragraaf 4.123 van het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal). Het gaat om functionele toepassing en hoeveelheid, terugneembaarheid en verwijderplicht. Ook zijn er voorschriften voor toegestane bijmengingen met grond of baggerspecie en kwaliteitseisen.
Wanneer de regels van toepassing zijn
In de hoofdstukken 3 en 4 van het Besluit activiteit leefomgeving (Bal) staat of de regels van toepassing zijn. Deze regels gelden als:
- uw activiteit onder het toepassingsbereik van paragraaf 4.123 valt, en
- uw activiteit onder paragraaf 3.2.25 Toepassen van bouwstoffen valt.
Functionele toepassing en functionele hoeveelheid
Functionele toepassing
Een initiatiefnemer mag de bouwstof alleen maar toepassen voor het in stand houden, herstellen, veranderen of uitbreiden van een werk Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Als geen sprake is van een werk, is het toepassen van bouwstoffen niet toegestaan.
Als de bouwstoffen een afvalstof zijn en ze zijn toegepast in een werk, dan is dit een nuttige toepassing als bedoeld in artikel 1.1, lid 1, van de Wet milieubeheer. Lees meer over afvalstoffen onder de Omgevingswet.
Verantwoord hergebruik (nuttige toepassing) van afvalstoffen is gewenst voor een zuinig gebruik van grondstoffen. Zolang de initiatiefnemer voldoet aan de voorschriften voor het toepassen van bouwstoffen in paragraaf 4.123, maakt het niet uit of bouwstoffen afvalstoffen zijn, of daarvan zijn gemaakt. De regels in deze paragraaf bieden voldoende bescherming tegen eventuele nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving.
Bij toepassing van afvalstoffen in een functionele toepassing is geen sprake van verwijdering van afvalstoffen waarvoor een vergunning nodig is volgens artikel 3.183 Bal. Voor het toepassen van afvalstoffen als bouwstof geldt een uitzondering op de vergunningplicht voor het op of in de bodem brengen van afvalstoffen. Dit staat in paragraaf 3.5.8.
Situaties waarin toepassing niet is toegestaan
Er zijn 2 situaties waarbij het niet is toegestaan om een bouwstof te gebruiken voor een toepassing in een werk:
- verondiepen van een oppervlaktewaterlichaam of ontwikkelen tot landbodem; of
- ophogen van de bodem voor het aanleggen van bedrijventerreinen, woningbouwlocaties, landbouwgronden, natuurgronden, tuinen of recreatieterreinen
Toepassingen met bouwstoffen zijn in deze 2 situaties niet toegestaan. Bij dit soort toepassingen zijn vaak grote hoeveelheden nodig. Het is niet gewenst om hier bouwstoffen voor te gebruiken. Deze toepassingen kunnen met grond of baggerspecie plaatsvinden. Daarnaast is het lastig om te kunnen voldoen aan de terugneembaarheidsplicht die voor bouwstoffen geldt. Realisatie van dergelijke toepassingen kan plaatsvinden met grond of baggerspecie.
Functionele toepassingen op woningbouwlocaties en bedrijfsterreinen met bouwstoffen zijn wel toegestaan als er een ander oogmerk is dan enkel het ophogen van de bodem. Hierbij geldt dat toepassing van bouwstoffen (in principe) tijdelijk is en ze dus niet voor altijd onderdeel zijn van de bodem. Na het wegvallen van de functie van een werk moeten ze weer worden verwijderd vanwege de verwijderingsplicht.
Voor een fundering onder een gebouw, weg of parkeerterrein is het wel toegestaan om bouwstoffen te gebruiken, omdat daarbij niet het oogmerk bestaat dat de bouwstoffen blijvend onderdeel van de bodem gaan uitmaken. De fundering is om civieltechnische redenen nodig, er is dus sprake van een functionele toepassing.
Functionele hoeveelheid
De initiatiefnemer past niet meer bouwstoffen toe voor het werk dan redelijkerwijs nodig is volgens gangbare maatstaven, te weten:
- civieltechnische
- bouwtechnische
- milieuhygiënische
- ecologische of
- esthetische
De achterliggende gedachte is dat men grondstoffen zuinig en doelmatig toepast. In andere woorden: de initiatiefnemer mag niet méér bouwstof gebruiken dan écht noodzakelijk is voor de realisatie van een werk.
Terugneembaarheid en verwijderingsplicht
Bouwstoffen horen van nature niet thuis in de Nederlandse bodem. Daarom mag de initiatiefnemer ze niet vermengen met de bodem. Toegepaste bouwstoffen moet de initiatiefnemer ook weer kunnen verwijderen. Deze terugneembaarheid van de bouwstoffen moet tijdens de volle duur van de (functionele) toepassing verzekerd blijven. De eigenaar van de bouwstof blijft hier verantwoordelijk voor.
Bijvoorbeeld bij toepassing van een bouwstof zoals puingranulaat die is toegepast op een minder draagkrachtige ondergrond, zoals veen of klei, kan het soms gewenst zijn om een fysieke afscheiding aan te brengen. Door het gewicht van de bouwstof in combinatie met bijvoorbeeld verkeersbewegingen kan namelijk vermenging van de bouwstof met de onderliggende bodem optreden. Vermenging kan voorkomen worden door het toepassen van een geotextiel.
Verwijderen is verplicht als het werk waarin de bouwstoffen zijn toegepast, buiten gebruik is. Alleen als het verwijderen schadelijker voor de fysieke omgeving is dan ze te laten zitten, dan hoeft de initiatiefnemer de bouwstoffen niet te verwijderen. Een voorbeeld is een ondoorlatende bodemlaag die beschadigd kan raken bij het verwijderen van een bouwstof zoals een betonnen heipaal.
Voor bouwstoffen die zijn aangebracht voor inwerkingtreding van de Omgevingswet geldt overgangsrecht. Op basis van dit overgangsrecht blijft de verwijderingsplicht uit het Besluit bodemkwaliteit en daar voorafgaande regelgeving gelden.
Toegestane bijmengingen met grond of baggerspecie
De initiatiefnemer mag alleen bouwstoffen toepassen waar minder dan 20 gewichtsprocent bijmengingen met grond of baggerspecie in zit. Het gaat daarbij om bijmengingen met grond of baggerspecie die onbedoeld in een partij bouwstoffen terecht zijn gekomen. Het is niet toegestaan om grond of baggerspecie (bewust) toe te voegen.
In een partij bouwstoffen kan bijvoorbeeld grond of baggerspecie zijn terechtgekomen, bijvoorbeeld bij ontgraving van bouwpuin voor het breken. Dit is niet meteen een reden om de partij bouwstoffen af te keuren, mits geen sprake is van opzet en het gewichtspercentage beperkt blijft tot maximaal 20 procent. Als te veel grond in de bouwstof aanwezig is, kan dit bijvoorbeeld worden afgezeefd.
Het is wel toegestaan om grond of baggerspecie te gebruiken als grondstof voor het maken van een bouwstof (bijvoorbeeld beton), die inherent in de bouwstof aanwezig is (bijvoorbeeld geïmmobiliseerde grond of drinkwaterreststoffen). Of grond die om civieltechnische redenen aanwezig is in de bouwstof (zoals in BSA-granulaat, ook wel recycling granulaat genoemd). Andere voorbeelden zijn bomengranulaat, daktuinsubstraat en een mengsel van zand en rubbergranulaat als kunstgrasinstrooisel.
Let op: sommige beoordelingsrichtlijnen voor het produceren van bouwstoffen stellen aanvullende eisen aan toegestane percentages bijmengingen met grond of baggerspecie.
Kwaliteitseisen en milieuverklaring bodemkwaliteit
Voor het toepassen van bouwstoffen geldt:
- degene die de bouwstof toepast, moet een milieuverklaring bodemkwaliteit hebben die hoort bij de bouwstof
- uit de milieuverklaring moet blijken dat de bouwstof voldoet aan de kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 25d, lid 1, van het Besluit bodemkwaliteit
Deze kwaliteitseisen zijn gebaseerd op normen voor de maximale toegestane emissie (uitloging van metalen en anorganische stoffen) en normen voor de samenstelling (concentratie aan organische stoffen). Bij de kwaliteitseisen is onderscheid tussen vormgegeven bouwstoffen Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) en niet-vormgegeven bouwstoffen Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup).
Deze verplichting geldt zowel voor degene die de bouwstof toepast als voor de eigenaar van het werk. Er zijn uitzonderingen op de plicht voor een milieuverklaring.
Maatwerk bij kwaliteitseisen
De kwaliteitseisen voor bouwstoffen in het Besluit activiteiten leefomgeving zijn er voor de bescherming van het milieu. Ze bieden een voldoende generiek beschermingsniveau. Daardoor is de verwachting dat maatwerk alleen aan de orde zal zijn in specifieke situaties waar bijzondere bescherming nodig is. Versoepelen van de kwaliteitseisen is namelijk niet mogelijk vanwege producteisen die vanuit Europese regelgeving voor bouwstoffen gelden. Deze producteisen zijn opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. De regels gelden voor de hele bouwstoffenketen, dus ook voor de producent, importeur, transporteur en verhandelaar. Het is op grond van dit besluit uitsluitend toegestaan om bouwstoffen op de markt te brengen die ten minste voldoen aan deze kwaliteitseisen. Het is daarom niet mogelijk de kwaliteitseisen met maatwerk te versoepelen, enkel te verscherpen.
Zie ook
Op de pagina Inhoudelijke regels toepassen bouwstoffen vindt u meer informatie.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.
Werk
Een werk is infrastructuur, waaronder bouwwerken, of het resultaat van een andere functionele toepassing van bouwstoffen. De definitie staat in artikel 4.1257, lid 2 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).
Vormgegeven bouwstof
Een vormgegeven bouwstof is een bouwstof met een volume per kleinste eenheid van ten minste 50 cm3, die onder normale omstandigheden een duurzame vormvastheid heeft. Dit staat in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit. Voorbeelden zijn asfalt, natuursteen of beton.
Meer informatie: Inhoudelijke regels toepassen bouwstoffen en Handelingen met bouwstoffen.
Niet-vormgegeven bouwstof
Een niet-vormgegeven bouwstof is een bouwstof waarvan de kleinste eenheid een volume heeft van minder dan 50 cm3 of bouwstoffen die onder normale omstandigheden niet duurzaam vormvast zijn. Voorbeelden zijn assen en granulaten.
Meer informatie: Inhoudelijke regels toepassen bouwstoffen en Handelingen met bouwstoffen.