Toetsing grondwater bij bodemonderzoek
De regels voor grondwaterkwaliteit onder de Omgevingswet zijn gewijzigd vergeleken met de oude regels. Decentrale overheden hebben een grotere verantwoordelijkheid gekregen. Adviesbureaus en decentrale overheden stellen vragen over wat dit betekent voor het uitvoeren van bodemonderzoek. En in het bijzonder voor het toetsen van de analyseresultaten voor het grondwater aan normwaarden.
Geen vaste normen om aan te toetsen
Of de resultaten van een grondwateronderzoek getoetst moeten worden (en zo ja: aan welke normen?) hangt af van:
- de aanleiding voor het bodemonderzoek
- wanneer de verontreiniging is veroorzaakt en of er sprake is van overgangsrecht
- of eventuele decentrale regelgeving van toepassing is
Hieronder zijn enkele verschillende situaties en aandachtspunten voor het toetsen van grondwateranalyses op een rij gezet. Dit is geen volledig overzicht. Het is aan de bevoegde overheden en adviesbureaus om goed te bekijken en beoordelen welke situatie zich in de praktijk voordoet en aan welke normen in die situatie het grondwateronderzoek getoetst moet worden.
Zorgplicht en herstelsanering (verontreiniging veroorzaakt na 1 januari 1987)
Voor 'nieuwe' grondwaterverontreinigingen die tussen 1 januari 1987 en de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn veroorzaakt, geldt in principe het overgangsrecht van artikel 3.2a Aanvullingswet bodem. Hiervoor blijven de artikelen 13, 27, 88 en 95 van de Wet bodembescherming (Wbb) gelden. Zie de uitleg over het overgangsrecht uit de Aanvullingswet bodem.
Verontreinigingen die na inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn veroorzaakt, vallen onder de Omgevingswet. Bij nieuw ontstane verontreinigingen gelden dan de verschillende zorgplichten onder de Omgevingswet. Zie de uitleg over de veranderingen voor de zorgplicht voor bodem. Ook kan het gaan om herstelsaneringen na een eindonderzoek (paragraaf 5.2.1 van het Bal, voor de milieubelastende activiteiten die in hoofdstuk 3 van het Bal zijn aangewezen).
In al die situaties geldt het uitgangspunt dat de verontreiniging, voor zover redelijkerwijs mogelijk, moet worden beperkt of ongedaan moet worden gemaakt. Dan is het voor de toetsing relevant om de aangetoonde concentraties in het grondwater te vergelijken met de resultaten van:
- een nulonderzoek bodem (indien van toepassing)
- de kwaliteit van het grondwater in de omgeving
- de voormalige streefwaarden uit de Circulaire bodemsanering 2013 of
- de detectiegrens
Overgangsrecht historische grondwaterverontreinigingen
Voor gevallen van ernstige verontreiniging die geheel en al onder overgangsrecht vallen (artikel 3.1 Aanvullingswet bodem), geldt in principe het oude recht (historische verontreinigingen die vóór 1 januari 1987 zijn ontstaan). Zie de uitleg over het overgangsrecht uit de Aanvullingswet bodem.
Als sprake is van overgangsrecht waardoor de Wet bodembescherming van toepassing blijft, dan kan de toetsing plaatsvinden zoals gebruikelijk was onder de Wbb. In dat geval is toetsing aan de interventiewaarden grondwater aan de orde (bijlage 1 van de Circulaire bodemsanering 2013) en aan het spoedcriterium voor verspreidingsrisico’s (Risicotoolbox bodem, module Sanscrit 2.0).
Decentrale regels voor grondwaterverontreinigingen onder de Omgevingswet (geen overgangsrecht)
Onder de Omgevingswet stelt het Rijk geen regels meer aan een grondwatersanering. Wel heeft het Rijk taken toebedeeld aan provincies, waterschappen en gemeenten. En er zijn instructieregels opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bkl). Bij de afweging of een grondwatersanering als maatregel moet worden voorgeschreven, moet de provincie de 'signaleringsparameter beoordeling grondwatersanering' uit Bijlage Vd van het Bkl betrekken. Dit zijn de voormalige interventiewaarden grondwater uit de Circulaire bodemsanering 2013. Decentrale overheden kunnen rechtstreeks werkende regels voor initiatiefnemers opnemen, bijvoorbeeld in de omgevingsverordening of het omgevingsplan. Initiatiefnemers en adviesbureaus moeten rekening houden met deze decentrale regels.
Meer informatie over de taken en bevoegdheden en de mogelijkheden voor decentrale regels staat in de Handreiking grondwaterkwaliteit. Zie ook de themapagina Grondwater.
Beoordeling of sprake is van risico's (onder andere toevalsvondst bodem)
Het bevoegd gezag, maar ook initiatiefnemers en adviesbureaus, moeten rekening houden met de risico's die een eventuele grondwaterverontreiniging met zich mee kan brengen bij huidig of toekomstig gebruik. Denk aan het risico op uitdamping van vluchtige verbindingen. Bijvoorbeeld bij het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie.
Als er overschrijdingen zijn van de signaleringsparameters, kan sprake zijn van onaanvaardbare risico's voor de gezondheid. Er kan dan sprake zijn van een toevalsvondst bodem. Het is dan aan de betrokken organisaties om de risico's op basis hiervan in te schatten en eventuele vervolgstappen te ondernemen. De eigenaar moet op verzoek van het bevoegd gezag vervolgens de maatregelen nemen. Als er een verontreiniging aangetoond is, die mogelijk de kwaliteit van drinkwater bedreigt, moet overleg plaatsvinden tussen gemeente en provincie (artikel 19.3 Omgevingswet).
Grondwateronttrekking en lozen van grondwater
Verder kunnen de resultaten van een grondwateronderzoek nog relevant zijn voor de beoordeling van een grondwateronttrekking (wateronttrekkingsactiviteit) of het lozen van het grondwater, bijvoorbeeld bij het lozen bij graven en saneren.
Arbeidsomstandigheden
Bij werkzaamheden met verontreinigd grondwater moet rekening worden gehouden met de arbeidsomstandighedenregeling. De invulling daarvan staat in de CROW-richtlijn 400 'Werken in en met verontreinigde bodem'.
Meer informatie
Zie voor meer informatie:
- Normen en kwaliteitseisen grondwater: zie het overzicht Normen en kwaliteitseisen bodem van een aantal normen voor het grondwater onder de Omgevingswet onder het kopje 'Normen en kwaliteitseisen voor grondwater'.
- Risicotoolbox grondwater (RTB grondwater): dit is een beslissingsondersteunend systeem waarmee de bevoegde overheid, de beheerder van het grondwater of de gebruiker van grondwater kan beoordelen in hoeverre de grondwater kwaliteit geschikt is voor de (beoogde) functie of gebruik. En of er risico's zijn als gevolg van grondwaterverontreiniging of vanwege een dynamische situatie.
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet.