Milieuverklaringen bodemkwaliteit voor bouwstoffen
De milieuhygiënische kwaliteit van bouwstoffen kan met een milieuverklaring bodemkwaliteit worden vastgesteld. Dit staat in het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Er zijn voor bouwstoffen drie typen milieuverklaringen bodemkwaliteit.
Drie typen milieuverklaringen bodemkwaliteit
Het toepassen van bouwstoffen is een milieubelastende activiteit volgens het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Voordat bouwstoffen kunnen worden toegepast, moet de kwaliteit van de partij bouwstoffen bekend zijn. Het aantonen van de kwaliteit vindt plaats met een milieuverklaring bodemkwaliteit. Tenzij sprake is van uitzonderingen waarbij geen milieuverklaring nodig is op grond van het Bal.
Een partij bouwstoffen is in artikel 1, 2e lid van het Bbk gedefinieerd als bouwstoffen die een vergelijkbare aard en samenstelling en dezelfde herkomst of producent hebben en als eenheid worden verhandeld of toegepast.
Er zijn drie verschillende typen milieuverklaringen bodemkwaliteit om de kwaliteit van bouwstoffen aan te tonen:
Een milieuverklaring bodemkwaliteit voor bouwstoffen vermeldt altijd:
- type milieuverklaring bodemkwaliteit
- naam van degene die de verklaring heeft afgegeven
- voor elke relevante kwaliteitseis de gegevens waarop de verklaring is gebaseerd. Of een verwijzing naar een rapport waarin deze gegevens staan.
De regels voor milieuverklaringen bodemkwaliteit voor bouwstoffen staan in hoofdstuk 2a van het Besluit bodemkwaliteit en in hoofdstuk 4 en in enkele bijlagen van de Regeling bodemkwaliteit 2022 (Rbk 2022).
Verantwoordelijkheid voor de afgifte van de milieuverklaring bodemkwaliteit
Op de algemene pagina met uitleg over de milieuverklaring bodemkwaliteit staat uitleg over de verantwoordelijkheden bij afgifte en ondertekening.
De keuze voor een milieuverklaring bodemkwaliteit
De keuze voor het type milieuverklaring hangt af van de wijze van productie (eenmalig of productiestroom). En van de mate waarin de kwaliteit van de bouwstof constant is en de mate waarin aan de normwaarden is voldaan.
Eenmalig of incidenteel
Een verklaring op grond van een partijkeuring is een individueel onderzoek gericht op de kwaliteit van een partij bouwstoffen. Daarmee wordt vastgesteld of een partij aan de kwaliteitseisen voldoet, en dus voor een milieuverklaring bodemkwaliteit in aanmerking komt. Bij een eenmalige of incidentele productie of het vrijkomen van een bouwstof ligt het voor de hand om gebruik te maken van een verklaring op grond van een partijkeuring.
Productiestroom met constante kwaliteit
De andere twee milieuverklaringen (erkende kwaliteitsverklaring en fabrikant-eigen verklaring) zijn ontwikkeld om de onderzoekslasten, kosten, tijdverlies en administratieve lasten te verminderen. Deze zijn alleen voor situaties waarin het voldoende zeker is dat alle partijen aan de kwaliteitseisen voldoen. Bijvoorbeeld bij een productiestroom met een constante en relatief schone kwaliteit. Dan is niet voor elke partij een individueel onderzoek nodig. Een erkende kwaliteitsverklaring of een fabrikant-eigenverklaring kan gebruikt worden als alle partijen met dezelfde grondstoffen op dezelfde wijze en onder dezelfde omstandigheden worden gemaakt. Dan is in een voorafgaand toelatingsonderzoek nagegaan of daarvoor voldoende waarborgen bestaan. In feite zijn dit productverklaringen.
Bij een erkende kwaliteitsverklaring moet de producent een erkenning hebben voor het produceren van een producttype van een bouwstof, gebaseerd op een productcertificaat volgens een beoordelingsrichtlijn. Er vindt een toelatingsonderzoek plaats en daarna periodieke controles (verificatiekeuringen). Bij de fabrikant-eigen verklaring is geen sprake van certificering volgens een beoordelingsrichtlijn. Ook zijn er geen verplichte periodieke externe controles door een erkende certificerende instelling. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het product ligt bij de fabrikant-eigenverklaring volledig bij de fabrikant van de bouwstof.
Is voor een bepaalde bouwstof van een producent al een erkende kwaliteitsverklaring of fabrikant-eigenverklaring afgegeven? Dan is het voor die producent niet meer mogelijk om voor de partij gebruik te maken van een milieuverklaring op grond van een partijkeuring.
Te onderzoeken stoffen voor bouwstoffen
Genormeerde stoffen
Voor bouwstoffen bestaat er geen standaard stoffenpakket, zoals dat wel voor grond, baggerspecie en (water)bodems het geval is. In principe moeten voor bouwstoffen dus alle genormeerde stoffen uit bijlage A van de Regeling bodemkwaliteit 2022 (Rbk 2022) onderzocht worden.
Niet-genormeerde stoffen
Blijkt uit de voorinformatie over (de productie of herkomst) van een bouwstof dat er stoffen in zitten die niet zijn genormeerd in bijlage A van de Regeling bodemkwaliteit? Dan spreken we van 'niet-genormeerde stoffen'. De onderzoeker moet deze stoffen dan meenemen in het onderzoek en vermelden op de milieuverklaring. Toetsen aan de kwaliteitseisen uit bijlage A van de Rbk 2022 is dan niet mogelijk. Voor deze niet-genormeerde stoffen geldt dat de toepasser van de bouwstof invulling moet geven aan de zorgplicht.
Omgaan met de zorgplicht
Bij het toepassen van bouwstoffen geldt een zorgplicht. De zorgplicht is bedoeld als vangnet bij mogelijk onzorgvuldig handelen. Daardoor kan schade ontstaan voor de mens en het ecosysteem, zonder dat een specifiek wettelijk voorschrift wordt overtreden. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij stoffen die niet op de lijst van bijlage A van de Rbk 2022 staan. Denk daarbij aan nutriënten, zwevend stof, pH en reducerend vermogen.
Of aan immobilisaat van met bestrijdingsmiddelen verontreinigde grond. Of een plotselinge verandering van de pH van het oppervlaktewater door te grote hoeveelheden bouwstoffen in te korte tijd in kleine oppervlaktewateren, waardoor vissterfte kan optreden. Vooraf goed onderzoek doen naar de mogelijke effecten op de omgeving van een bouwstof is daarom belangrijk.
Lokale invulling van (niet) genormeerde stoffen
De provincie, waterkwaliteitsbeheerder en gemeente mogen een lokale invulling geven aan (niet) genormeerde stoffen via maatwerkregels. Die zijn dan opgenomen in de provinciale omgevingsverordening, waterschapsverordening of in het gemeentelijke omgevingsplan. Op deze manier kunnen regionaal of lokaal extra eisen worden gesteld aan de toepassing van bouwstoffen. De initiatiefnemer moet de bouwstoffen toetsen aan deze (eventuele) decentrale normen. Meer informatie over maatwerk is te vinden bij maatwerk bij het toepassen van bouwstoffen.
Methode van onderzoek
Bepalen of sprake is van een bouwstof
Het Besluit bodemkwaliteit definieert een bouwstof als 'materiaal dat is bestemd om te worden toegepast waarin de totaalgehalten aan silicium, calcium en aluminium tezamen meer dan 10 gewichtsprocent van dat materiaal bedragen, met uitzondering van vlakglas, metallisch aluminium, grond of baggerspecie'. Bij het overgrote deel van de materialen is het duidelijk dat het om een bouwstof gaat. In dat geval hoeft er geen nader onderzoek plaats te vinden of het materiaal aan de definitie van bouwstof voldoet.
Als er twijfel is of een materiaal een bouwstof is of niet, dan moet dit worden onderzocht. Zo kan het getoetst worden of wordt voldaan aan de definitie van bouwstof uit het Bbk. In paragraaf 3.1.1 (artikel 3.1 t/m 3.5) van de Rbk 2022 staan hiervoor de volgende stappen:
- monsterneming: uit een partij van het te onderzoeken materiaal worden aselect ten minste 12 grepen genomen, die afwisselend over 3 mengmonsters van een gelijk aantal grepen worden verdeeld
- voorbehandeling: hiervoor is NVN 7312 van toepassing
- analyse: van elk vermalen deelmonster worden eerst afzonderlijk de gehalten aluminium, calcium en silicium bepaald. En vervolgens het totaalgehalte. De gehalten van elk deelmonster worden gemeten volgens ASTM-norm D 3682-13, uitgedrukt in gewichtsprocenten. Op basis van de totaalgehalten in elk deelmonster wordt voor de deelmonsters tezamen het totaalgehalte aluminium, calcium en silicium in het materiaal berekend volgens ASTM-norm D 3682-13, uitgedrukt in gewichtsprocenten
- rapportage: de wijze van uitvoeren van het onderzoek en de resultaten komen in een rapport. Daarin staat de conclusie of het onderzochte materiaal een bouwstof betreft.
Vormgegeven of niet-vormgegeven bouwstof
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) maakt onderscheid in vormgegeven bouwstoffen en niet-vormgegeven bouwstoffen. Het Bbk definieert een vormgegeven bouwstof als volgt: 'bouwstof met een volume per kleinste eenheid van ten minste 50 cm3, die onder normale omstandigheden een duurzame vormvastheid heeft'. Een vormgegeven bouwstof is bijvoorbeeld een straatsteen. Deze heeft een vaste vorm en behoudt deze vorm ook. Dat heet 'vormvast'. Als er twijfel is of een materiaal vormgegeven is of niet, is onderzoek nodig. Dan worden het volume per kleinste eenheid en/of de duurzame vormvastheid van de bouwstof bepaald.
Bepalen van volume van de kleinste eenheid
De Rbk 2022 onderscheidt in paragraaf 3.1.2 (artikelen 3.7 en 3.8) 2 situaties bij het bepalen van het volume van de kleinste eenheid:
- eenheden van gelijke grootte:
- Is sprake van een bouwstof die uit eenheden van ongeveer gelijke grootte bestaat? Dan wordt het volume van de kleinste eenheid van de bouwstof bepaald door de lengte, breedte en hoogte ervan, in cm, met elkaar te vermenigvuldigen. En vervolgens van het berekende volume het volume van de holten en gaten aan het oppervlak af te trekken.
- Is het berekende volume van de kleinste eenheid van de bouwstof tussen 50 en 100 cm3? Dan wordt het volume nader bepaald door de te onderzoeken eenheid in water onder te dompelen volgens hoofdstuk 8 van NEN-EN 13383-2. En vervolgens het volume te berekenen met de formule uit paragraaf 1 van bijlage F van de Rbk 2022.
- granulaire bouwstof met een opbouw in korrelgrootte.
- Het volume van de kleinste eenheid van de bouwstof wordt bepaald in een zeefproef. Een zeefproef volgens NEN-EN 13383-2 bepaalt de korrelverdeling van de bouwstof. Daarvoor worden uit een partij van de bouwstof aselect het volgende aantal monsters genomen:
- statische partij: 6 monsters
- een stroom: 3 monsters. Elk monster bestaat uit 1 greep. Monsterneming vindt plaats volgens hoofdstuk 4.5 van NEN-EN 13383-2.
- De korrelverdeling van de bouwstof wordt voor het totaal van de genomen monsters bepaald volgens hoofdstuk 5 van NEN-EN 13383-2. Het volume van de kleinste eenheid van de onderzochte bouwstof bedraagt ten minste 50 cm3 als de korrelverdeling voldoet aan paragraaf 2 van bijlage F. Het gaat dan korrelverdeling die volgens het vierde lid van artikel 3.8 is bepaald.
Zeefmaat |
Massapercentage (m/m) zeefdoorval | Normdocument |
---|---|---|
90 mm | 0 – 90% | NEN-EN 13383-2 |
63 mm | 0 - 60% | NEN-EN 13383-2 |
45 mm | 0 - 35% | NEN-ISO 3310-2 |
31,5 mm | 0 - 10% | NEN-ISO 3310-2 |
16 mm | 0 - 5% | NEN-ISO 3310-2 |
Bepalen van de duurzame vormvastheid:
Er is sprake van duurzame vormvastheid als een bouwstof gedurende 64 dagen minder massaverlies vertoont dan:
- bij lichtgebonden steenmengsels voor wegfunderingen: 1500 g/m2, bepaald via een diffusieproef direct na een verhardingstijd van 28 dagen
- bij lichtgebonden steenmengsels: 500 g/m2, bepaald via een diffusieproef direct na een verhardingstijd van 91 dagen bij een temperatuur van 20°C en een relatieve vochtigheid van ten minste 90%
- bij cementgebonden minerale reststoffen die worden toegepast als gebonden fundering in de grond-, weg- en waterbouw volgens normdocument BRL 9322: 200 g/m2
- bij andere materialen: 30 g/m2.
Niet duurzaam vormvast
In onderstaande tabel staan combinaties van toepassingen en bouwstoffen die niet als duurzaam vormvast worden aangemerkt in bijlage F van de Rbk 2022.
Toepassingsgebied | Toepassing | Niet duurzaam vormvaste bouwstoffen |
---|---|---|
Wegenbouw | Funderingslaag |
|
Wegenbouw | Verhardingslaag | (Bouwstoffen voor) oppervlaktewaterbehandeling |
Waterbouw | Toplaag |
|
Waterbouw | Dynamisch stabiele constructie | Alle bouwstoffen |
Waterbouw | Kern | Niet-vochtbestendige staalslakken als bedoeld in Standaard RAW-bepalingen 2005 (CROW, Ede) |
Toelichting bij de tabel:
Een dynamisch stabiele constructie is een waterbouwkundige constructie waarin steenstukken in de toplaag onder invloed van golfslag aanzienlijke verplaatsingen kunnen vertonen en aanzienlijk ten opzichte van elkaar kunnen bewegen en die ondanks deze verplaatsingen zijn functie behoudt.
Concentratiewaarden en emissiewaarden
Bouwstoffen moeten voldoen aan de maximale concentratie- en emissiewaarden uit bijlage A van de Rbk 2022. Een door een laboratorium gemeten concentratiewaarde geeft aan hoeveel er van die gemeten stof in een bouwstof aanwezig is. Bij overschrijding van de normwaarden uit tabel 2 van bijlage A van de Rbk 2022 is toepassing van de bouwstof niet toegestaan. Ook is het dan niet mogelijk deze bouwstoffen te verhandelen.
Emissiewaarden in tabel 1 van bijlage A van de Rbk 2022 geven aan hoeveel van een stof uit een bouwstof maximaal naar de omgeving mag uitlogen. Door een laboratorium gemeten emissiewaarden geven aan hoeveel er van die stof uit de bouwstof kan vrijkomen. Bij overschrijding van de emissiewaarde in tabel 1 van bijlage A van de Rbk 2022 is toepassing en verhandelen van deze bouwstof niet toegestaan.
In de tabellen 1 en 2 zijn voor vormgegeven en voor niet-vormgegeven bouwstoffen afzonderlijke maximale emissiewaarden opgenomen.
Meten van emissies: vormgegeven en niet-vormgegeven
De emissies van de te onderzoeken stoffen, die in tabel 1 van bijlage A zijn vermeld, worden bepaald met:
- beschikbaarheidsproef volgens NEN 7371, of
- kolomproef volgens NEN 7373 of NEN 7383 (naar keuze van de opdrachtgever)
Kan voor een van de te onderzoeken stoffen in een vormgegeven bouwstof een diffusiegecontroleerd traject worden vastgesteld volgens NEN 7375? Dan is het ook toegestaan om de emissies van alle te onderzoeken stoffen uit de bouwstof te bepalen met een diffusieproef volgens NEN 7375. Er zijn dan 2 mogelijkheden:
- diffusiegecontroleerd traject vastgesteld: berekening van de emissie van de stof uit de bouwstof voor een periode van 64 dagen volgens onderdeel 9.4 van NEN 7375
- geen diffusiegecontroleerd traject vastgesteld: bepaling van de emissie van de stof uit de bouwstof door de bovengrens van de uitloging te berekenen voor een periode van 36500 dagen volgens onderdeel 9.6 van NEN 7375, en de uitkomst vervolgens te delen door 24.
Bepaling van de emissies van zeer open asfaltbeton (ZOAB), zeer open cementbeton en open colloïdaal beton vindt plaats door een kolomproef volgens NEN 7373 of NEN 7383.
Analyse van de emissies van de te onderzoeken stoffen vindt plaats volgens AP04. Als in AP04 voor de betreffende stof geen methode is beschreven, vindt de analyse plaats volgens de beste beschikbare technieken Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup).
Zie verder
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.
Beste beschikbare technieken (BBT)
Het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden en andere vergunningvoorwaarden te vormen is aangetoond, met als doel emissies en gevolgen voor het milieu in zijn geheel te voorkomen, of wanneer dit niet mogelijk is, te beperken, waarbij wordt verstaan onder:
- technieken: zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld
- beschikbare: op zodanige schaal ontwikkeld dat de betrokken technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de betrokken industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken wel of niet binnen Nederland worden toegepast of geproduceerd, mits zij voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn,
- beste: het meest doeltreffend voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel
Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.