Wat veranderd is voor de zorgplicht bodem
Door de komst van de Omgevingswet is de systematiek gewijzigd van de zorgplicht voor bodem. Het zorgplichtartikel van artikel 13 Wet bodembescherming (Wbb) is in de Omgevingswet niet op dezelfde wijze teruggekomen. Onder de Omgevingswet is de zorgplicht breder dan alleen bodem en vallen bijvoorbeeld ook lucht of water eronder.
Gelijkwaardig beschermingsniveau
Het beschermingsniveau voor de bodem is hetzelfde gebleven onder de Omgevingswet. De zorgplicht verplicht iedereen bij (dreigende) bodemverontreiniging of aantasting tot het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd. Dit gaat zowel om het voorkomen als het ongedaan maken van verontreinigingen en aantastingen. Door de komst van de Omgevingswet is dit niet veranderd.
De zorgplicht is wel anders geregeld. In de Omgevingswet is de zorgplicht van artikel 13 Wet bodembescherming namelijk in meerdere artikelen uitgewerkt. Deze wijziging vindt u hieronder in tabelvorm.
Was | Wordt |
---|---|
Artikel 13 |
|
Artikel 2.20 en 2.22 Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal) geven aan welke gegevens en bescheiden er moeten worden aangeleverd.
Nadere informatie over de verschillende zorgplichten onder de Omgevingswet vindt u bij Zorgplicht bodem en Zorgplicht in de Omgevingswet.
Van handelingen naar activiteiten
In de Wet bodembescherming is de zorgplicht van toepassing op degene die bepaalde handelingen verricht. Dit zijn de handelingen die onder het bereik van artikel 13 Wet bodembescherming vallen:
- Het brengen van stoffen die de bodem kunnen verontreinigen of aantasten op of in de bodem met het doel om de stoffen daar te laten.
- Het toevoegen van stoffen aan de bodem die de bodem kunnen verontreinigen of aantasten met het doel de bodemstructuur of kwaliteit te beïnvloeden.
- Het uitvoeren of gebruik maken van werken op of in de bodem, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt, die de bodem kunnen verontreinigen of aantasten.
- Het transporteren van stoffen die de bodem kunnen verontreinigen.
- Handelingen waarbij als nevengevolg stoffen die de bodem kunnen verontreinigen of aantasten, op of in de bodem geraken.
- Handelingen die leiden tot erosie, verdichting of verzilting van de bodem.
Onder de Omgevingswet zijn deze handelingen niet langer het aanknopingspunt. Dit zijn de milieubelastende activiteiten die in hoofdstuk 3 van het Bal zijn aangewezen. Hiervoor geldt de specifieke zorgplicht in artikel 2.11 van het Bal. Deze zorgplicht geldt voor iedereen die een aangewezen milieubelastende activiteit uitvoert.
Ongewoon voorval
Verontreiniging of aantasting van de bodem kan ook ontstaan door een ongewoon voorval. In zo'n geval is het belangrijk dat de overheid snel kan handelen om de gevolgen beperkt te houden. Onder de Wet bodembescherming was dit geregeld in artikel 30 van de Wet bodembescherming. In de Omgevingswet zijn deze regels teruggekomen in hoofdstuk 19 van de Omgevingswet.
Hierbij zijn 2 aandachtspunten:
- Als een ongewoon voorval plaatsvindt bij een aangewezen milieubelastende activiteit. Dan gelden er aanvullende regels volgens artikel 2.22 van het Bal. De veroorzaker moet dan aanvullende gegevens aanleveren aan het bevoegd gezag.
- Er is een wijziging in bevoegd gezag. Onder de Wet Bodembescherming was dit vaak de provincie. Onder de Omgevingswet zijn gemeenten in beginsel het bevoegde gezag bij een ongewoon voorval.
Algemene zorgplicht voor overige activiteiten
Met de regels over de specifieke zorgplicht van het Bal en het ongewoon voorval zijn de meeste aanleidingen voor het ontstaan van bodemverontreiniging gereguleerd. Als er geen sprake is van een aangewezen milieubelastende activiteit of ongewoon voorval, dan gelden er andere regels. Welke regels gelden, hangt af van de situatie.
Voor activiteiten waar geen andere zorgplichtbepalingen voor gelden, kan de algemene zorgplicht van de Omgevingswet van toepassing zijn. Deze staat in artikel 1.6 en 1.7 van de Omgevingswet en geldt voor iedereen. Deze zorgplicht heeft daarmee een vangnetfunctie. Deze zorgplicht is niet strafrechtelijk handhaafbaar.
Verbodsbepaling als vangnet
In de Wet Bodembescherming was een vangnet ingebouwd voor alle overige handelingen die kunnen leiden tot verzilting, verdichting en erosie. Dit was geregeld in artikel 11 van de Wet bodembescherming. Dit artikel is niet teruggekomen als zorgplichtbepaling.
In plaats daarvan is er een algemene verbodsbepaling onder de Omgevingswet. Deze verbodsbepaling is wel breder gedefinieerd. Het is namelijk voor iedereen verboden om een activiteit te verrichten of na te laten als daardoor aanzienlijke nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving (dreigen te) ontstaan. De bodem is als onderdeel van de fysieke leefomgeving daarmee ook beschermd.
Een belangrijk verschil met de Wet bodembescherming is dat deze verbodsbepaling alleen geldt als er geen andere specifieke regels gelden.
Aanvullende regels in het Omgevingsplan
Decentrale overheden kunnen specifieke zorgplichten opnemen in het omgevingsplan, die zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk handhaafbaar zijn. Deze zorgplichten kunnen een rol spelen voor activiteiten die niet of gedeeltelijk onder het Bal gereguleerd zijn. Via de bruidsschat komt er standaard een specifieke zorgplicht in het omgevingsplan van de gemeente. Deze geldt voor activiteiten die niet in het Bal staan en staat in artikel 22.42 van de bruidsschat.
Aanpak van een bodemverontreiniging
Het kan voorkomen dat de bodem toch aangetast of verontreinigd wordt. Het uitgangspunt van de zorgplicht bodem was en blijft direct en volledig herstel. De gemeente kan de veroorzaker dan ook verplichten om deze verontreiniging en aantasting ongedaan te maken. Onder de Wet Bodembescherming kon de overheid een plan van aanpak vragen van de veroorzaker. Dit stond in artikel 27. Onder de Omgevingswet kan de gemeente dit plan ook vragen. Dit staat in de artikelen 2.20 en 2.22 van het Bal.
In de Wet bodembescherming werden in de formulering van de zorgplicht de begrippen 'redelijkerwijs' en 'zoveel mogelijk' gebruikt. Dit is nog steeds zo onder de Omgevingswet. In de praktijk bleek het lastig te zijn om aan te geven wat 'redelijkerwijs' en 'zoveel mogelijk' is. Door bedrijfsleven en overheden is daarom een algemeen afwegingskader opgesteld die deze invulling ondersteunt.
Als de veroorzaker niet bekend is, dan was, op grond van artikel 48 Wet Bodembescherming (Wbb), het bevoegd gezag Wbb belast met onderzoek en sanering. Zo kon de overheid alsnog optreden. Onder de Omgevingswet geldt een soortgelijke systematiek. De regeling die geldt bij een toevalsvondst kan ook bij een nieuwe bodemverontreiniging als vangnet fungeren naast de zorgplicht (net als artikel 48 Wbb). Een bodemverontreiniging of aantasting is nieuw als deze is veroorzaakt op of na inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het verschil is dat op basis van de regeling over de toevalsvondst geen sanering uitgevoerd hoeft te worden. De regeling over de toevalsvondst is namelijk alleen bedoeld voor de overheid om direct maatregelen te kunnen nemen, als er sprake is van acute en onaanvaardbare gezondheidsrisico's.
Overgangsrecht
Op nieuwe verontreinigingen of aantastingen veroorzaakt tussen 1987 en de inwerkingtreding van de Omgevingswet, geldt overgangsrecht. Voor deze situaties blijft in beginsel de zorgplicht van artikel 13 Wet bodembescherming gelden.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.