Plicht ter verduurzaming van het energiegebruik
Wetgevingsregels die gaan over de plicht ter verduurzaming van het energiegebruik staan in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en de Omgevingsregeling. De plicht ter verduurzaming van het energiegebruik wordt ook wel energiebesparingsplicht genoemd.
Op deze pagina
- Wettelijke grondslag
- Uitzonderingssituaties
- Bepalen activiteit en bijbehorende energiegebruik
- Bepalen van de activiteit bij energiebesparingsplicht
- Bepalen energiestromen bij energiebesparingsplicht
- Manieren om te voldoen aan de energiebesparingsplicht
- Wanneer maatregelen niet nodig zijn
- Wie moet voldoen aan de energiebesparingsplicht
- Bevoegd gezag energiebesparingsplicht
- Voorbeelden bepalen energiegebruik
Wettelijke grondslag
De plicht ter verduurzaming van het energiegebruik (verder: energiebesparingsplicht) is te vinden in de volgende regelgeving:
- Artikel 5.15 Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
- Artikel 3.84 Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)
In die artikelen staat dat alle maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik worden getroffen met een terugverdientijd van ten hoogste 5 jaar. Daaronder vallen de volgende maatregelen:
- Energiebesparende maatregelen.
- Maatregelen voor het produceren van hernieuwbare energie tot het jaarlijkse energiegebruik per energiedrager. Daarboven mag natuurlijk vrijwillig meer worden geproduceerd.
- Maatregelen voor het vervangen van een energiedrager die leiden tot een lagere emissie van kooldioxide, met uitzondering van maatregelen voor het gebruik van Rie-biomassa voor de productie van elektriciteit en laagwaardige warmte met een temperatuur van maximaal 100 °C.
Omdat de energiebesparingsplicht zowel in het Bbl als in het Bal is opgenomen, geldt deze plicht voor maatregelen aan gebouwen en voor activiteiten.
Uitzonderingssituaties
In een aantal gevallen hoeft niet voldaan te worden aan de energiebesparingsplicht:
- Als er sprake is van een woonfunctie (artikel 3.3a, lid 2 Bal en tabel 3.83 Bbl). Ook bij verschillende gebruiksfuncties. De woonfunctie valt dan buiten de energiebesparingsplicht. Zo telt het energiegebruik van appartementen boven een supermarkt niet mee.
- Als er weinig energiegebruik is. De drempelwaardes zijn 50.000 kWh aan elektriciteit en 25.000 m3 aan aardgas(equivalenten): (artikel 5.15 Bal en artikel 3.84 Bbl). Deze uitzondering geldt dus niet bij een energiegebruik hoger dan deze drempelwaardes, 50.000 kWh of 25.000 m3 aardgas(equivalent).
- Als er alleen hernieuwbare energie, geproduceerd op de locatie, wordt gebruikt. Er mag dus nooit energie worden gebruikt van het energienetwerk (artikel 5.15 Bal en artikel 3.84 Bbl). Als er overdag wordt opgewekt en in de nacht energie wordt gebruikt van het energienetwerk, dan is er dus geen uitzonderingssituatie. Daarnaast moet de duurzame energie worden geproduceerd op eigen locatie. Het produceren van hernieuwbare energie op een aangrenzend bouwwerkperceel kan worden meegerekend, mits er een directe fysieke koppeling is en de energie wordt geleverd achter de meter.
- Als het gaat om gebouwgebonden maatregelen bij (artikel 3.84 en tabel 3.83 Bbl):
- een gebouw of gedeelte daarvan dat maximaal 2 jaar wordt gebruikt
- een gebouw of gedeelte daarvan, met een woonfunctie of logiesfunctie, dat minder dan 4 maanden per jaar wordt gebruikt, en een verwacht energiegebruik heeft van minder dan 25% van het energiegebruik bij permanent gebruik
- een gebouw of gedeelte daarvan dat onderdeel is van een onteigening
- bouwwerken die geen gebouw zijn (in de wet staat: bouwwerken geen gebouw zijnde)
Bepalen activiteit en bijbehorende energiegebruik
Ondanks dat de energiebesparingsverplichting in het Bal en het Bbl staat maakt de wetgever geen onderscheid tussen het energiegebruik van de activiteit en dat van het gebouw. Het energiegebruik is het totale gebruik van de milieubelastende activiteit inclusief het gebouw per kalenderjaar. Hierbij wordt het gebruik van proces, faciliteiten en gebouw dus opgeteld.
In de praktijk is het daarom belangrijk te bepalen wat behoort tot de milieubelastende activiteit en welke energiestromen meetellen.
Bepalen van de activiteit bij energiebesparingsplicht
Voor het bepalen van de milieubelastende activiteit bij energiebesparingsplicht zijn 2 opties:
- Er is sprake van een activiteit zoals benoemd in afdeling 3.3 t/m 3.11 van het Bal. Dit zijn specifiek aangewezen activiteiten waarvoor milieuregels gelden. Bijvoorbeeld een metaalrecyclingbedrijf (paragraaf 3.5.4 Bal). De grens van de activiteit is hierbij de hoofdactiviteit en alle functioneel ondersteunende activiteiten, inclusief de gebouwen op dezelfde locatie. Zie voor meer uitleg over de werking de pagina De aanwijzing van milieubelastende activiteiten in het Bal en Begrenzing locatie
- Er is niet sprake van een milieubelastende activiteit zoals benoemd in afdeling 3.3 t/m 3.11. In dat geval is er sprake van een milieubelastende activiteit vanuit paragraaf 3.2.0 Bal. Deze activiteit heet Energiegebruik bij gebouwen en is kort gesteld opgedeeld in 2 onderdelen.
- Het gebruiken van energie op een locatie waar zich een gebouw bevindt
- Het gelegenheid bieden tot het gebruiken van energie bij een gebouw/gebouwerf
Deze onderdelen a en b lichten we hieronder toe.
Het gebruiken van energie – onderdeel a
Onderdeel a is het direct gebruiken van energie door een activiteit. Bijvoorbeeld het energiegebruik binnen een supermarkt of kapper. Hierbij gaat het om energiegebruik in een gebouw en op de locatie van dat gebouw. Locatie is onder de Omgevingswet niet gedefinieerd. Voor de energiebesparingsplicht kan voor de reikwijdte van de locatie gebruik worden gemaakt van de volgende stelregel: Hoe ver reikt de zeggenschap over het uitvoeren van de activiteit en de bijbehorende maatregelen. Daarbij gaat het over de mogelijkheid om de activiteit daadwerkelijk te kunnen starten en/of aanpassen en/of staken. Het is uiteindelijk aan het bevoegd gezag om deze indeling te maken.
Het kan zo zijn dat er in één gebouw meerdere activiteiten worden verricht. Voor het bepalen van de grens/scheiding van deze activiteiten kan ook de zeggenschap over de activiteit als aangrijpingspunt worden gebruikt. Het is uiteindelijk aan het bevoegd gezag om deze indeling te maken.
In het geval van meerdere activiteiten op één locatie, moet het energiegebruik worden bepaald per activiteit. Als deze activiteiten afzonderlijk boven de grens uitkomen, moet zij aan de energiebesparingsplicht voldoen.
De gelegenheid bieden tot het gebruiken van energie – onderdeel b
Onderdeel b gaat over het gelegenheid bieden tot energiegebruik. De activiteit omvat dan alle energiegebruiken waaraan de gelegenheid wordt geboden om die te gebruiken. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het verhuren van een gebouw. De eigenaar van het gebouw verhuurt een gebouw aan derden. Hij biedt daarmee deze derden de gelegenheid om energie te gebruiken. Voor het bepalen van het energiegebruik van deze activiteit moet al het energiegebruik van deze derden bij elkaar worden opgeteld.
Bij een bedrijfsverzamelgebouw van één eigenaar met daarin meerdere huurders, zal de eigenaar de energiegebruiken dus moeten optellen. Komt dit boven de drempelwaarde, dan zal hij de energiebesparende maatregelen voor het gebouw moeten uitvoeren.
Onder aan de pagina is een aantal voorbeelden uitgewerkt.
Bepalen energiestromen bij energiebesparingsplicht
Het gaat om het volledige energiegebruik. Verder moet het gaan om het representatief kalenderjaar dat voorafgaat aan het moment van indienen van de rapportage.
Eventueel warmte- en brandstofgebruik wordt omgerekend naar aardgasequivalenten. Voor de verschillende mogelijke brandstofsoorten is voor deze omrekening een omrekentabel naar aardgasequivalenten. Die is te vinden in artikel 4.14a lid 3 van de Omgevingsregeling. Voor de bepaling van het energiegebruik wordt het brandstofgebruik meegerekend van installaties en voertuigen binnen de locatie van de activiteit. Het energiegebruik voor voertuigen buiten de locatie wordt niet meegenomen. Het energiegebruik van vorkheftrucks op de locatie telt bijvoorbeeld wel mee. Maar het energiegebruik van een laadpaal voor bezoekers bijvoorbeeld niet.
Enig kalenderjaar en de energiebesparingsplicht
Voor de periode waarover het energiegebruik bepaald kan worden, wordt in de energiebesparingsplicht "enig" kalenderjaar genoemd. Hierbij wordt in principe gekeken naar het energiegebruik over het kalenderjaar dat voorafgaat aan het moment van indiening van de rapportage, mits het energiegebruik in dat jaar representatief is voor de milieubelastende activiteit. Wanneer het energiegebruik in het voorafgaande kalenderjaar verstoord is door bijvoorbeeld een tijdelijke productiestop of een uitzonderlijke en eenmalige hoge of lage productie, moet het energiegebruik van het representatieve kalenderjaar daarvoor als referentie worden genomen. Het gaat over het algemeen dus om het energiegebruik in 2022. Of 2023 bij een te laat ingediende melding in het kader van de informatieplicht.
Opgewekte energie
(Hernieuwbare) energie die zelf wordt geproduceerd en gebruikt, telt dus ook mee. Alleen energie die op locatie wordt opgewekt en wordt doorverkocht, telt niet mee. Deze energie wordt immers niet gebruikt op de locatie.
Onder aan de pagina is een aantal voorbeelden uitgewerkt.
Manieren om te voldoen aan de energiebesparingsplicht
Er zijn 3 manieren om te voldoen aan de energiebesparingsplicht.
- Erkende maatregelenlijst (EML): de EML-systematiek wordt gevolgd.
Alle maatregelen die van toepassing zijn uit de EML worden genomen. In plaats van een erkende maatregel mag wel een alternatieve maatregel genomen worden. Dit volgt uit de artikelen 5.15 lid 4 van het Bal, 3.84 lid 5 van het Bbl en 4.14 en 5.29 van de Omgevingsregeling. - EML-systematiek wordt niet gevolgd.
Er wordt dan onderzoek gedaan naar alle maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder. Vervolgens worden die maatregelen genomen en de toezichthouder stelt vast of wordt voldaan aan de energiebesparingsplicht zonder de EML. Niet uitgesloten is dat in het onderzoek de EML ook wordt gebruikt. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van uitgevoerde onderzoeken de publicatie E16 gebruiken. - Onderzoeksplicht artikel 5.15b lid 1 Bal.
Wordt er meer elektriciteit gebruikt dan 10.000.000 kWh? Of (in het geval van andere energiedragers) meer dan 170.000 m3, uitgedrukt in aardgasequivalenten? Dan is er sprake van een onderzoeksplicht. Dit geldt alleen als er sprake is van een Bor-categorie benoemd in artikel 2.14c lid 2 van het Activiteitenbesluit (overgangsrecht). Kantoren en winkels met een zeer hoog energiegebruik vallen hier dus bijvoorbeeld niet onder. Maar moeten dus wel voldoen aan de informatieplicht. De eisen voor dit onderzoek staan in Bijlage XVB behorende bij artikel 4.14AA van de Omgevingsregeling. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van uitgevoerde onderzoeken de publicatie E16 gebruiken.
Wanneer maatregelen niet nodig zijn
Voor alle milieubelastende activiteiten geldt dat een maatregel ter verduurzaming van het energiegebruik niet nodig is wanneer dit in strijd is met andere regels. Bijvoorbeeld brandveiligheid of vergunningvoorschriften. Het bevoegd gezag kan wel de vergunning aanpassen zodat het treffen van de maatregel mogelijk wordt. Maar het kan ook een maatwerkvoorschrift opstellen. Dat is, door artikel 5.16 lid 1 van het Bal, mogelijk wanneer de extra kosten die nodig zijn om zowel het vergunningvoorschrift als de maatregel ter verduurzaming van het energiegebruik uit te voeren, een langere terugverdientijd dan 5 jaar oplevert.
Wie moet voldoen aan de energiebesparingsplicht
In het Bal is de normadressaat 'degene die de activiteit uitvoert' (artikel 2.10). Het Bbl kent als normadressaat 'de eigenaar van het bouwwerk of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het treffen van voorzieningen aan dat bouwwerk'. Als de gebouweigenaar dezelfde (rechts)persoon is als degene die activiteiten uitvoert, is het duidelijk wie aan de energiebesparingsplicht moet voldoen: de eigenaar/gebruiker van het gebouw.
Ingeval van verhuur is de situatie anders. Dan zal normaal gesproken de verhuurder maatregelen moeten treffen voor het gebouw. Bijvoorbeeld het isoleren van een spouwmuur. Maar ook voor de productie van hernieuwbare energie is de verhuurder meestal aan te spreken. Al is deze maatregel ook als facilitaire maatregel opgenomen. Huurder en verhuurder moeten hier uitkomen. Als in het gebouw milieubelastende activiteiten worden uitgevoerd door verschillende (rechts)personen, is in de regel de huurder aanspreekbaar. Huurder en verhuurder moeten dus afzonderlijk bepalen of een maatregel op hen van toepassing is. Soms kan dat voor beiden zijn. Bijvoorbeeld bij maatregelen aan een stookinstallatie die wordt gebruikt voor gebouwverwarming en voor de activiteit in het gebouw. Dan is van belang onderscheid te maken tussen Bal en Bbl door het doel van de installatie te bepalen. Als de installatie voornamelijk wordt gebruikt voor het gebouw, dan geldt de Bbl-maatregel voor de gebouweigenaar. Andersom geldt de Bal-maatregel voor de gebruiker. Het zwaartepunt bepaalt wie de maatregel moet treffen.
Bij bedrijfsverzamelgebouwen zal zodoende de eigenaar aansprakelijk zijn voor het nemen van maatregelen aan het gebouw en de gedeelde installaties. De individuele gebruikers zijn verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen die gaan over het gebruik van het door hen gehuurde deel. In de meeste gevallen gaat dat over de milieubelastende activiteit.
Portefeuilleaanpak
De portefeuilleaanpak is een nieuwe werkwijze voor de energiebesparingsplicht. Bedrijven komen voor de portefeuilleaanpak in aanmerking als ze 20 of meer gebouwen hebben in Nederland, verspreid over minstens 2 omgevingsdiensten. Meer informatie vindt u op de pagina Portefeuilleaanpak.
Bevoegd gezag energiebesparingsplicht
Het bevoegd gezag voor de energiebesparingsplicht is vrijwel altijd de gemeente. Voor complexe bedrijven is de provincie het bevoegd gezag. Bij mijnbouwlocaties kan de minister van KGG bevoegd gezag zijn voor de Bal-activiteit. De minister van IenW is bevoegd gezag voor de Bal-activiteit bij sommige defensielocaties.
Voorbeelden bepalen energiegebruik
Het is soms lastig de milieubelastende activiteiten en bijbehorend energiegebruik te bepalen in de praktijk. Daarom is hieronder een aantal voorbeelden uitgewerkt.
Voorbeeld: woonfunctie in hetzelfde gebouw als een milieubelastende activiteit
Dit voorbeeld gaat over een gebouw met op de begane grond een supermarkt en op de verdiepingen daarboven woningen.
Voor het bepalen van het energiegebruik wordt alleen gekeken naar het energiegebruik van de supermarkt. De supermarkt is aan te merken als een milieubelastende activiteit in de zin van artikel 3.3a, 1e lid, onder a van het Bal. Het energiegebruik voor de woningen wordt niet meegenomen, omdat dit is uitsloten in artikel 3.3a, 2e lid.
Voorbeeld: meerdere milieubelastende activiteiten in eenzelfde gebouw
Stel, er is een bedrijfsverzamelgebouw met een kinderdagverblijf, een advocatenkantoor en een supermarkt. Alle bedrijven hebben eigen installaties en er is geen sprake van gemeenschappelijke voorzieningen. Ook zijn alle bedrijven zelf eigenaar over hun stuk van het gebouw.
Voor het bepalen van het energiegebruik wordt gekeken naar de verschillende milieubelastende activiteiten. Het kinderdagverblijf, het advocatenkantoor en de supermarkt zijn aan te merken als afzonderlijke milieubelastende activiteiten in de zin van artikel 3.3a, eerste lid, onder a van het Bal. Het energiegebruik wordt dan ook per milieubelastende activiteit berekend. De energiegebruiken worden niet bij elkaar opgeteld.
Voorbeeld: meerdere milieubelastende activiteiten in eenzelfde gebouw met één eigenaar
Stel, het gaat om een bedrijfsverzamelgebouw met een kinderdagverblijf, een advocatenkantoor en een supermarkt. Alle bedrijven hebben eigen installaties en er is geen sprake van gemeenschappelijke voorzieningen. De bedrijven huren het gebouw bij één eigenaar.
In deze situatie is sprake van zowel het gebruiken van energie (a) als het gelegenheid bieden tot het gebruiken van energie (b).
Het gebruiken van energie – de afzonderlijke activiteiten (a)
Het kinderdagverblijf, het advocatenkantoor en de supermarkt zijn aan te merken als afzonderlijke milieubelastende activiteiten in de zin van artikel 3.3a, eerste lid, onder a van het Bal. Het energiegebruik wordt dan ook per milieubelastende activiteit berekend. De energiegebruiken worden niet bij elkaar opgeteld.
Het gelegenheid bieden tot het gebruiken van energie – overkoepelende activiteit (b)
De eigenaar van het gebouw biedt aan het kinderdagverblijf, het advocatenkantoor en de supermarkt de gelegenheid tot het gebruiken van energie. Voor het energiegebruik wordt gekeken naar het energiegebruik waartoe gelegenheid geboden wordt. In dit geval is dat al het energiegebruik in het gebouw en moet alle energie dus worden opgeteld.
Het totale energiegebruik bij elkaar is het energiegebruik waarvoor de regels over verduurzaming van het energiegebruik voor gebouwgebonden maatregelen geldt.
Voorbeeld: meerdere gebouwen binnen eenzelfde milieubelastende activiteit
Dit voorbeeld gaat over een industrielocatie waar in meerdere aparte gebouwen karton wordt geproduceerd.
Voor het bepalen van het energiegebruik wordt gekeken naar de milieubelastende activiteit. Kartonproductie valt onder paragraaf 3.4.7 Bal – het maken van papierstof, papierpulp, papier of karton.
Bij het bepalen van het energiegebruik van een milieubelastende activiteit wordt gekeken naar het gezamenlijk energiegebruik van de hoofdactiviteit en alle functioneel ondersteunende activiteiten, inclusief de gebouwen op dezelfde locatie.
Het energiegebruik binnen de verschillende gebouwen op de locatie wordt dus bij elkaar opgeteld. Het totale energiegebruik bij elkaar is het energiegebruik waarvoor de regels over verduurzaming van het energiegebruik gelden.
Voorbeeld: eigen opwekking binnen een milieubelastende activiteit
Dit voorbeeld gaat over een middelbare school waarop zonnepanelen zijn geplaatst. Op het dak van de school liggen zonnepanelen. De totale productie van de panelen over het gehele jaar is minder dan het totale energiegebruik van de school.
Voor het bepalen van het energiegebruik wordt gekeken naar de milieubelastende activiteit. De middelbare school is aan te merken als een milieubelastende activiteit in de zin van artikel 3.3a, eerste lid, van het Bal.
Het gaat om de totale energie die wordt gebruikt binnen de milieubelastende activiteit, ongeacht hoe deze wordt opgewekt of afgenomen van het net. Over het jaar heen is geen sprake van terugleveren aan het energienet. De opgewekte energie die gelijk in de school wordt gebruikt, telt ook bij het energiegebruik.
Voorbeeld: energiegebruik voor buiten de milieubelastende activiteit
Stel, iemand heeft een garage met elektrische laadvoorziening voor bezoekers en een elektrische vorkheftruck.
Voor het bepalen van het energiegebruik wordt gekeken naar de milieubelastende activiteit. Een garage valt onder paragraaf 3.8.4 van het Bal – het onderhouden, repareren, schoonmaken en ombouwen van gemotoriseerde voertuigen voor derden.
Bij het bepalen van het energiegebruik van een milieubelastende activiteit wordt gekeken naar het gezamenlijk energiegebruik van de hoofdactiviteit en alle functioneel ondersteunende activiteiten, inclusief de gebouwen.
Het energiegebruik van de vorkheftruck behoort tot het energiegebruik van de milieubelastende activiteit, omdat deze energie binnen de milieubelastende activiteit wordt gebruikt.
De energie voor de laadpaal voor bezoekers behoort niet tot het energiegebruik van de garage, omdat deze energie voor buiten de milieubelastende activiteit bestemd is.
Handleiding voor toezichthouders
Naast deze juridische uitleg over de regelgeving is er ook een handleiding beschikbaar voor het proces van toezicht en handhaving. Daarvoor is een online opleidingsmodule en het document Informatieblad toezicht op energiebesparing beschikbaar.