Overgangsbepalingen geluid bij instrumenten Omgevingswet
Met de Omgevingswet verandert er veel voor geluid. Naast verbeteringen veranderen op een aantal onderwerpen ook de systematiek en het instrumentarium. Voor geluid gelden daarom bij diverse situaties overgangsbepalingen, of bepalingen over eerbiedigende werking.
Situaties overgangsbepalingen
Toepassen algemene Rijksregels:
- hogere waarden en bepaling geluidwering gevel
- dove gevel Wet geluidhinder
- verplaatsbaar mijnbouwwerk
Vaststelling geluidproductieplafonds provinciale wegen:
Toepassen regels tijdelijk deel omgevingsplan:
Vaststellen nieuw deel omgevingsplan:
- bestaande geluidgevoelige gebouwen
- vergunningvrije bouw- en gebruiksmogelijkheden
- omzetten dove gevel en gevel stad- en milieubenadering
- eerste vaststelling geluidproductieplafonds industrieterreinen
- toelaten functies, activiteiten of gebouwen op een locatie
Toepassen algemene Rijksregels
Hogere waarden en bepaling geluidwering gevel (Bbl)
Hogere-waardebesluiten worden onderdeel van het tijdelijke deel omgevingsplan (artikel IX Aanvullingsbesluit geluid). Voor de vaststelling van de geluidwering van de gevel van een geluidgevoelig gebouw, moet het bevoegd gezag uitgaan van de toegestane geluidbelasting op die gevel in deze besluiten. Dit staat in artikel 4.103c, lid 2, Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Deze regeling was al ingevoegd via het Aanvullingsbesluit geluid en wordt verduidelijkt via het Verzamelbesluit Omgevingswet 2022.
Dove gevel Wet geluidhinder (Bbl)
In een 'dove gevel' die is vastgelegd in het tijdelijke deel omgevingsplan, mag een gemeenschappelijke doorgang aanwezig zijn, bijvoorbeeld een toegangsdeur van een appartementengebouw of een vluchtdeur. Dit staat in artikel 4.103c, lid 1, jo. artikel 4.103b, lid 2, onder a, Bbl. Dit is een verschil met het oude recht, waar een 'dove gevel' geen te openen delen heeft (artikel 1b, Wet geluidhinder). Op basis van artikel 1b Wgh kon een gevel aangemerkt worden als een 'dove gevel', waardoor geen toetsing of afweging hoefde plaats te vinden.
Verplaatsbaar mijnbouwwerk (Bal)
Voor een verplaatsbaar mijnbouwwerk staan de waarden voor geluid in tabel 4.1121a 'Geluidniveaus' in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). De waarden voor geluidgevoelige ruimten binnen geluidgevoelige gebouwen gelden niet als het geluidgevoelige gebouw geheel of gedeeltelijk ligt op een (gezoneerd) industrieterrein waarvoor nog geen geluidproductieplafonds zijn vastgesteld. Dit staat in artikel 4.1126a, Bal. Als er voor het industrieterrein wel geluidproductieplafonds zijn vastgesteld, gelden deze binnenwaarden ook niet. Dit staat in artikel 4.1121a, lid 4, Bal.
Eerste vaststelling geluidproductieplafonds provinciale wegen
Voor provinciale wegen blijft de Wet geluidhinder (en de onderliggende regelgeving) van kracht, tot het moment waarop geluidproductieplafonds als omgevingswaarden zijn vastgesteld op grond van de Omgevingswet. Dit is bepaald in artikel 3.5, lid 1, onder a, Aanvullingswet geluid. Op grond van het tweede lid zal bij Koninklijk Besluit een tijdstip worden gegeven waarvoor vaststelling van de geluidproductieplafonds moet plaatsvinden.
In artikel 12.6 Bkl staat waarop de geluidproductieplafonds moeten zijn gebaseerd.
In artikel 12.13k Bkl is bepaald hoe om te gaan met herstel van gebreken en eerste vaststelling geluidproductieplafonds.
Toepassen regels tijdelijke deel omgevingsplan
Geluid door activiteiten (bruidsschat omgevingsplan)
In paragraaf 22.3.4 Geluid in de bruidsschat omgevingsplan staan regels over geluid door activiteiten. Deze regels komen voornamelijk uit het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling. Het toepassingsbereik is voor het aspect geluid geregeld in artikel 22.41 (algemeen toepassingsbereik milieubelastende activiteiten) en in artikel 22.54 (toepassingsbereik geluid) van de bruidsschat omgevingsplan. Meer informatie vindt u op Toepassingsbereik geluid in de bruidsschat.
De milieubelastende activiteiten die door het Rijk zijn aangewezen in hoofdstuk 3 Bal, vallen onder het genoemde toepassingsbereik. Deze moeten ook voldoen aan de regels in de bruidsschat omgevingsplan, waaronder de regels over geluid.
Voor vergunningplichtige milieubelastende activiteiten is er een voorrangsbepaling (artikel 22.1, bruidsschat omgevingsplan). De regels uit de bruidsschat zijn niet van toepassing voor zover er voorschriften verbonden zijn aan:
- een voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet onherroepelijke omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit
- een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit die is aangevraagd voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet en na de inwerkingtreding van die wet onherroepelijk wordt
Deze overgangsbepaling vervalt na de eerstvolgende beoordeling van het aspect geluid voor de omgevingsvergunning milieubelastende activiteit onder de Omgevingswet.
Aanleg of wijziging van een gemeentelijke weg binnen ruimtelijke regels tijdelijke deel omgevingsplan
Wordt een gemeentelijke weg gewijzigd binnen de ruimtelijke regels van het tijdelijke deel van het omgevingsplan, dan moet het bevoegd gezag voldoen aan de regels uit afdeling 22.4 bruidsschat omgevingsplan. Deze regels zijn een omzetting van artikel 73, onder a (toepassingsbereik), artikel 79 (aanleg) en artikel 99 (reconstructie) van de Wet geluidhinder.
Wijziging provinciale weg zonder gpp binnen ruimtelijke regels tijdelijke deel omgevingsplan
Wordt een provinciale weg (nog zonder gpp) gewijzigd binnen de ruimtelijke regels van het tijdelijke deel omgevingsplan, dan gelden de regels voor reconstructie uit de Wet geluidhinder. Dit staat in artikel 3.5 Aanvullingswet geluid.
Past een wijziging van een provinciale weg niet binnen de bestaande ruimtelijke regels, dan is een projectbesluit veelal wenselijk. Geluidproductieplafonds moeten worden vastgesteld als onderdeel van dat besluit (zie artikel 5.7a, aanhef en onder b, Omgevingsbesluit).
Vaststellen nieuw deel omgevingsplan
Bestaande geluidgevoelige gebouwen
De instructieregels Geluidgevoelige gebouwen in geluidaandachtsgebieden (paragraaf 5.1.4.2a.4) zijn niet van toepassing op geluidgevoelige gebouwen die al rechtmatig op een locatie zijn toegestaan, op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Dit staat in artikel 5.78r, lid 2, Bkl. Er geldt een uitzondering voor vergunningvrije bouw- en gebruiksmogelijkheden uit artikel 22.36, bruidsschat omgevingsplan.
Vergunningvrije bouw- en gebruiksmogelijkheden
De vergunningvrije bouw- en gebruiksmogelijkheden uit artikel 22.36, bruidsschat omgevingsplan vallen in principe niet onder de eerbiedigende werking van artikel 5.78r, lid 2, Bkl. Voortzetting van deze regels in het nieuwe deel omgevingsplan betekent dat deze moeten voldoen aan de instructieregels voor (het toelaten van) geluidgevoelige gebouwen in paragraaf 5.1.4.2a.4. Dit staat in artikel 12.9, Bkl. Hierop zijn 2 uitzonderingen:
- al gerealiseerde bouwwerken op een afstand van niet meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw
Het gaat in het algemeen om een aan- of uitbouw. Het zou ook om een losstaand tuinhuis kunnen gaan, als dat is aan te merken als geluidgevoelig gebouw. Deze kunnen zonder beoordeling aan de regels over geluid toegelaten worden in het nieuwe deel van het omgevingsplan. - gebouwen die in gebruik zijn als mantelzorgwoning
Het gaat zowel om vergunningvrij gebouwde bijbehorende bouwwerken, als om met vergunning gebouwde bouwwerken die in afwijking van het omgevingsplan worden gebruikt voor mantelzorg. In het omgevingsplan moet staan dat alleen huisvesting in verband met mantelzorg is toegelaten en andere vormen van wonen niet. Als de mantelzorgwoning na afloop van de mantelzorgrelatie een reguliere woning kan worden, is toetsing vereist aan de regels voor het toelaten van geluidgevoelige gebouwen.
Omzetten dove gevel en gevel stad- en milieubenadering
In het nieuwe deel omgevingsplan wordt bepaald dat gevels die op grond van artikel 1b, Wet geluidhinder waren aangemerkt als een 'dove gevel' niet-geluidgevoelige gevels met bouwkundige maatregelen zijn. Dit staat in artikel 12.13g, lid 1, onder a Bkl. Een gevel van een gebouw is alleen doof in de zin van de Wet geluidhinder als dat was vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan of in een ander ruimtelijk besluit. Als de gevel nog niet is gebouwd, hoeft die niet zonder te openen delen te worden gebouwd. Hiervoor gelden alleen de bouwregels die zijn opgenomen in artikel 4.103b, Bbl.
Gevels waarvoor met toepassing van de Interimwet stad-en-milieubenadering is afgeweken van de normering Wet geluidhinder, worden aangemerkt als niet-geluidgevoelige gevel. Dit staat in artikel 12.13g, lid 1, onder b, Bkl.
Is de hoeveelheid geluid op bovenstaande gevels niet hoger dan de grenswaarde uit tabel 5.78u, dan hoeft de gevel niet aangemerkt te worden als niet-geluidgevoelige gevel. Dit staat in artikel 12.13g, lid 2, Bkl. Bijvoorbeeld als het geluid is afgenomen sinds de tijd dat de gevel als 'dove gevel' is aangemerkt.
Eerste vaststelling geluidproductieplafonds industrieterreinen
Voor industrieterreinen blijft de Wet geluidhinder (en de onderliggende regelgeving) van kracht, tot het moment waarop het bevoegd gezag geluidproductieplafonds als omgevingswaarde vaststelt op grond van de Omgevingswet. Dat is geregeld in artikel 3.6, Aanvullingswet geluid. Op grond van het tweede lid zal bij Koninklijk Besluit een tijdstip worden gegeven waarvoor vaststelling van de geluidproductieplafonds moet plaatsvinden.
In paragraaf 12.1.1, Bkl 'Geluidproductieplafonds industrieterreinen' staan enkele invoeringsbepalingen. In artikel 12.2, Bkl staat waarop de geluidproductieplafonds moeten zijn gebaseerd. Het bevoegd gezag moet uitgaan van de maximale benutting van de grenswaarden Wet geluidhinder (zonegrens en hogere waarden). Opnieuw beoordelen van de aanvaardbaarheid van geluid is niet verplicht.
In artikel 12.3 staat hoe het bevoegd gezag moet omgaan met de situatie dat voor een industrieterrein bij de bepaling van de geluidbelasting de redelijke sommatie is toegepast. In artikel 12.4, Bkl staat dat bij industrieterreinen waarvoor een geluidreductieplan is opgesteld, of waarbij redelijke sommatie is toegepast, het bevoegd gezag niet meteen aan de geluidproductieplafonds hoeft te voldoen. Het industrieterrein behoudt door toepassing van deze regels de geluidruimte die het had.
In artikel 12.13k, Bkl is bepaald hoe om te gaan met herstel van gebreken en eerste vaststelling geluidproductieplafonds.
Voor de eerste vaststelling (beleidsneutraal) is een stappenplan beschikbaar op Stappenplan voor eerste vaststelling geluidproductieplafonds industrieterrein.
Toelaten functies of activiteiten en gebouwen op een locatie
Een aantal overgangsbepalingen is gericht op het toelaten van functies of activiteiten op een locatie. Deze gelden bij alle instrumenten waarmee functies of activiteiten worden toegelaten, zoals het omgevingsplan, de omgevingsverordening, de omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit en het projectbesluit.
Toelaten activiteiten: eerbiedigende werking hogere binnenwaarden
Bij het toelaten van activiteiten op een locatie gelden de instructieregels over geluid in paragraaf 5.1.4.2, Besluit kwaliteit leefomgeving. De hoofdregel is dat het omgevingsplan borgt dat het geluid van activiteiten in geluidgevoelige ruimten niet hoger is dan de grenswaarde van het Bkl.
Het kan voorkomen dat voor een activiteit bij inwerkingtreding van het Bkl meer geluid is toegestaan in een omgevingsvergunning of maatwerkvoorschrift dan de grenswaarde voor geluidgevoelige ruimte. Een andere situatie is die van bedrijven waarvoor onder het oude recht afwijkende perioden golden, zoals agrarische bedrijven en tankstations. Ook daarvoor is het soms niet mogelijk om te voldoen aan de grenswaarden voor geluidgevoelige ruimten, met name de maximale geluidniveaus.
Het bevoegd gezag kan dergelijke bestaande situaties eerbiedigen bij het vaststellen van het nieuwe deel van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Dit is voor omliggende geluidgevoelige gebouwen geregeld in artikel 5.66, lid 2, onder b, Bkl, en voor in- en aanpandige geluidgevoelige gebouwen in het vijfde lid van dat artikel.
Toelaten geluidgevoelig gebouw in de geluidzone van een provinciale weg (nog zonder gpp)
Bij het toelaten van een geluidgevoelig gebouw in de geluidzone van een provinciale weg waarvoor nog geen geluidproductieplafond (gpp) is vastgesteld, geldt de Wet geluidhinder. Dit staat in artikel 3.5, Aanvullingswet geluid.
Wordt hierbij gebruikgemaakt van een 'dove gevel', dan wordt deze gevel vastgelegd in het omgevingsplan als een niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen. Dit staat in artikel 12.13f, Bkl.
De instructieregels uit 'Geluidgevoelige gebouwen in geluidaandachtsgebieden' (paragraaf 5.1.4.2a.4, Bkl) zijn niet van toepassing omdat er nog geen geluidaandachtsgebied is.
Toelaten geluidgevoelig gebouw in de geluidzone van een gezoneerd industrieterrein (nog zonder gpp)
Bij het toelaten van geluidgevoelige gebouwen in de geluidzone van een (gezoneerd) industrieterrein waarvoor nog geen geluidproductieplafond is vastgesteld, geldt nog het beoordelingskader Wet geluidhinder. Dit staat in artikel 3.6, Aanvullingswet geluid.
Wordt hierbij gebruikgemaakt van een 'dove gevel', dan wordt deze gevel vastgelegd in het omgevingsplan als een niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen. Dit staat in artikel 12.13f, Bkl.
De instructieregels uit 'Geluidgevoelige gebouwen in geluidaandachtsgebieden' (paragraaf 5.1.4.2a.4, Bkl) zijn nog niet van toepassing.
Toelaten geluidgevoelig gebouw en aanscherping grenswaarden
Via het Aanvullingsbesluit geluid is het normenstelsel in het Besluit kwaliteit leefomgeving vereenvoudigd. Hierdoor zijn enkele grenswaarden aangescherpt:
- de maximale waarde voor het toelaten van nieuwe geluidgevoelige gebouwen bij spoorwegen, van 68 dB naar een grenswaarde van 65 dB
- de maximale waarde voor rijkswegen die geen autoweg of autosnelweg zijn, en waarbij het gebouw binnen de bebouwde kom ligt, van 63 dB (na toepassing van de aftrek op grond van artikel 110g Wgh) naar een grenswaarde van 60 dB
Artikel 12.13h regelt een overgangssituatie voor bouwplannen waarvoor niet geanticipeerd kon worden op de aanscherping omdat die nog niet gepubliceerd was. Afwijken van de grenswaarden mag als het akoestisch onderzoek voor het geluidgevoelig gebouw verricht is voor 1 januari 2021. Daarnaast mag het geluid niet meer dan 3 dB hoger zijn dan de grenswaarde uit tabel 5.78u, Bkl (bij wegverkeer mag de aftrek artikel 110g, Wgh worden toegepast).
Toelaten of wijzigen geluidsbron en bestaande dove gevel en gevel stad- en milieubenadering in het omgevingsplan
Er is een overgangsbepaling voor bestaande dove gevels, en voor gevels waar een hogere geluidbelasting is toegelaten op basis van de Interimwet stad-en-milieubenadering (stap 3-besluit). Voor deze gevels gelden de instructieregels niet bij besluiten over:
- geluidproductieplafonds
- het aanleggen of wijzigen van wegen of spoorwegen zonder geluidproductieplafonds
- andere wijzigingen van het omgevingsplan met akoestische effecten
Het gaat hier om de instructieregels van afdeling 3.5, en de paragrafen 5.1.4.2, 5.1.4.2a.3, 5.1.4.2a.5 en 5.1.4.2a.6, Bkl. Dit staat in artikel 12.13e, Bkl.
Een gevel van een gebouw is alleen doof in de zin van de Wet geluidhinder, als dat was vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan of in een ander ruimtelijk besluit.
Toelaten of wijzigen geluidsbron en vergunningvrije bouw- en gebruiksmogelijkheden in het omgevingsplan
Er is een overgangsbepaling voor de specifieke categorie bouwwerken die op grond van artikel 22.36 van de bruidsschat omgevingsplan 'van rechtswege in overeenstemming' zijn met het omgevingsplan. Het gaat onder andere om de uitbreidingen van woningen, of het gebruik van bijbehorende bouwwerken als mantelzorgwoning. Voor deze bouwwerken gelden de instructieregels niet bij besluiten over:
- geluidproductieplafonds (afdeling 3.5 Bkl)
- het aanleggen of wijzigen van wegen of spoorwegen zonder geluidproductieplafonds
- andere wijzigingen van het omgevingsplan met akoestische effecten
Het gaat hier om de instructieregels van afdeling 3.5, en de paragrafen 5.1.4.2a.2, 5.1.4.2a.3, 5.1.4.2a.5 en 5.1.4.2a.6 van het Bkl. Dit staat in artikel 12.8, Bkl.
Toelaten of wijzigen geluidsbron en mantelzorgwoningen
Er is een overgangsbepaling voor mantelzorgwoningen die zijn gerealiseerd voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of op basis van het tijdelijke deel omgevingsplan. Voor deze mantelzorgwoningen gelden de instructieregels niet bij besluiten over:
- geluidproductieplafonds
- het aanleggen of wijzigen van wegen of spoorwegen zonder geluidproductieplafonds
- andere wijzigingen van het omgevingsplan met akoestische effecten
Het gaat hier om de instructieregels van afdeling 3.5, en de paragrafen 5.1.4.2a.2, 5.1.4.2a.3, 5.1.4.2a.5 en 5.1.4.2a.6. Dit staat in artikel 12.10, Bkl.
Deze overgangsbepaling houdt betekenis na de overgangsfase voor het omgevingsplan, tot het einde van de bestaande mantelzorgrelaties.
Gerelateerde pagina's
Begrip: Omgevingsplan, tijdelijk deel
Het tijdelijk deel van het omgevingsplan is het omgevingsplan dat bij inwerkingtreding van de Omgevingswet aanwezig is op grond van het overgangsrecht. Het betreft hier de bestaande planologische regels, zoals bijvoorbeeld bestemmingsplannen en gemeentelijke verordeningen. Daarnaast gaat het om de regels uit de bruidsschat.
Lees meer over het tijdelijk deel omgevingsplan.
Begrip: Bruidsschat
De term ‘bruidsschat’ wordt gebruikt voor de regels die het Rijk als onderdeel van het Invoeringsbesluit Omgevingswet automatisch toevoegt aan elk omgevingsplan en aan elke waterschapsverordening.
In de bruidsschat staan onderwerpen waarvoor het Rijk geen direct werkende regels heeft gemaakt. Het is een bijzondere vorm van overgangsrecht. De bruidsschat is onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan.
- Meer lezen over de bruidsschat.