Direct werkende regels voor bodembescherming
Hoofdstuk 3 van het Bal is de richtingaanwijzer. Hierin staat welke paragrafen van hoofdstuk 4 en 5 van het Bal gelden voor de milieubelastende activiteit. In hoofdstuk 4 van het Bal staan regels om de bodem te beschermen tegen milieubelastende activiteiten die de bodem kunnen verontreinigen. Het Bal geeft daarnaast aan wanneer de modules eindonderzoek bodem en bodembeschermende voorzieningen uit hoofdstuk 5 van toepassing zijn.
Bodemonderzoek: nulsituatie
Het uitvoeren van een nulsituatieonderzoek is niet verplicht bij de bodembedreigende activiteiten die onder de algemene regels van het Bal vallen. De initiatiefnemer kan op vrijwillige basis wel een nulsituatieonderzoek uitvoeren.
Het nulsituatieonderzoek bij de start van een activiteit is geen milieubeschermende maatregel. Maar de initiatiefnemer kan het wel gebruiken voor het eindsituatieonderzoek.
Het uitvoeren van het nulsituatieonderzoek is wel verplicht voor vergunningplichtige activiteiten die bodembedreigend zijn (IPPC-installaties). Zie artikel 7.27 onder c Omgevingsregeling. De aanvrager verstrekt bij de aanvraag van de omgevingsvergunning een rapport van het nulsituatieonderzoek.
Bodemonderzoek: eindsituatie
Paragraaf 5.2.1 van het Bal (eindonderzoek bodem) regelt het eindsituatieonderzoek. Deze paragraaf geldt alleen als deze ook is aangewezen bij de betreffende activiteit. Het Bal geeft dus bij iedere activiteit aan of bij beëindiging van de activiteit een eindsituatieonderzoek nodig is.
Het bevoegd gezag toetst het eindonderzoek aan het nulsituatieonderzoek, aan de geldende bodemkwaliteitskaart of aan de achtergrondwaarde van het Besluit bodemkwaliteit.
Bodembeschermende voorzieningen
Paragraaf 5.4.2 van het Bal regelt bodembeschermende voorzieningen. Deze voorzieningen bestaan uit een vloeistofdichte bodemvoorziening, aaneengesloten bodemvoorziening, elementenbodemvoorziening of een lekbak.
Een lekbak kan ook gezien worden als een aaneengesloten bodemvoorziening. De regels uit paragraaf 5.4.2. van het Bal zijn van toepassing als deze bij de activiteit zijn aangegeven.
Certificering voor vloeistofdichte bedrijfsriolering
De bedrijfsriolering die op een vloeistofdichte bodemvoorziening is aangesloten, is vloeistofdicht vanaf de aansluiting tot aan de olieafscheider. Via het Bal is certificering verplicht. Daarnaast moet de goede werking van de bedrijfsriolering periodiek worden gekeurd. Deze beoordeling kan plaats vinden zonder de vloer open te breken. Dit sluit aan bij de BBT-conclusies uit het Bodembescherming: combinaties van voorzieningen en maatregelen (BB-cvm) document.
Certificering BRL SIKB 7800
Het Bal schrijft geen certificering BRL SIKB 7800 voor bij de opslag van: diesel, oxiderende vloeistoffen, bijtende vloeistoffen, aquatoxische vloeistoffen, oliën, vetten of pekel in bovengrondse opslagtanks. Dit volgt uit een rapport van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Dat stelt dat de eisen vanuit externe veiligheid minder streng zijn voor die stoffen in bovengrondse opslagtanks.
Voor ondergrondse leidingen die op de bovengrondse tank zijn aangesloten geldt een uitzondering. Voor die situaties blijft het certificaat verplicht. Dit is omdat de ondergrondse delen niet visueel kunnen worden geïnspecteerd.
Het certificaat BRL SIKB 7800 blijft wel verplicht bij vloeistoffen die wel externe veiligheidsrisico's hebben. Zoals petroleum en benzine.
Maatwerk voor bodembescherming
Maatwerk voor bodembescherming is altijd mogelijk. Dit geldt zowel voor de initiatiefnemer als het bevoegd gezag. Het maatwerk gaat over zowel activiteiten onder algemene regels als onder decentrale regels. Het maatwerk kan bestaan uit maatwerkvoorschriften of maatwerkregels. Uitgangspunt is dat maatwerk altijd een gelijkwaardig beschermingsniveau moet bieden.
Lees meer over de maatwerkregel en het maatwerkvoorschrift.
Specifieke zorgplicht voor bodembescherming
Artikel 2.11 van het Bal bevat de specifieke zorgplicht. Specifieke zorgplicht voor milieubelastende activiteiten die de bodem kunnen verontreinigen, houdt in ieder geval in:
- het treffen van alle passende preventieve maatregelen tegen milieuverontreiniging
- het toepassen van de beste beschikbare technieken
- geen significante milieuverontreiniging veroorzaken
- alle passende maatregelen treffen voor het voorkomen van ongewone voorvallen en de nadelige gevolgen daarvan
- voor zover verontreiniging van de bodem ontstaat: herstel van de bodem redelijkerwijs mogelijk houden
Onder de specifieke zorgplicht vallen ook 'good housekeeping'-maatregelen.
In het document BB-cvm staan voorbeelden van good housekeeping op het gebied van bodembescherming. Zie bijlage VIII onder A van het Besluit kwaliteit leefomgeving (BKL).
Lees meer over zorgplicht in de Omgevingswet.
Vergunningplicht en beoordelingsregels voor bodembescherming
De algemene rijksregels van het Bal gelden ook voor activiteiten die onder het Bal vergunningplichtig zijn. Naast de specifieke zorgplicht, artikel 2.11 Bal, gaat dit soms over meer uitgewerkte regels uit vooral hoofdstuk 4 en 5. Het bevoegd gezag hoeft deze regels dan niet opnieuw in de voorschriften van de omgevingsvergunning op te nemen. Omdat de regels uit hoofdstuk 4 en 5 Bal aan BBT voldoen.
Het bevoegd gezag beoordeelt bij de vergunningverlening of die algemene rijksregels voldoende zijn of dat deze regels moeten worden aangevuld.
BBT-document Bodembescherming: combinaties van voorzieningen en maatregelen
Het informatiedocument met de best beschikbare technieken (BBT) voor bodembescherming is Bodembescherming: combinaties van voorzieningen en maatregelen (BB-cvm).
Het BB-cvm document is opgenomen in het Bkl bijlage VIII onder A Informatiedocumenten. In dit BB-cvm document staan types van bodembedreigende activiteiten. Voor ieder type staan in een tabel de bijbehorende voorzieningen en maatregelen. De maatregelen zelf worden meestal niet uitgeschreven. Dit omdat ze onder de specifieke zorgplicht (artikel 2.11 Bal) vallen. Er is een uitzondering: wettelijk voorgeschreven inspecties worden wel onder de maatregelen uitgeschreven.
De vergunningverlener gebruikt het BB-cvm om te toetsen welke BBT-maatregel verplicht is bij een bepaalde activiteit. Daarnaast kan de vergunningverlener het BB-cvm gebruiken om te toetsen of een voorgestelde gelijkwaardige maatregel aan BBT voldoet.
Regelgeving integraal PRTR-verslag
Bedrijven kunnen verplicht zijn te rapporteren over bodem, water, hun afval en de emissies naar lucht in een integraal PRTR-verslag (Pollutant Release and Transfer Register). Hiervoor is een webapplicatie beschikbaar: het elektronisch milieujaarverslag: e-MJV. Het bevoegd gezag beoordeelt het verslag.
Lees meer over regelgeving integraal PRTR-verslag.
Decentrale regels
Bij decentrale activiteiten bepaalt de decentrale overheid zelf welke regels zij aan een activiteit stelt. Deze regels, waaronder ook regels ter bescherming van de bodem, staan in het omgevingsplan.
Meer informatie over bodem in het omgevingsplan.