Beoordeling lozing door aanvrager
Voordat een aanvrager een aanvraag of melding doet, controleert hij of de af te voeren afvalwaterstroom past binnen de omgevingswaarden. Past een afvalwaterstroom daar niet binnen, dan moet de aanvrager de afvalwaterstroom aanpassen. Dit geldt ook voor de toegepaste werkmethode, waardoor de afvalwaterstroom ontstaat.
Op deze pagina
Wat u moet weten over de eigen beoordeling van een lozing op oppervlaktewater, zuiveringtechnisch werk (rwzi) en het vuilwaterriool:
Voorkomen van een lozing
Als door een nieuw productieproces of werkmethode een afvalwaterstroom ontstaat, wil men die afvoeren. Beter is het water opnieuw te gebruiken in het productieproces. Of bij de werkmethode. Dit kan bijvoorbeeld door de afvalwaterstroom eerst zelf schoon te maken.
Voorkomen dat afvalwater ontstaat, is altijd beter dan het afvoeren ervan. Soms moet afvalwater wel worden geloosd. Dan gebeurt dit via een bepaalde weg, zoals riool, bodem of oppervlaktewater. Dit noemen we de lozingsroute van het afvalwater.
Bij het ontstaan van afvalwater moet degene die de afvalwaterstroom wil afvoeren zich houden aan de voorkeursvolgorde voor afvalwater.
Beoordelen lozing door aanvrager
Bij het ontstaan van afvalwater moet degene die de afvalwaterstroom wil afvoeren eerst zelf aan de slag. Dit om voor de start van het productieproces of werkmethode te kunnen beoordelen of het afvoeren via de gekozen route wel is toegestaan.
Het beoordelen van een voorgenomen lozing kent een aantal fasen:
- Lozing voorkomen
- Stap 1 Nagaan of er algemene regels gelden
- Stap 2 Vaststellen lozingsroute
- Stap 3 Vaststellen stoffen en hoeveelheden
- Stap 4 BBT-toetsen
- Stap 5 ABM-toets uitvoeren
- Stap 6 Immissietoets
Stap 1 Nagaan of er algemene regels gelden
In algemene regels staat welke mate van verontreiniging bij een lozing acceptabel is. U kunt deze vinden in bijvoorbeeld het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Afhankelijk van de lozingsroute in het Bal is een lozing of een lozingsactiviteit of een milieubelastende activiteit.
Als voor een activiteit decentrale regels gelden: kijk dan óók in zowel het omgevingsplan van de gemeente als in de waterschapsverordening. Overigens kunnen de provincies ook aanvullende regels stellen over lozingen in de bodem of het oppervlaktewater. Bijvoorbeeld in grondwaterbeschermingsgebieden.
De voorkeursvolgorde en BBT-beoordeling zijn de basis voor het opstellen van algemene regels. Bedrijfsafvalwater dat afkomstig is van een activiteit die niet in het Bal is aangewezen, mag alleen worden geloosd op het openbaar vuilwaterriool. Ook deze lozing is geregeld in het omgevingsplan.
Maatwerk
Ook staat in algemene regels vaak of het bevoegd gezag verdere eisen aan het te lozen afvalwater mag stellen. Het Bal staat soms niet toe om met een maatwerkvoorschrift af te wijken van de regels in het Bal. Met een vergunningvoorschrift afwijken van die regels mag in die gevallen ook niet. Zie artikel 8.96 van het Bkl.
Vergunningplichten vanuit het Rijk
Voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam (een lozingsactiviteit) geeft het Bal bij elke categorie milieubelastende activiteiten van hoofdstuk 3 aan of er een vergunningplichtige activiteiten bij horen.
De vergunningplicht geldt soms voor alle lozingsroutes afkomstig van de activiteit. Dan is het afvalwater van de milieubelastende activiteit ook vergunningplichtig. Soms geldt de plicht alleen voor bepaalde specifiek afvalwaterstromen, zoals koelwater.
Voor lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk staan de vergunningplichtige gevallen aangewezen in artikel 6.55 van het Bal. Voor de Noordzee staan ze in artikel 7.60, Bal.
Decentrale vergunningen
Het waterschap kan in de waterschapsverordening ook andere lozingsactiviteiten vergunningplichtig of meldingsplichtig maken. Zoals een vergunningplicht voor het lozen van grote hoeveelheden afvalwater.
De waterschapsverordening geldt alleen voor regionale wateren, want de activiteiten bij rijkswateren zijn al uitputtend geregeld in het Bal.
Stap 2 Vaststellen lozingsroute
Het kan gaan om lozingen op de bodem, de riolering of oppervlaktewater. In algemene regels staat vaak ook de voorkeurslozingsroute. Als dat niet het geval is of als er vergunning of maatwerk moet worden verleend stelt de aanvrager de lozingsroute vast. De lozingsroute is van belang voor wie het bevoegd gezag is.
Stap 3 Vaststellen stoffen en hoeveelheden
Er moet eerst door de lozer worden vastgesteld wat de samenstelling (verschillende soorten stoffen, de concentraties en vrachten/hoeveelheden van de verschillende stoffen) en hoeveelheid van de af te voeren afvalwaterstroom is.
De te verwachten concentraties en hoeveelheden (vrachten) van een bepaalde stof is eigenlijk altijd een zo goed mogelijk onderbouwde schatting. Immers het productieproces of werkmethode waar afvalwaterstroom vandaan zou komen, bestaat nog niet.
Stap 4 BBT-toetsen
De volgende stap is het bepalen van de beste beschikbare technieken (BBT) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Het gaat hier om de technieken die het hoogste haalbare resultaat geven bij het voorkomen en/of zuiveren van het afvalwater. Welke techniek geschikt is, hangt af van de aard (bedrijfstak) en samenstelling van het afvalwater. Het is ook mogelijk om voor een te kiezen.
Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor het realiseren van de BBT. Daarom moet een aanvrager zelf toetsen of hij voldoet aan de BBT. Welke BBT van toepassing is hangt af van de bedrijfstak. Dit kan een bedrijf lezen in (BREF's) en bedrijfstakstudies. Uit de toetsing volgen de maatregelen die BBT zijn. Daar moet een lozer altijd aan voldoen. Als dat niet het geval is kan het bevoegd gezag een aanvraag weigeren. Ook hier kan sprake zijn van gelijkwaardige technieken.
Uit de BBT-toets blijkt ook of voor stoffen in het afvalwater randvoorwaarden of eisen gelden. Bijvoorbeeld het zuiveren bij het bedrijf voordat het bedrijf op het riool loost. Het kan zijn dat behandeling door een zuiveringtechnisch werk (rwzi) BBT is. Als dat zo is dan hoeft een bedrijf het afvalwater niet zelf te zuiveren voor de lozing op de riolering.
Stap 5 ABM-toets
Pas als het proces waaruit een lozing volgt voldoet aan BBT, start de aanvrager de volgende stap: De ABM-toetsing.
De Algemene Beoordelings Methodiek (ABM) beoordeelt de grond- en/of hulpstoffen die geloosd gaan worden. Dit gebeurt op basis van de bekende gegevens van individuele stoffen of mengsels. Wat de ABM laat zien is de 'waterbezwaarlijkheid' van de te lozen stoffen. Hoe dit precies moet, staat uitgelegd op de pagina Zeer Zorgwekkende Stoffen en afvalwater.
Waterbezwaarlijkheid
Waterbezwaarlijkheid is de mate waarin een kans is op nadelige effecten voor het aquatische milieu. Het heeft geen betrekking op de doelmatige werking van een rwzi.
Een hogere of grotere waterbezwaarlijkheid betekent een grotere kans op nadelige effecten. Bij grotere waterbezwaarlijkheid mag het bevoegd gezag een grotere inspanning van de lozer verwachten om de lozing toch te voorkomen of te verminderen. Het doel is te voorkomen dat een waterbezwaarlijke stof in het oppervlaktewater terecht komt. Dat is bijvoorbeeld te voorkomen door ze te vervangen door andere stoffen. Of door een wijziging in het proces of manier van werken. Als het mogelijk is om andere stoffen toe te passen, dan moet de aanvrager de ABM opnieuw gebruiken voor de eventuele nieuwe stoffen.
BBT+
Een grotere of andere inspanning om lozing van stoffen te voorkomen of verminderen, kan leiden tot hogere investeringskosten. In hoeverre deze 'extra kosten' in verhouding staan tot de effectiviteit is afhankelijk van de situatie. Dit wordt ook wel de BBT+ genoemd. Een nadere toelichting hierop staat in het rapport kosteneffectiviteit van maatregelen ter beperking van wateremissies. (pdf, 2 MB)
Nadat de ABM is uitgevoerd blijft een restlozing over. Deze toetst men in stap 6.
ABM-toets met ZZS
Soms gebruikt men grond- of hulpstoffen die Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) bevatten bij een werkmethode of productieproces. Als men hierbij water gebruikt kunnen deze in het afvalwater komen. Als het gebruik van ZZS niet te voorkomen of vergaand te beperken is, kunnen deze stoffen in een lozing zitten.
De ABM-toets laat het zien als er Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) in de lozing zitten. Dit is van belang voor de lozer. Zeker als dit niet eerder bekend was.
Voor ZZS is het uitgangspunt deze stoffen niet te lozen (nul-lozing). In de praktijk is een nul-lozing niet altijd op een kosteneffectieve manier te realiseren. Daarom kan het ondanks de resultaten van de ABM-toets, toch onontkoombaar zijn om een restlozing van ZZS te moeten accepteren. Of dit echt kan moet de aanvrager nagaan met de immissietoets. De vergunningverlener kan een lozingseis aan de lozing verbinden.
Voor ZZS geldt dat men moet blijven streven naar beperken en voorkomen van deze lozing. Daarom moet een aanvrager eens per 5 jaar de lozing van ZZS-stoffen opnieuw beoordelen. De vergunningverlener legt dit vast in een voorschrift in de vergunning. De aanvrager rapporteert of men een lozing naar nul kan terugbrengen. En overlegt dit met het bevoegd gezag. Uitgangspunt hierbij blijft de kosteneffectiviteit van maatregelen ter beperking van wateremissies (pdf, 2 MB). Als het mogelijk is om de lozing aan te passen, vraagt men een nieuwe vergunning aan. Daarbij moet men alle stappen van het proces opnieuw doorlopen.
Stap 6 Immissietoets
De consequenties van de restlozing moet de aanvrager ook beoordelen. Voor een lozing op oppervlaktewater gebruikt men daarvoor de immissietoets.
Deze toets legt de relatie tussen de lozing en het ontvangende oppervlaktewater. Uit deze toets blijkt of de aangevraagde hoeveelheden passen bij de waterkwaliteitsdoelstellingen. Hierbij is een criterium of er in het ontvangende oppervlaktewater voldoende opmenging plaats vindt.
Het gaat erom onaanvaardbare nadelige (directe) gevolgen voor het oppervlaktewaterkwaliteit te voorkomen. Het 'Handboek Immissietoets' beschrijft hoe deze beoordeling moet.
De uiteindelijke lozing die na de immissietoets volgt heeft een duidelijke samenstelling en hoeveelheid afvalwater. Het is dan ook duidelijk welke stoffen in welke concentraties toelaatbaar zijn.
Dit is de basis van de vergunningaanvraag of verzoek om maatwerk.
Toch onaanvaardbare gevolgen voor de waterkwaliteit
Als de immissietoets leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de waterkwaliteit dan zijn aanvullende maatregelen nodig (BBT+). Het gaat hier om een hogere saneringsinspanning dan in eerste instantie volgde uit de ABM.
Een grotere saneringsinspanning kan leiden tot hogere kosten. De proportionaliteit stelt men vast aan de hand van het rapport kosteneffectiviteit van maatregelen ter beperking van wateremissies.
Een lozing van deze waterbezwaarlijke stoffen is bijvoorbeeld te voorkomen door ze te vervangen door andere stoffen. Of door een wijziging van het proces of manier van werken. De aanvrager berekent opnieuw de te verwachten restlozing na toepassing van alle nieuwe maatregelen. De aanvrager moet de consequenties van de nieuwe restlozing ook opnieuw beoordelen.
Dit proces herhaalt de aanvrager net zo lang totdat er geen stoffen meer zijn met concentraties die leiden tot overschrijding van de waterkwaliteitsdoelstellingen.
Lozingsnormen in de aanvraag
De aanvrager van de lozing geeft in de aanvraag per afvalwaterstroom de samenstelling en de hoeveelheid te lozen afvalwater aan. Het is dan ook duidelijk dat de verschillende stoffen in genoemde concentraties toelaatbaar zijn. Ook geeft de aanvrager aan hoe het afvalwater ontstaat.
Overheden ontvangen de digitale vergunningaanvragen en meldingen via het Omgevingsloket. Lees meer over vergunningaanvragen en meldingen in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO).
De aangeleverde informatie in de aanvraag is de basis van de in een beschikking op te leggen lozingsnormen en eventuele monitoringsverplichtingen. De vergunningverlener beoordeelt de aangeleverde informatie:
- toegepaste BBT-, ABM- en immissietoets van de aanvrager
- restlozing aan de doelstellingen voor het waterbeheer.
En als uit de controle inderdaad blijkt dat er geen onaanvaardbare negatieve gevolgen zijn kan het bevoegd gezag een aangevraagde lozing vergunnen.
Beste beschikbare technieken (BBT)
Het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden en andere vergunningvoorwaarden te vormen is aangetoond, met als doel emissies en gevolgen voor het milieu in zijn geheel te voorkomen, of wanneer dit niet mogelijk is, te beperken, waarbij wordt verstaan onder:
- technieken: zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld
- beschikbare: op zodanige schaal ontwikkeld dat de betrokken technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de betrokken industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken wel of niet binnen Nederland worden toegepast of geproduceerd, mits zij voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn,
- beste: het meest doeltreffend voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel
Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.