Plannen en programma's en het milieueffectrapport
Er gelden eisen voor de inhoud van een milieueffectrapport (MER) voor een plan of programma. Zoals eisen voor het bepalen van de alternatieven en de reikwijdte en het detailniveau van het rapport.
Deze informatie gaat over het MER. Er is ook informatie over de procedure: plannen en programma's en milieueffectrapportage.
Inhoudelijke eisen aan het plan-milieueffectrapport
De inhoudelijke eisen voor het plan-milieueffectrapport (plan-MER) staan in artikel 11.3 van het Omgevingsbesluit. Het milieueffectrapport bevat:
- Samenvatting
- Alternatieven
- Doelstellingen van het plan of programma
- Referentiesituatie
- Bestaande milieuproblemen
- (Inter)nationale milieudoelstellingen
- Beoordeling van de mogelijk aanzienlijke milieueffecten
- Mitigerende en compenserende maatregelen
- Onderbouwing van het onderzoek en ontbrekende kennis
- Monitoringsmaatregelen
Het detailniveau van het MER sluit aan bij het detailniveau van het plan of programma. Bij het opstellen van het MER mag het bevoegd gezag andere milieueffectrapporten gebruiken (artikel 16.37 Omgevingswet). De gebruikte informatie moet dan wel voldoen aan de inhoudelijke eisen en actueel zijn.
Samenvatting van het rapport
In de samenvatting staan de belangrijkste onderdelen en conclusies van het MER. De samenvatting gaat in ieder geval in op de mogelijke milieugevolgen en de alternatieven. Zorg ervoor dat het een publieksvriendelijke, niet-technische samenvatting is. Schrijf zo begrijpelijk mogelijk en probeer jargon en technische termen te vermijden. Een kwalitatief goede en toegankelijke samenvatting van het MER helpt burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen om een beeld te krijgen van de informatie die erin staat. Vaak wordt alleen de samenvatting gelezen.
Alternatieven ontwikkelen
Het bevoegd gezag kan niet uitgaan van 1 oplossing of alternatief. Alternatieven zijn een verplicht onderdeel in het MER. Een alternatief geeft invulling aan de doelstelling van een plan of programma. Door meerdere mogelijke alternatieven en hun doelbereik te onderzoeken in het MER wordt het plan of programma zorgvuldig afgewogen. Het bevoegd gezag beschrijft en onderzoekt in het MER ieder alternatief op dezelfde manier. Ook motiveert het bevoegd gezag de keuze voor de alternatieven.
Het ontwikkelen van alternatieven is een belangrijke stap in het proces. Het plan zoals het wordt vastgesteld moet óf binnen de bandbreedte van de beschouwde alternatieven vallen, óf in het milieueffectrapport zijn onderzocht. Bij de besluitvorming kan dus niet zonder aanvullend onderzoek gekozen worden voor een heel nieuw alternatief. Of voor een alternatief met nieuwe onderdelen.
Redelijke alternatieven
Het bevoegd gezag moet redelijke alternatieven uitwerken en onderzoeken. Wat voor soort alternatieven het bevoegd gezag beschrijft, verschilt per geval. Bijvoorbeeld alternatieve locaties voor voorzieningen en functies, alternatieve tracés voor infrastructuur of alternatieven voor het ambitieniveau van een plan.
Het uitwerken en onderbouwen van 'redelijke' alternatieven is wettelijk verplicht. Dit staat in artikel 11.3 van het Omgevingsbesluit. De wet geeft niet aan wat voor soort alternatieven er in het MER moeten staan. Op basis van praktijkervaringen en jurisprudentie valt wel aan te geven wat u onder ‘redelijk’ moet verstaan. Dit is afhankelijk van de omstandigheden. In ieder geval moet met de uitvoering van een bepaald alternatief invulling gegeven worden aan de doelstelling van het plan.
Bij abstracte beleidsplannen zijn er bijvoorbeeld ontwikkelingsscenario's. Bij woningbouw kan het dan gaan om alternatieve locaties. En bij wegen om globale aanduidingen van alternatieve tracés. Het aantal alternatieven verschilt per plan of programma. Ook daarvoor zijn geen wettelijke eisen. Het detailniveau van alternatieven moet passen bij de doelstellingen van het plan.
Doelstellingen van het plan of programma
De doelstelling van het plan of programma beschrijft wat het plan of programma beoogt. Of in andere woorden: welk probleem lost het plan of programma op? In welke behoefte voorziet het plan of programma? Denk goed na over het doel van het plan. Dit is belangrijk, want zo kunt u de aanleiding, het doelbereik en de alternatieven van het plan onderbouwen. Een doel geeft u ook een handvat voor de redelijke alternatieven. Zijn er meerdere doelen? Geef dan ook aan welk(e) doel(en) het belangrijkst zijn (hoofddoel), en welke doelen lagere prioriteit hebben (subdoelen).
Referentiesituatie
Huidige situatie en autonome ontwikkeling
In het MER staat altijd een beschrijving van de situatie in het geval dat het plan of programma (de voorgenomen activiteiten) niet doorgaat, maar andere ontwikkelingen wel. Dit noemen we in het MER de ‘referentiesituatie’. Die andere ontwikkelingen noemen we ‘autonome ontwikkelingen’. Dit betekent dat de referentiesituatie ervan uitgaat dat vastgesteld overheidsbeleid (en de gevolgen daarvan) wordt gerealiseerd.
Neem voor de referentiesituatie ook de vastgestelde besluiten mee. Er kan namelijk een verschil zijn tussen de feitelijke situatie en de situatie op grond van vastgestelde besluiten (zoals verleende vergunningen). Het kan per geval verschillen of een ontwikkeling tot de autonome ontwikkeling behoort. Een ontwikkeling moet voldoende zeker en concreet zijn. Het bevoegd gezag motiveert dit in het MER.
Neem een vergelijking op tussen de referentiesituatie (de beschreven te verwachten ontwikkeling van het milieu) en de mogelijke aanzienlijke milieueffecten van elk van de redelijke alternatieven, bijvoorbeeld in de vorm van een tabel. Dit geeft belanghebbenden en bestuurders een handig overzicht van het verschil tussen de situatie met en zonder het plan of programma.
Zichtjaar
De referentiesituatie beschrijft altijd een toekomstige situatie van een bepaald jaar in de toekomst, het zichtjaar. Naar welk jaar het MER vooruitkijkt (zichtjaar) hangt vooral af van het plan of programma waarvoor het MER wordt gemaakt. Het zichtjaar sluit aan bij de tijdshorizon van het plan of programma. Ga voor de verre toekomst alleen in op de onderdelen die relevant zijn voor de te maken keuzes. Eventueel kan met toekomstscenario’s worden gewerkt.
Bestaande milieuproblemen
Het MER geeft een overzicht van alle bestaande milieuproblemen die relevant zijn voor het plan of programma, in het bijzonder de problemen in gebieden waar het belang van het beschermen van het milieu een belangrijke rol speelt. Denk hierbij aan gebieden met een beschermde status zoals Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland of aan waterwingebieden.
(Inter)nationale milieudoelstellingen
Indien relevant staat in het MER een beschrijving van de wijze waarop milieudoelstellingen op internationaal, communautair (EU) of nationaal niveau zijn betrokken bij het plan of programma. Denk bijvoorbeeld aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen of de Kaderrichtlijn Water. Ook staat in het MER hoe andere milieuoverwegingen zijn betrokken in het plan of programma.
Beoordeling van de mogelijk aanzienlijke milieueffecten
In het MER komt een beschrijving van die milieuaspecten waar het plan of programma effect op kan hebben. Bijvoorbeeld de aspecten bevolking, gezondheid, biodiversiteit, land, bodem, water, lucht, klimaat, materiële goederen, cultureel erfgoed en het landschap. Ook moet het MER ingaan op de samenhang tussen deze aspecten.
Het milieueffectrapport bevat de informatie die redelijkerwijs mag worden vereist. De initiatiefnemer houdt rekening met de stand van kennis, de beoordelingsmethoden en de inhoud en het detailniveau van het plan of programma.
Bij het beschrijven van milieueffecten gaat het om negatieve en positieve effecten, en om kansen die het plan kunnen versterken. In het MER hoeft u waarschijnlijk niet voor alle milieueffecten berekeningen te doen. Of alle milieueffecten in cijfers uit te drukken. Sommige milieueffecten kunnen bijvoorbeeld kwalitatief of op basis van kennis van experts beschouwd worden (expert judgement). Het bevoegd gezag beoordeelt of de beoordelingsmethodes voldoende inzicht geven in de milieueffecten. In de notitie reikwijdte en het detailniveau kunt u opnemen hoe de milieueffecten in beeld gebracht worden, bijvoorbeeld in het beoordelingskader.
Kijk in het MER nadrukkelijk verder dan de huidige milieunormen. Een toename die als geheel onder de norm blijft, betekent namelijk niet dat er geen aanzienlijke effecten zijn. Een forse toename tot net onder de grenswaarde kan slecht scoren bij onderlinge vergelijking van de alternatieven.
Mitigerende en compenserende maatregelen
Het bevoegd gezag beschrijft in het MER de voorgenomen maatregelen om aanzienlijke nadelige milieueffecten van de uitvoering van het plan of programma te voorkomen, te beperken of zoveel mogelijk te compenseren. Voorbeelden zijn: bij de aanleg rekening houden met het broedseizoen, het compenseren van te kappen bomen of een alternatief ontwerp om gevoelige gebieden te vermijden.
Onderbouwing van het onderzoek en ontbrekende kennis
In het MER motiveert het bevoegd gezag de selectie van de onderzochte alternatieven. Ook staat in het MER een beschrijving hoe de milieueffecten zijn vastgesteld en beoordeeld. Deze beschrijving gaat ook in op de moeilijkheden die bij het verzamelen van de vereiste informatie zijn ondervonden, zoals technische tekortkomingen of ontbrekende kennis.
Monitoringsmaatregelen
Het bevoegd gezag beschrijft in het MER de voorgenomen monitoringsmaatregelen. Na het vaststellen van het mer-plichtige plan of programma moet het bevoegd gezag de daadwerkelijke milieugevolgen onderzoeken. Het bevoegd gezag mag hiervoor gebruikmaken van bestaande monitoring. De resultaten van de monitoring stelt het bevoegd gezag elektronisch beschikbaar. Zijn er onvoorziene nadelige milieueffecten? Het bevoegd gezag treft dan, als dat naar zijn oordeel nodig is, passende maatregelen om deze milieueffecten zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Dit staat in artikel 11.5 van het Omgevingsbesluit.
Meer lezen over: