Plannen en programma's en de milieueffectrapportage
Een plan-milieueffectrapport is een milieueffectrapport (MER) bij een vast te stellen plan of programma. De procedure die hierbij hoort, noemen we plan-milieueffectrapportage (mer). In een aantal situaties is het mogelijk om een plan-mer-beoordeling te doen. Op deze pagina leest u wanneer u een plan-mer moet doorlopen en wat u dan moet doen.
Procedure
Deze informatie gaat over de procedure. Er is ook informatie over de inhoud van het milieueffectrapport bij plannen en programma's.
Stappen om na te gaan of u een plan-milieueffectrapportage moet doorlopen
Er gelden 2 eisen voor de plan-mer-plicht.
- De eerste eis is dat het moet gaan om een wettelijk of bestuursrechtelijk voorgeschreven plan of programma (zie ook Omgevingswet artikel 16.34, eerste lid). U voldoet aan deze eis, als de vaststelling van een plan is geregeld in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen. En als vastligt welk bevoegd bestuursorgaan moet besluiten en hoe de procedure van de vaststelling is. In de Omgevingswet staat dat een omgevingsvisie Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup), een programma Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup), een omgevingsplan Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) en een voorkeursbeslissing aan die vereisten voldoen. Dit geldt ook voor vrijwillige programma's. Deze heten ook wel facultatieve of onverplichte programma's. Voor andere instrumenten moet u dit bepalen met de kenmerken van het instrument. Zo kunnen ook plannen op basis van sectorale wetgeving aan dit vereiste voldoen.
- De tweede eis is dat het plan of programma een kader vormt voor besluiten voor mer-(beoordelings)plichtige projecten (zie ook Omgevingswet artikel 16.36). Of dat er ook een passende beoordeling voor het plan of programma nodig is.
De mer-(beoordelings)plichtige projecten kunt u vinden in kolom 1 van bijlage V bij het Omgevingsbesluit.
Wilt u weten of u rekening moet houden met verplichtingen van milieueffectrapportage? Doorloop dan 1 van de mer-scans.
Uitzondering van de plan-mer-plicht
U bent uitgezonderd van de plan-mer-plicht als u een plan of programma vaststelt dat:
- bestemd is voor nationale defensie
- noodzakelijk is vanwege een noodtoestand
- gaat over de begroting of financiën
Dit staat in artikel 16.35 van de Omgevingswet.
Kaderstelling in de plan-milieueffectrapportage
We spreken in ieder geval over 'een kader vormen' als in het plan een locatie- of tracékeuze staat. Het kan ook gaan om de inperking (inkadering) van andere keuzes, zoals de capaciteit van een afvalverwerkingsinstallatie.
De jurisprudentie van het Europese Hof bevat handvatten voor wat een kaderstellend plan of programma is, maar geen heel specifieke criteria. Belangrijk is dat de smb-richtlijn ruim moet worden uitgelegd. Een plan of programma is kaderstellend als het criteria of modaliteiten bevat voor de goedkeuring of uitvoering van projecten door het bevoegd gezag, dat uiteindelijk toestemming moet geven voor een project. Bijvoorbeeld criteria voor de locatie, de omvang of de wijze van uitvoering.
Een 'kader' moet concreet genoeg zijn en is in zekere mate bindend voor een later besluit. Dit later te nemen besluit moet mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn.
In de Omgevingswet ziet de kaderstelling op de projecten die in bijlage V van het Omgevingsbesluit zijn opgenomen. Ook is er een vangnet opgenomen voor projecten met aanzienlijke milieueffecten die niet in bijlage V van het Omgevingsbesluit staan. In de Omgevingswet is geregeld (artikel 16.36 lid 4 en 5) dat het bevoegd gezag een plan-mer-beoordeling maakt voor een plan of programma dat het kader vormt voor deze projecten. Het bevoegd gezag beoordeelt of sprake is van aanzienlijke milieueffecten.
De inhoud van een plan of programma bepaalt dus deels of er een mer-plicht is. Een omgevingsvisie, een omgevingsplan, een programma en een voorkeursbeslissing zullen vaak aan deze eis voldoen. Een omgevingsplan is bijvoorbeeld kaderstellend als het omgevingsplan voor een bijlage V-project een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit (opa) voorschrijft.
Passende beoordeling en milieueffectrapportage
U moet een plan-mer doorlopen als u voor het plan of programma een passende beoordeling voor natuur moet maken (zie artikel 16.36 lid 2 Omgevingswet).
Let op de volgende uitzondering: artikel 3, lid 3 smb-richtlijn biedt de mogelijkheid van een plan-mer-beoordeling, ook als een passende beoordeling nodig is. Uw plan of programma moet dan wel aan de andere voorwaarden voldoen, namelijk kleine gebieden op lokaal niveau of kleine wijzigingen. Als uit de passende beoordeling blijkt dat er geen significant negatieve gevolgen zijn, en er ook anderszins geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn, is een plan-MER niet verplicht. Zie ook het Europese Hof arrest C-444/15.
Hier kunt u meer lezen over Natura 2000 en de passende beoordeling.
Rollen in de plan-milieueffectrapportage
Er is een aantal rollen en partijen in de plan-mer:
- Het bevoegd gezag: het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het voorbereiden of het vaststellen van het plan.
- De adviseurs en bestuursorganen die nodig zijn bij de voorbereiding. Dit is deels planafhankelijk en een inschatting van het bevoegd gezag. U kunt denken aan partijen als de gemeente, het waterschap, de provincie of een ministerie. De wettelijke adviseurs zijn de minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vervult deze rol voor het ministerie van OCW. Ook de onafhankelijke Commissie m.e.r. is een wettelijke adviseur.
- Burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen.
Bij plannen en programma's zijn initiatiefnemer en bevoegd gezag meestal hetzelfde bestuursorgaan. Wel kan bijvoorbeeld het college van burgemeester en wethouders initiatiefnemer zijn en de gemeenteraad het bevoegd gezag. Ook kan een particulier of een bedrijf verzoeken om een aanpassing van een plan.
Procedurestappen in de plan-milieueffectrapportage
Een plan-mer kent verplichte stappen en facultatieve stappen. Daarnaast gelden voor sommige plannen en programma's procedurestappen waarop de plan-mer kan aansluiten. We bespreken:
- verplicht onderdeel bij omgevingsplan of projectbesluit met voorkeursbeslissing: kennisgeving voornemen en participatie
- bevoegd gezag stelt reikwijdte en detailniveau vast
- opstellen van het MER
- ter inzage leggen van het MER en het ontwerp-plan en advies vragen aan de Commissie mer
- vaststellen plan
- alleen bij omgevingsplan en het projectbesluit (niet tegen de voorkeursbeslissing): beroep
- monitoring
Er gelden aanvullende eisen bij effecten van een plan of programma op het milieu in het buitenland.
Kennisgeving voornemen en participatie
Dit is alleen een verplicht onderdeel bij een omgevingsplan of projectbesluit met voorkeursbeslissing.
Let op:
- De kennisgeving voornemen en participatie is geen stap in de plan-mer.
- De kennisgeving voornemen en participatie is alleen verplicht bij een omgevingsplan of bij een projectbesluit met een voorkeursbeslissing. Bij de overige plannen is het een keuze.
Als er een kennisgeving wordt gedaan, is het verstandig om er ook op te letten dat er een MER wordt gemaakt.
In de kennisgeving moet u ook aangeven hoe u de participatie invult. Voor de vroegtijdige participatie bij het plan geldt hetzelfde. Ook in de participatie is het logisch om aandacht te besteden aan de relatie met de mer. Zoals de inhoud van het MER.
Bevoegd gezag stelt reikwijdte en detailniveau vast
Deze stap is verplicht in de plan-mer. Het bevoegd gezag moet de reikwijdte en detailniveau van het MER bepalen. Als u het bevoegd gezag bent, kunt u een notitie (laten) opstellen met daarin de reikwijdte en het detailniveau. In deze notitie met reikwijdte en detailniveau staat waar het plan over gaat en wat de locatie is. Ook staat in de notitie wat de te verwachten relevante milieuthema's zijn. En met welk detailniveau u onderzoek gaat (laten) doen.
Het bevoegd gezag vraagt de wettelijke adviseurs een advies over reikwijdte en detailniveau.
Het bevoegd gezag kan ook de Commissie mer inschakelen bij deze stap. Het bevoegd gezag kan natuurlijk ook andere partijen uitnodigen om mee te denken over de reikwijdte en het detailniveau. U kunt denken aan partijen als de gemeente, een (regionale) stichting, het waterschap of de provincie.
Opstellen van het milieueffectrapport
Het bevoegd gezag stelt het MER op. Vaak huurt het bevoegd gezag hiervoor een bureau of adviseurs in. Het bevoegd gezag blijft verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van het rapport.
Het rapport bevat de informatie die redelijkerwijs mag worden vereist. De opsteller houdt rekening met de stand van kennis, de relevante beoordelingsmethoden en de inhoud van het plan of programma.
Een plan-MER mag worden voorbereid door het uitvoerende bestuursorgaan. Dit mag ook als het definitieve plan of programma wordt vastgesteld door het vertegenwoordigende bestuursorgaan. Daarvoor is geen speciaal mandaat (overdragen van bevoegdheden) nodig.
Mandatering betekent dat het bevoegd gezag een ander bestuursorgaan machtigt om in naam van het bevoegd gezag besluiten te nemen.
Het vertegenwoordigende bestuursorgaan is gekozen om een bepaalde groep of gemeenschap te vertegenwoordigen en te besturen. Dit is bijvoorbeeld de gemeenteraad, Provinciale Staten of het algemeen bestuur van een waterschap.
Het uitvoerend bestuursorgaan voert het beleid uit dat is vastgesteld door het vertegenwoordigende bestuursorgaan. Dit is het college van burgemeesters & wethouders, het college van Gedeputeerde Staten of het dagelijks bestuur van een waterschap.
Ter inzage leggen van het milieueffectrapport samen met het ontwerp-plan of ontwerp-programma en advies vragen aan de Commissie m.e.r.
Het bevoegd gezag legt het MER samen met het ontwerp van het plan of programma voor 6 weken ter inzage. In de Algemene wet bestuursrecht, afdeling 3.4, staat wat het bevoegd gezag precies moet doen.
Het is als bevoegd gezag handig om al in het ontwerp-plan of -programma in te gaan op:
- Hoe rekening is gehouden met het MER
- Hoe rekening is gehouden met de aanzienlijke milieueffecten van het plan of programma. En maatregelen om die te vermijden
- Een samenvatting van de redenen om te kiezen voor het vastgestelde plan of programma
- Monitoringsmaatregelen
Op het MER en dit ontwerp-plan of ontwerp-programma kunnen zienswijzen worden ingediend. Iedereen die wat wil zeggen over het ontwerp of het plan-MER, kan een zienswijze indienen.
Advies van de Commissie m.e.r. over het milieueffectrapport
Het bevoegd gezag vraagt een advies over het MER aan de Commissie mer Dit staat in artikel 16.39 van de Omgevingswet en artikel 11.2 van het Omgevingsbesluit. Dit moet uiterlijk op het moment dat het MER en het ontwerp-plan ter inzage gaan.
Bevoegd gezag stelt plan of programma vast
In de volgende stap stelt het bevoegd gezag het plan of programma vast (Omgevingsbesluit artikel 11.4). In het plan moet het bevoegd gezag onder meer ingaan op:
- Hoe rekening is gehouden met het MER en de aanzienlijke milieueffecten van het plan of programma. En maatregelen om die te vermijden.
- Monitoringsmaatregelen
- Het advies van de Commissie mer
- De ingediende zienswijzen op het ontwerp en het MER.
Het bevoegd gezag maakt het vastgestelde plan bekend. Heeft het bevoegd gezag vrijwillig om een advies gevraagd aan de Commissie mer, of aan de wettelijk adviseurs een advies gevraagd op reikwijdte en detailniveau bij het omgevingsplan? Dan informeert het bevoegd gezag in ieder geval die betrokken adviseurs als het MER afwijkt van het advies. U stuurt de adviseurs dan schriftelijk het omgevingsplan toe, inclusief het MER. Dit staat in artikel 3:43 Awb. U kunt de betrokken adviseurs ook altijd informeren.
Bij plannen en programma's is ook een motiveringsplicht participatie. Daarin moet u aangeven hoe de participatie-resultaten zijn opgenomen in het plan of programma en bijvoorbeeld ook bij het MER. Dit is geen verplichte stap in de mer, maar heeft er mogelijk wel invloed op.
Alleen mogelijk bij het omgevingsplan en projectbesluit (niet tegen de voorkeursbeslissing): beroep
Een belanghebbende kan beroep instellen tegen een omgevingsplan. Dit moet in de periode dat het vastgestelde plan ter inzage ligt. In een beroepsprocedure geeft de rechter een oordeel over het besluit van het bevoegd gezag. Het is belangrijk dat er snel duidelijkheid is over de uitkomst van een beroep tegen een omgevingsplan. Het omgevingsplan is namelijk het kader voor andere besluiten. Daarom is in de Omgevingswet rond het omgevingsplan gekozen voor beroep bij 1 instantie, de Raad van State.
Bij een omgevingsvisie, een programma (als het niet direct activiteiten mogelijk maakt) of een voorkeursbeslissing is het niet mogelijk om in beroep te gaan bij de bestuursrechter.
Monitoring
In het plan-MER staan de voorgenomen monitoringsmaatregelen. Deze moet het bevoegd gezag ook in het plan of programma opnemen. Het bevoegd gezag mag daarvoor bestaande monitoring gebruiken. De resultaten van de monitoring moet het bevoegd gezag elektronisch beschikbaar stellen. Het bevoegd gezag neemt eventueel passende maatregelen om onvoorziene nadelige milieueffecten zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken (Omgevingsbesluit artikel 11.5 ). Het plan bevat ook deze monitoringsmaatregelen (Omgevingsbesluit artikel 11. 4). Zie ook regels over monitoring.
Stap | Verplichtingen mer | Verplichtingen Omgevingsplan, mer lift mee | Verplichtingen Omgevingsvisie, Programma, Voorkeursbeslissing (projectbesluit), mer lift mee |
---|---|---|---|
1. Kennisgeving | - | Verplicht | Facultatief, wel verplicht bij projectbesluit met voorkeursbeslissing |
2. Bepalen reikwijdte en detailniveau plan-MER | Verplicht | - | - |
3. Advies reikwijdte en detailniveau Commissie mer | Facultatief | - | - |
4. Plan-MER opstellen | Verplicht | - | - |
5. Publicatie ontwerp-plan en plan-MER | Verplicht | - | - |
6. Advies Commissie mer | Verplicht | - | - |
7. Vaststellen plan | Verplicht | Motiveren van de gevolgde participatie | Motiveren van de gevolgde participatie |
8. Beroep openstellen | - | Mogelijk | Niet mogelijk |
9. Monitoring | Verplicht | - | - |
Meer informatie
Meer lezen over:
Omgevingsvisie
Omgevingsvisie als bedoeld in afdeling 3.1 van de Omgevingswet. Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet. Afdeling 3.1, Omgevingswet bepaalt dat het Rijk, de provincie en de gemeente een omgevingsvisie hebben die bevat:
- een beschrijving van de hoofdlijnen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving,
- de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van het grondgebied,
- de hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren integrale beleid.
Uitleg
De omgevingsvisie is een strategische visie voor de lange termijn voor de gehele fysieke leefomgeving. Een omgevingsvisie gaat onder andere in op de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed.
Programma
Programma als bedoeld in afdeling 3.2 van de Omgevingswet. Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
Afdeling 3.2, Omgevingswet geeft aan voor welke onderwerpen overheden verplicht een programma moeten maken. Ook geeft deze afdeling overheden de bevoegdheid om zelf onverplicht programma's te maken.
Omgevingsplan
Omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet. Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
Artikel 2.4, Omgevingswet bepaalt dat er voor het grondgebied van de gemeente 1 omgevingsplan is waarin regels over de fysieke leefomgeving zijn opgenomen.