Overgangsrecht Waterwet
Voor de Waterwet geldt overgangsrecht voor aanwijzingen, plannen, besluiten, gedoogplichten, schade en heffingen.
Situaties overgangsrecht
- Aanwijzingen
- aanwijzing bij gevaar voor waterstaatswerken
- aanwijzing bij internationale verplichtingen of bovenregionale belangen
- aanwijzing bij samenhangend en doelmatig regionaal waterbeheer
- bevel tot onderzoek verontreiniging bodem of oever
- Plannen
- beheerplan
- calamiteitenplan
- nationaal waterplan
- projectplan
- regionaal waterplan
- Besluiten
- kaart kustlijn
- legger
- maatregel
- melding ongewoon voorval
- ontheffing
- peilbesluit
- technische leidraad
- toegangsverbod en toegangsbeperking
- toepassen grond of baggerspecie
- verslag veiligheid primaire waterkeringen
- watervergunning
- Gedoogplichten
- gedoogplicht bij beschikking
- gedoogplicht van rechtswege
- Schade
- schade aan onroerende zaak door onttrekken of infiltreren van water
- schade aan waterstaatswerken door vaartuigen
- schade door uitoefenen taak of bevoegdheid in het waterbeheer
- verhaal kosten verontreiniging of aantasting bodem of oever
- Heffingen
- grondwaterheffing
- verontreinigingsheffing
Aanwijzingen
De Waterwet regelt verschillende mogelijkheden voor het geven van een aanwijzing.
Aanwijzing bij gevaar voor waterstaatswerken
Een onherroepelijke aanwijzing van Gedeputeerde Staten (artikel 5.31, lid 1, Waterwet) voor onvoldoende optreden van het waterschap bij gevaar geldt als een instructie aan het waterschapsbestuur als bedoeld in artikel 19.16, lid 1, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.69, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Een onherroepelijke aanwijzing van de commissaris van de Koning (artikel 5.31, lid 2, Waterwet) voor onvoldoende optreden van het waterschap bij gevaar geldt als een instructie aan het waterschapsbestuur als bedoeld in artikel 19.16, lid 2, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.69, lid 2, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Een onherroepelijke aanwijzing van de minister voor het niet gebruiken van de bevoegdheid tot het geven van een aanwijzing, door Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning, voor onvoldoende optreden van het waterschap bij gevaar voor waterstaatswerken (artikel 5.31, lid 3, Waterwet) geldt als een instructie aan het provinciebestuur als bedoeld in artikel 2.34, lid 3, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.70, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Een onherroepelijke aanwijzing van de minister (artikel 5.31, lid 4, Waterwet) voor onvoldoende optreden van het waterschap bij gevaar geldt als een instructie aan het waterschapsbestuur als bedoeld in artikel 19.16, lid 4, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.71, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Dit overgangsrecht geldt alleen als aan de aanwijzing nog geen uitvoering is gegeven.
Aanwijzing bij internationale verplichtingen of bovenregionale belangen
Een onherroepelijke aanwijzing van de minister (artikel 3.13, Waterwet) geldt als een instructie aan het provinciebestuur of het waterschapsbestuur als bedoeld in artikel 2.34, lid 3, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.55, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Dit overgangsrecht geldt alleen als aan de aanwijzing nog geen uitvoering is gegeven.
Aanwijzing bij samenhangend en doelmatig regionaal waterbeheer
Een onherroepelijke aanwijzing van Gedeputeerde Staten (artikel 3.12, Waterwet) geldt als een instructie aan het waterschapsbestuur als bedoeld in artikel 2.33, lid 2, onder b, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.54, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Een onherroepelijke aanwijzing van Gedeputeerde Staten die betrekking heeft op een projectplan (paragraaf 5.2, Waterwet) geldt als een instructie aan het dagelijks bestuur van het waterschap als bedoeld in artikel 2.33, lid 2, onder c, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.54, lid 2, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Dit overgangsrecht geldt alleen als aan de aanwijzing nog geen uitvoering is gegeven.
Lopende procedure aanwijzing
Als de aanwijzing nog niet onherroepelijk is, dan blijft het oude recht van toepassing als het dagelijks bestuur van het waterschap, het waterschapsbestuur, Gedeputeerde Staten, het provinciebestuur, of de commissaris van de Koning vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is geïnformeerd over het voornemen tot het geven van een aanwijzing. Dit staat in de artikelen 4.54, lid 3, en 4.55, lid 2, en 4.69, lid 3, en 4.70, lid 2, en 4.71, lid 2, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Bevel tot onderzoek verontreiniging bodem of oever
Een bevel tot onderzoek vanwege een verontreiniging van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam (artikel 5.16, Waterwet) dat van kracht is en nog niet volledig is opgevolgd, geldt als een aanwijzing als bedoeld in artikel 19.14, lid 2, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.66, lid 2, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Plannen
De Waterwet kent verschillende plannen.
Beheerplan
De Waterwet kent een beheerplan voor regionale wateren en een beheerplan voor rijkswateren.
Regionale wateren
Een beheerplan dat van kracht is voor regionale wateren (artikel 4.6, Waterwet) geldt als een waterbeheerprogramma als bedoeld in artikel 3.7 van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.58, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Rijkswateren
Een beheerplan dat van kracht is voor rijkswateren (artikel 4.6, Waterwet) geldt als een waterbeheerprogramma als bedoeld in artikel 3.9, lid 2, onder e, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.58, lid 2, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Lopende procedure beheerplan
Als het beheerplan niet van kracht is, dan blijft het oude recht van toepassing als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een ontwerp van het beheerplan ter inzage is gelegd. Dit staat in artikel 4.58, lid 3, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Calamiteitenplan
Een calamiteitenplan (artikel 5.29, Waterwet) dat van kracht is, geldt als een calamiteitenplan beheer waterstaatswerken als bedoeld in artikel 19.14 van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.67, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een ontwerp van het calamiteitenplan voor commentaar aan de besturen van de veiligheidsregio is gestuurd, dan blijft het oude recht van toepassing tot het calamiteitenplan van kracht wordt. Dit staat in artikel 4.67, lid 2, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Nationaal waterplan
Voor delen van het nationaal waterplan geldt specifiek overgangsrecht.
Stroomgebiedbeheerplan
Het deel van het nationaal waterplan dat van kracht is voor de uitvoering van artikel 13 van de Kaderrichtlijn Water (artikel 4.1, lid 3, onder a, Waterwet) geldt als een stroomgebiedbeheerplan voor het betreffende stroomgebiedsdistrict als bedoeld in artikel 3.9, lid 2, onder a, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.56, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Overstromingsrisicobeheerplan
Het deel van het nationaal waterplan dat van kracht is voor uitvoering van de artikelen 7 en 8 van de richtlijn overstromingsrisico's (artikel 4.1, lid 2, onder d, Waterwet) geldt als een overstromingsrisicobeheerplan als bedoeld in artikel 3.9, lid 2, onder b, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.56, lid 2, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Noordzeebeleid
Het deel van het nationaal waterplan dat van kracht is voor uitvoering van de artikelen 13 en 14 van de kaderrichtlijn mariene strategie (artikel 4.1, lid 3, onder b, Waterwet) geldt als een programma van maatregelen mariene strategie als bedoeld in artikel 3.9, lid 2, onder c, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.56, lid 3, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Uitwerking te voeren beleid
Het deel van het nationaal waterplan dat van kracht is voor de uitvoering van artikel 4 van de kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke planning, geldt als een maritiem ruimtelijk plan als bedoeld in artikel 3.9, lid 2, onder d, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.56, lid 4, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Overige delen van het nationaal waterplan
De overige delen van het nationaal waterplan die van kracht zijn en een uitwerking zijn van het te voeren beleid (artikel 4.1, Waterwet), gelden als het nationaal waterprogramma als bedoeld in artikel 3.9, lid 2, onder e, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.56, lid 5, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Lopende procedure nationaal waterplan
Als een deel van het nationaal waterplan niet van kracht is, dan blijft het oude recht van toepassing als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een ontwerp van dat deel van het nationaal waterplan ter inzage is gelegd. Dit staat in artikel 4.56, lid 6, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Regionaal waterplan
Het deel van een regionaal waterplan dat van kracht is, en een uitwerking is van het te voeren beleid (artikel 4.4, Waterwet) geldt als het regionaal waterprogramma als bedoeld in artikel 3.8, lid 2, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.57, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Lopende procedure regionaal waterplan
Als het regionaal waterplan niet van kracht is, dan blijft het oude recht van toepassing als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een ontwerp van het regionaal waterplan ter inzage is gelegd. Dit staat in artikel 4.57, lid 2, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Projectplan
Het projectplan (artikel 5.4 Waterwet) kan worden ingezet door waterschappen voor regionale wateren en door het Rijk voor rijkswateren.
Gelijkstelling
Een onherroepelijk projectplan van het waterschap geldt als een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3 van de Omgevingswet. Dit staat in de artikelen 4.62, lid 1 en 4.64, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Een onherroepelijk projectplan van het Rijk geldt als een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, lid 2, onder f, van de Omgevingswet. Dit staat in de artikelen 4.63, lid 1, en 4.65, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Dit overgangsrecht is van toepassing als het projectplan regels bevat voor een activiteit die onder de Omgevingswet vergunningplichtig is.
Lopende procedure projectplan
Het oude recht blijft van toepassing als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een ontwerp-projectplan ter inzage is gelegd. Dit staat in de artikelen 4.62, lid 2, en 4.63, lid 2, en 4.64, lid 2, en 4.65, lid 2, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Is vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet de voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht wel aangevangen, maar is nog geen ontwerp-projectplan ter inzage is gelegd? Dan kan een ontwerp-projectbesluit als bedoeld in artikel 5.44, lid 1, van de Omgevingswet ter inzage worden gelegd, als is voldaan aan de eisen van de artikelen 5.47 en 5.48 van de Omgevingswet. Dit staat in de artikelen 4.62, lid 4, en 4.63, lid 4, en 4.64, lid 4, en 4.65, lid 4, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Is vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet de voorbereiding van het projectplan in een vergevorderd stadium, maar is nog geen ontwerp-projectplan ter inzage is gelegd? Dan kan binnen 18 maanden na de inwerkingtreding van de Omgevingswet een projectbesluit als bedoeld in artikel 5.44, lid 1, van de Omgevingswet worden vastgesteld, als is voldaan aan de eisen van artikel 5.48, lid 1, van de Omgevingswet. Dit staat in de artikelen 4.62, lid 5, en 4.63, lid 5, en 4.64, lid 5, en 4.65, lid 5, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Projectplan als onteigeningsbelang
Als na de inwerkingtreding van de Omgevingswet onteigening plaatsvindt voor de uitvoering van een in het projectplan omschreven activiteit, geldt het projectplan als onteigeningsbelang zoals bedoeld in artikel 11.6 van de Omgevingswet. Dit staat in de artikelen 4.62, lid 3, en 4.63, lid 3, en 4.64, lid 3, en 4.65, lid 3, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Projectprocedure paragraaf 5.2 Waterwet van toepassing op projectplan
Bij de voorbereiding van het projectplan met de projectprocedure van paragraaf 5.2 van de Waterwet blijven de artikelen 5.8 tot en met 5.14 van de Waterwet gelden, tot de activiteit uit de omgevingsvergunning is uitgevoerd. Dit staat in de artikelen 4.64, lid 1, en 4.65, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Besluiten
De Waterwet kent verschillende besluiten.
Kaart kustlijn
Een kaart van de kustlijn (artikel 2.7, lid 2, Waterwet) die van kracht is, geldt als een kaart als bedoeld in artikel 20.17, lid 1, onder b, van de Omgevingswet (artikel 4.53, Invoeringswet Omgevingswet).
Legger
Het deel van een legger waarin niet de ligging van een waterstaatswerk en de daaraan grenzende beschermingszone is aangegeven (artikel 5.1, lid 1, eerste zin), geldt als een legger als bedoeld in artikel 2.39, lid 1, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.59 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Vrijstelling vaststellen legger
Een bij provinciale verordening gegeven vrijstelling van de verplichting tot het vaststellen van een legger (artikel 5.1, lid 3, Waterwet), die van kracht is, geldt:
- tot de inwerkingtreding van een vrijstelling als bedoeld in artikel 2.39, lid 4, van de Omgevingswet, of
- tot het tijdstip waarop blijkt dat geen vrijstelling wordt verleend
Dit staat in artikel 4.60 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Maatregel
In de Waterwet staan verschillende maatregelen.
Maatregel ongewoon voorval
Een maatregel voor een ongewoon voorval op de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam (artikel 5.15, lid 1, Waterwet) die van kracht is en nog niet volledig is uitgevoerd, geldt als een maatregel als bedoeld in artikel 19.4, lid 1, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.66, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Maatregel of voorziening bij verontreiniging
Een maatregel of voorziening vanwege een verontreiniging van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam (artikel 5.17, lid 1, Waterwet) die van kracht is en die nog niet volledig is opgevolgd, geldt als een maatregel als bedoeld in artikel 19.14, lid 1, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.66, lid 3, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Maatregel gevaar voor waterstaatswerken
Een maatregel vanwege gevaar voor waterstaatswerken (artikel 5.30, Waterwet) die van kracht is en die nog niet volledig is uitgevoerd, geldt als een maatregel als bedoeld in artikel 19.15 van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.68, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Een melding van het bestuur van het waterschap van het gebruik van de bevoegdheid tot het opleggen van maatregelen (artikel 5.30, lid 2, Waterwet) vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, geldt als een melding als bedoeld in artikel 19.15, lid 2, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.68, lid 2, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Melding ongewoon voorval
Een melding van een ongewoon voorval vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet geldt onder de Omgevingswet als een verstrekking van gegevens en schriftelijke stukken over dat ongewoon voorval, als het onder het nieuwe recht verplicht is om het bevoegd gezag hierover te informeren. Dit staat in artikel 8.1.1, lid 3, van het Invoeringsbesluit Omgevingswet.
Ontheffing
Een ontheffing op grond van een verordening van het waterschap voor handelingen in een watersysteem of beschermingszone (artikel 6.13, Waterwet) geldt als omgevingsvergunning op grond van de waterschapsverordening. Dit volgt uit (artikel 4.13, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Lopende procedure ontheffing
Is de procedure voor het verlenen van de ontheffing nog niet afgerond? Dan blijft het oude recht daarop van toepassing tot:
- het besluit onherroepelijk is, als tegen het besluit beroep openstaat
- het besluit van kracht is, als tegen het besluit geen beroep openstaat
Dit staat in artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Peilbesluit
Een onherroepelijk peilbesluit (artikel 5.2, lid 1, Waterwet) van het waterschapsbestuur of het bevoegde bestuursorgaan van een ander openbaar lichaam geldt als een peilbesluit als bedoeld in artikel 2.41, lid 1, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.61, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Een onherroepelijk peilbesluit (artikel 5.2, lid 1, Waterwet) van de minister van Infrastructuur en Waterstaat geldt als een peilbesluit als bedoeld in artikel 2.41, lid 2, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.61, lid 2, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Lopende procedure peilbesluit
Als de procedure voor het peilbesluit nog niet is afgerond, dan blijft het oude recht daarop van toepassing tot:
- het besluit onherroepelijk is, als tegen het besluit beroep openstaat
- het besluit van kracht wordt, als tegen het besluit geen beroep openstaat
Dit staat in de artikelen 4.3, 4.4 of 4.5 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Technische leidraad
Een leidraad (artikel 2.6, Waterwet) die van kracht is, geldt als een leidraad als bedoeld in artikel 20.19, lid 2, onder d, van de Omgevingswet (artikel 4.52, Invoeringswet Omgevingswet).
Toegangsverbod en toegangsbeperking
Een toegangsverbod (artikel 6.10, lid 1, Waterwet) geldt als een verbod als bedoeld in artikel 2.40, lid 1, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.72, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Een toegangsbeperking (artikel 6.10, lid 1, Waterwet) geldt als een beperking als bedoeld in artikel 2.40, lid 1, van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.72, lid 2, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Toepassen grond of baggerspecie
Een besluit van het algemeen bestuur van het waterschap tot het vaststellen van voorschriften over het toepassen van grond of baggerspecie in oppervlaktewater (artikel 6.6, lid 2, Waterwet) geldt als deel van de waterschapsverordening als bedoeld in artikel 2.5 van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 3.5, lid 4, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet.
Een verordening van het waterschap (artikel 6.6, lid 3, Waterwet) voor het vaststellen van voorschriften over het toepassen van grond of baggerspecie in oppervlaktewater geldt als deel van de waterschapsverordening als bedoeld in artikel 2.5 van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 3.5, lid 4, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet.
Een besluit van de minister van Infrastructuur en Waterstaat tot het vaststellen van voorschriften over het toepassen van grond of baggerspecie in oppervlaktewater (artikel 6.6, lid 2, Waterwet) geldt vanaf 2 jaar na de inwerkingtreding van de Omgevingswet als besluit tot het vaststellen van maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 4.5 van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 3.5, lid 5, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet.
Verslag veiligheid primaire waterkeringen
De regels bij of krachtens artikel 2.12 van de Waterwet blijven van toepassing op het verslag over de waterstaatkundige toestand van de primaire waterkering (artikel 2.12, lid 1, Waterwet) tot 1 januari (van het eerste kalenderjaar) na het kalenderjaar waarin artikel 11.15 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 10.28a van het Omgevingsbesluit in werking treden. Dit staat in artikel 8.3.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet.
Watervergunning
De Waterwet regelt de vergunningplicht voor verschillende wateractiviteiten.
Gelijkstelling
Een onherroepelijke watervergunning voor een activiteit wordt gelijkgesteld met een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, 5.3 of 5.4 van de Omgevingswet. Dit volgt uit artikel 4.13, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Waterwet (watervergunning) | Omgevingswet (omgevingsvergunning) |
---|---|
het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk (artikel 6.2, Waterwet) | lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam (artikel 5.1, lid 2, onder c, sub 1, Omgevingswet) |
het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het waterschap (artikel 6.2, Waterwet) | lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam (artikel 5.3, Omgevingswet) |
het storten van stoffen in zee of het verbranden van stoffen op zee (artikel 6.3, Waterwet) | stortingsactiviteit op zee (artikel 5.1, lid 1, onder d, Omgevingswet) |
het onttrekken van grondwater of infiltreren van water in de bodem (artikel 6.4, Waterwet) |
wateronttrekkingsactiviteit (artikel 5.1, lid 2, onder d, Omgevingswet) wateronttrekkingsactiviteit (artikel 5.4, Omgevingswet) |
het brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk (artikel 6.5, onder a, Waterwet) | lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam (artikel 5.1, lid 2, onder c, sub 1, Omgevingswet) |
het brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam (artikel 6.5, onder a, Waterwet) | lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam (artikel 5.3, Omgevingswet) |
het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk (artikel 6.5, onder a, Waterwet) | wateronttrekkingsactiviteit (artikel 5.1, lid 2, onder d, Omgevingswet) |
het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het waterschap (artikel 6.5, onder a, Waterwet) | wateronttrekkingsactiviteit (artikel 5.3, Omgevingswet) |
het gebruik van een waterstaatswerk of beschermingszone in beheer bij het Rijk (artikel 6.5, onder c, Waterwet) | beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk (artikel 5.1, lid 2, onder f, sub 2, Omgevingswet) |
het gebruik van een waterstaatswerk of beschermingszone in beheer bij het waterschap (artikel 6.5, onder c, Waterwet) | beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk (artikel 5.3, Omgevingswet) |
het uitvoeren van handelingen in een watersysteem of beschermingszone in beheer bij het waterschap (artikel 6.13, Waterwet) | activiteit op grond van de waterschapsverordening (artikel 5.3, Omgevingswet) |
Lopende procedure watervergunning
Er is overgangsrecht voor de gevallen waarin een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet. Als de vergunningprocedure op de datum van inwerkingtreding nog niet is afgerond, dan blijft het oude recht van toepassing tot:
- het besluit onherroepelijk is, als tegen het besluit beroep openstaat
- het besluit van kracht is, als tegen het besluit geen beroep openstaat
Het oude recht blijft van toepassing, dus het oude bevoegd gezag neemt een besluit op basis van de oude regels. Het handelt de aanvraag af alsof het nog 31 december 2023 is. Het uitgangspunt is dus onder andere de oude beoordelingsregels, de oude totstandkomingsprocedure en de oude rechtsmiddelen.
Enkele bijzondere gevallen:
Lex silencio: Er is 1 uitzondering op de hoofdregel dat het oude recht van toepassing blijft: De inwerkingtreding van rechtswege op grond van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (lex silencio positivo), is niet van toepassing.
Vergunningplicht vervalt onder Omgevingswet: Een aanvraag voor een activiteit waarvoor de vergunningplicht onder de Omgevingswet verandert in een meldingsplicht, wordt automatisch een melding. Het bevoegd gezag hoeft dan geen besluit meer op de aanvraag te nemen. Bij een aanvraag voor meerdere activiteiten waarbij slechts een gedeelte meldingsplichtig wordt, gebeurt het volgende: Het bevoegd gezag neemt op grond van het oude recht een besluit over de activiteiten die na inwerkingtreding vergunningplichtig zijn. De rest van de aanvraag geldt als een melding voor activiteiten die na inwerkingtreding meldingsplichtig zijn.
Aanvraag omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM): Sommige OBM’s golden onder het oude systeem alleen voor oprichten of veranderen van een activiteit. Niet voor in werking zijn. Het bevoegd gezag handelt zo’n aanvraag af op grond van het oude recht en verleent dus een OBM. Dan is de vraag of zo’n OBM dan een omgevingsvergunning milieu in de zin van de Omgevingswet wordt. Deze geldt namelijk ook voor in werking zijn. Niet alleen voor oprichten of veranderen.
Navraag bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft opgeleverd dat artikel 4.13 van de Invoeringswet Omgevingswet er voor zorgt dat de OBM een omgevingsvergunning milieu in de zin van de Omgevingswet wordt. Het overgangsrecht sluit dus aan bij de reikwijdte van de vergunningplicht in de Omgevingswet. Niet bij de reikwijdte van de vergunningplicht in het oude systeem.
Onlosmakelijk verbonden toestemming: Artikel 2.7 van de Wabo verplichtte tot het in één aanvraag aanvragen van onlosmakelijk verbonden activiteiten. Bij een aanvraag van vóór 1 januari 2024, waarbij een onlosmakelijk verbonden activiteit ontbreekt, gebeurt het volgende: Het bevoegd gezag verzoekt om aanvulling van de aanvraag met de ontbrekende activiteit. Het bevoegd gezag handelt ook de aanvulling af op grond van het oude recht. De aanvulling is immers onderdeel geworden van een vóór 1 januari ingediende aanvraag.
Vooruitlopen op het nieuwe recht: Het bevoegd gezag handelt een aanvraag van vóór 1 januari 2024 af op grond van het oude recht. Het is wel toegestaan om in de vergunningvoorschriften al vooruit te lopen op het nieuwe recht. Dus bijvoorbeeld uit te gaan van de algemene regels van het Bal of het Bbl. Vergunningvoorschriften mogen immers ook uitgaan van een 'toekomstige' situatie. Het is weer niet toegestaan om een rechtsgrond in het Bal of Bbl te gebruiken. Zoals bijvoorbeeld een maatwerkmogelijkheid.
Melding bij aanvraag ontbreekt: Op grond van artikel 8.41a (oud) van de Wet milieubeheer moest er bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning Wabo in sommige gevallen een melding Activiteitenbesluit zitten. Wij bespreken dit geval op onze pagina Overgangsrecht Activiteitenbesluit milieubeheer.
Zie artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet en artikel 8.1.1, lid 4, van het Invoeringsbesluit Omgevingswet.
Nieuwe vergunningplicht
Onder de Omgevingswet ontstaan nieuwe vergunningplichten voor uitstroomvoorzieningen en lozingsactiviteiten.
Uitstroomvoorziening
Onder het oude recht mocht zonder watervergunning of ontheffing een uitstroomvoorziening in stand worden gehouden. Onder de Omgevingswet zijn deze activiteiten vergunningplichtig.
Vanaf inwerkingtreding van de Omgevingswet geldt voor deze activiteiten een omgevingsvergunning van rechtswege voor een termijn van 2 jaar. De activiteit mag dan niet verschillen met de activiteit zoals die vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet werd verricht. Dit staat in artikel 4.14 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Artikel 8.1.8 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet bepaalt dat er geen termijn zit aan de geldigheid van de omgevingsvergunning van rechtswege voor het in stand houden van een uitstroomvoorziening voor:
- het lozen van huishoudelijk afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk (artikel 6.39, lid 2, Bal)
- het lozen van stoffen, water of warmte op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk (artikel 6.53, lid 2, Bal)
- het lozen van huishoudelijk afvalwater op de Noordzee (artikel 7.48, lid 2, Bal)
- het lozen van stoffen, water of warmte op de Noordzee (artikel 7.58, lid 2, Bal)
Lozingsactiviteit
Onder het oude recht mocht de lozing van afvalwater vanuit een inrichting in sommige gevallen zonder vergunning plaatsvinden. Onder de Omgevingswet is de lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam vanuit een complex bedrijf Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (afdeling 3.3, Bal) vergunningplichtig.
Vanaf inwerkingtreding van de Omgevingswet geldt voor deze activiteiten een omgevingsvergunning van rechtswege voor een termijn van 2 jaar. De activiteit mag dan niet verschillen met de activiteit zoals die vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet werd verricht. Dit staat in artikel 4.14 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Artikel 8.1.9 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet bepaalt dat er geen termijn zit aan de geldigheid van de omgevingsvergunning van rechtswege voor de lozingsactiviteit vanuit een complexe milieubelastende activiteit op een oppervlaktewaterlichaam.
Coördinatie Waterwet – Wabo of Waterwet – Kernenergiewet
Er is aanvullend overgangsrecht voor aanvragen voor een watervergunning waarop de coördinatieregeling van artikel 6.27 van de Waterwet van toepassing is. Dit geldt voor de coördinatie met een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), of een vergunning op grond van de Kernenergiewet.
Als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een aanvraag voor een watervergunning is ingediend, en de andere benodigde vergunning binnen 6 weken na die aanvraag maar na de inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan is op beide aanvragen de Omgevingswet van toepassing. Dit staat in artikel 4.73, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet is in dit geval niet van toepassing (artikel 4.73, lid 2, Invoeringswet Omgevingswet).
Gedoogplichten
In de Waterwet staan verschillende gedoogplichten.
Gedoogplicht bij beschikking
Een opgelegde gedoogplicht voor het uitvoeren van onderzoek of van werkzaamheden (artikel 5.21, lid 1) geldt als gedoogplicht voor het op of in gronden verrichten van onderzoek en van gerelateerde activiteiten bij een waterstaatswerk als bedoeld in artikel 10.17, lid 2, onder a, van de Omgevingswet.
Een opgelegde gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek (artikel 5.22, lid 1) geldt als gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit, of om aan een andere plicht in het waterbeheer te voldoen als bedoeld in artikel 10.17, lid 1, van de Omgevingswet.
Een opgelegde gedoogplicht voor de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk of voor gerelateerde werkzaamheden (artikel 5.24, lid 1) geldt als een gedoogplicht voor de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk en voor gerelateerde activiteiten als bedoeld in artikel 10.17, lid 2, onder b, van de Omgevingswet.
Lopende procedure gedoogplicht
Als de procedure voor het opleggen van de gedoogplicht nog niet is afgerond, dan blijft het oude recht daarop van toepassing tot:
- het besluit onherroepelijk is, als tegen het besluit beroep openstaat
- het besluit van kracht is, als tegen het besluit geen beroep openstaat
Dit staat in artikel 4.3, 4.4 of 4.5, Invoeringswet Omgevingswet.
Vordering schadevergoeding gedoogplicht
Is er schade door een gedoogplicht op grond van de artikelen 5.21 tot en met 5.26 van de Waterwet? Daarop blijft het oude recht van toepassing als het verzoek om schadevergoeding wordt ingediend binnen 5 jaar nadat:
- de schade waarneembaar was, of
- de benadeelde redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de schade
De benadeelde moet het verzoek uiterlijk binnen 20 jaar na de schadeveroorzakende gebeurtenis doen.
Het oude recht blijft van toepassing op het verzoek om schadevergoeding:
- tot het besluit onherroepelijk wordt
- bij toewijzing van de vordering, totdat de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald
Dit staat in artikel 4.21 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Gedoogplicht van rechtswege
Een gedoogplicht voor onderhoud en herstelwerkzaamheden aan waterstaatswerken (artikel 5.23, lid 1, Waterwet) geldt als gedoogplicht van rechtswege als bedoeld in artikel 10.2, lid 1, van de Omgevingswet.
Een gedoogplicht voor het op gronden ontvangen van specie en maaisel die tot regulier onderhoud van een oppervlaktewaterlichaam zijn verwijderd (artikel 5.23, lid 2, Waterwet), geldt als gedoogplicht van rechtswege als bedoeld in artikel 10.3, lid 1, van de Omgevingswet.
Een gedoogplicht voor het aanbrengen en in stand houden van meetmiddelen en permanente merktekens (artikel 5.25, Waterwet) geldt als gedoogplicht van rechtswege als bedoeld in artikel 10.2, lid 2, van de Omgevingswet.
Een gedoogplicht voor tijdelijke berging van water of afvoer van water op gronden (artikel 2.26) geldt als gedoogplicht van rechtswege als bedoeld in artikel 10.3, lid 4, van de Omgevingswet.
Een gedoogplicht voor een bij vergunning toegelaten onttrekking van grondwater, of infiltratie van water in de bodem (artikel 5.27, Waterwet) geldt als gedoogplicht van rechtswege als bedoeld in artikel 10.3, lid 3, van de Omgevingswet.
Vordering schadevergoeding
Is er schade door een gedoogplicht op grond van de artikelen 5.21 tot en met 5.26 van de Waterwet? Daarop blijft het oude recht van toepassing als het verzoek om schadevergoeding wordt ingediend binnen 5 jaar nadat:
- de schade waarneembaar was, of
- de benadeelde redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de schade
De benadeelde moet het verzoek uiterlijk binnen 20 jaar na de schadeveroorzakende gebeurtenis doen.
Het oude recht blijft van toepassing op het verzoek om schadevergoeding:
- tot het besluit onherroepelijk wordt
- bij toewijzing van de vordering, totdat de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald
Dit staat in artikel 4.21 van de Invoeringswet Omgevingswet. Dit artikel geldt breder voor schades, zie paragraaf Schade door uitoefenen taak of bevoegdheid in het waterbeheer.
Vordering schadevergoeding gedoogplicht onttrekken grondwater of infiltreren van water
Het overgangsrecht voor schade door de gedoogplicht voor het onttrekken van grondwater, of infiltreren van grondwater bij een watervergunning op grond van artikel 5.27, Waterwet, is geregeld in artikel 4.76, Invoeringswet Omgevingswet.
Als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet schade door zo’n gedoogplicht is ontstaan, dan blijft daarop het oude recht van toepassing. Tot het oude recht behoren in ieder geval de artikelen 7.18 en 7.19, en de bepalingen in de verordening van het waterschap als bedoeld in artikel 7.19, lid 1, van de Waterwet.
Als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een vordering voor schadevergoeding is ingediend op grond van artikel 7.18, lid 2, van de Waterwet, dan blijft het oude recht van toepassing:
- tot het tijdstip waarop tegen het vonnis geen rechtsmiddel meer open staat (het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan)
- bij toewijzing van die vordering, totdat de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald
Heeft de eigenaar van de onroerende zaak voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een vordering tot overname van de onroerende zaak op grond van artikel 7.18, lid 3, van de Waterwet ingediend? Dan blijft het oude recht van toepassing tot het tijdstip waarop het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en, bij toewijzing van die vordering:
- de eigendom van de onroerende zaak is overgenomen, en
- de overnemingssom volledig is betaald
Kan het tijdstip waarop de schade aan een onroerende zaak is ontstaan niet, of niet binnen een redelijke termijn worden vastgesteld? Dan is op de vordering op grond van artikel 7.18, lid 2 of lid 3, van de Waterwet, de Omgevingswet van toepassing.
Schade
Er zijn meerdere regels over schade.
Schade aan onroerende zaak door onttrekken of infiltreren van water
Als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet schade aan een onroerende zaak (artikel 7.18, Waterwet) is ontstaan door onttrekken of infiltreren van water, dan blijft het oude recht van toepassing. Dit staat in artikel 4.76, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een vordering door een gebruiker van een onroerende zaak is ingediend, dan blijft het oude recht van toepassing:
- tot het tijdstip waarop tegen het vonnis geen rechtsmiddel meer open staat (het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan)
- bij toewijzing van die vordering, totdat de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald
Dit staat in artikel 4.76, lid 2, onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een vordering door een eigenaar van een onroerende zaak is ingediend, dan blijft het oude recht van toepassing tot het tijdstip waarop het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, en bij toewijzing van die vordering:
- de eigendom van de onroerende zaak is overgenomen, en
- de overnemingssom volledig is betaald
Dit staat in artikel 4.76, lid 2, onder b, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Als het tijdstip waarop de schade aan een onroerende zaak is ontstaan niet, of niet binnen een redelijke termijn kan worden vastgesteld, dan is op de vordering van de gebruiker of eigenaar van de onroerende zaak, de Omgevingswet van toepassing. Dit staat in artikel 4.76, lid 3, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Schade aan waterstaatswerken door vaartuigen
Als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet schade aan waterstaatswerken is ontstaan door vaartuigen (artikel 7.21, lid 1, Waterwet), dan blijft het oude recht van toepassing op het verhalen van die schade. Dit staat in artikel 4.77 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Schade door uitoefenen taak of bevoegdheid in het waterbeheer
Het oude recht blijft van toepassing op een verzoek om schadevergoeding (artikel 7.14, lid 1, Waterwet) als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet het verzoek:
- is ingediend binnen 5 jaar nadat de schade waarneembaar was, of
- de benadeelde redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de schade
tot het besluit op het verzoek om schadevergoeding onherroepelijk wordt, en bij toewijzing van het verzoek, totdat de schadevergoeding volledig is betaald. Het verzoek om schadevergoeding moet in ieder geval binnen 20 jaar na de schadeveroorzakende gebeurtenis zijn ingediend. Dit staat in artikel 4.21 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Vergoeding kosten schade door uitoefenen taak of bevoegdheid in het waterbeheer
Als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet kosten voor de vergoeding van schade zijn gemaakt (artikel 7.17, lid 2, Waterwet), dan blijft het oude recht van toepassing tot het tijdstip waarop:
- het besluit tot oplegging van een verplichting tot vergoeding van schade onherroepelijk wordt,
- het besluit tot invordering van die kosten onherroepelijk wordt, of
- de verschuldigde kosten volledig zijn betaald
Dit staat in artikel 4.75 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Verhaal kosten verontreiniging of aantasting bodem of oever
Als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet verontreiniging of aantasting van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam is ontstaan en een vordering (artikel 7.22, Waterwet) daarvoor is ingediend, dan blijft het oude recht van toepassing op het verhalen van de kosten van die verontreiniging of aantasting. Dit staat in artikel 4.78 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Heffingen
Grondwaterheffing voor het onttrekken van grondwater
Het bepaalde bij of krachtens artikel 7.7 van de Waterwet blijft van toepassing op de belastingtijdvakken met een begindatum vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.74 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Vrijstelling verontreinigingsheffing
Het bepaalde bij of krachtens artikel 7.8 van de Waterwet blijft van toepassing op de belastingtijdvakken met een begindatum vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Dit staat in artikel 4.74 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Meer informatie
Complex bedrijf
Een complex bedrijf is een milieubelastende activiteit waarvoor het Rijk regels stelt in afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Een complex bedrijf kan vanwege aard en omvang grote gevolgen voor de veiligheid, gezondheid en het milieu (paragraaf 2.3.6, nota van toelichting, Bal, Stb. 2018, 293).
Meer informatie over complexe bedrijven en de Omgevingswet.