Plan-mer-beoordeling
Op deze pagina leest u wanneer u een plan-mer-beoordeling moet maken. U leest welke procedurestappen u moet zetten, welke rollen er zijn en aan welke inhoudelijke eisen u moet u voldoen bij een plan-mer-beoordeling. Mer (soms ook m.e.r.) staat voor milieueffectrapportage.
Doel van een plan-mer-beoordeling
In een plan-mer-beoordeling (artikel 16.36, lid 3 en 4 Omgevingswet) toetst het bevoegd gezag of er bij het plan of programma aanzienlijke milieueffecten kunnen optreden. Er zijn 2 mogelijke resultaten:
- Aanzienlijke milieueffecten zijn niet uitgesloten: er volgt een plan-mer en er moet een milieueffectrapport (MER) worden gemaakt.
- Aanzienlijke milieueffecten zijn uitgesloten: er is geen plan-mer nodig en er wordt geen MER gemaakt.
Wanneer een plan-mer-beoordeling
In 2 situaties kunt u met een plan-mer-beoordeling te maken krijgen.
Situatie 1
Uw plan is kaderstellend voor projecten die milieueffecten kunnen hebben. Maar het gaat om projecten die niet in bijlage V bij het Omgevingsbesluit staan. Uw plan is daardoor niet direct plan-mer-plichtig. In deze situatie moet u een plan-mer-beoordeling uitvoeren. De mer-(beoordelings)plichtige projecten kunt u vinden in kolom 1 van bijlage V bij het Omgevingsbesluit.
Situatie 2
Uw plan is kaderstellend voor projecten uit bijlage V Omgevingsbesluit. Daarnaast komen de projecten waarvoor uw plan het kader vormt niet boven de drempel van kolom 2 uit bijlage V Omgevingsbesluit. U kunt dan een plan-mer-beoordeling uitvoeren als:
- het plan een kleine wijziging van een plan of programma is.
- het plan gaat over een klein gebied op lokaal niveau én als voor dat plan of programma een bestuursorgaan van een gemeente het bevoegd gezag is.
U kunt er in beide situaties ook voor kiezen om gelijk een plan-mer te starten.
Let op: lokaal niveau staat voor gemeentelijk niveau. Europese jurisprudentie geeft een eerste inkleuring van het begrip 'klein gebied'. Het Hof concludeerde dat de grootte van het betrokken gebied, vergeleken met die van dat grondgebied, klein moet zijn.
Let op:
Volgt uit de passende beoordeling dat er significant negatieve gevolgen zijn? Of is al duidelijk dat het plan of programma aanzienlijke gevolgen heeft voor het milieu? Dan ligt het voor de hand de stap van plan-mer-beoordeling over te slaan en direct een plan-mer op te starten.
Rollen in de plan-mer-beoordelingsprocedure
De plan-mer-beoordeling kent de volgende rollen:
- het bevoegd gezag (BG): het bestuursorgaan dat het plan voorbereidt of vaststelt.
- andere bestuursorganen en adviseurs: zij raadplegen het bevoegd gezag (Omgevingswet artikel 16.36, vijfde lid).
Let op: burgers en belanghebbenden zoals NGO's hebben geen officiële rol in de plan-mer-beoordelingsprocedure. Maar wel in de procedure van het plan waar de mer-beoordeling bij hoort.
Procedurele stappen in de plan-mer-beoordeling
Een plan-mer-beoordeling kent 2 verplichte stappen.
Stap 1: Bevoegd gezag beoordeelt effecten
Het bevoegd gezag beoordeelt de effecten van het plan of programma om te bepalen of een plan-milieueffectrapportage moet worden doorlopen. Voor die beslissing raadpleegt het bevoegd gezag ook andere bestuursorganen en wettelijke adviseurs.
- Als het plan aanzienlijke effecten voor het milieu kan hebben, volgt een plan-milieueffectrapportage.
- Als het plan geen aanzienlijke effecten voor het milieu kan hebben, volgt geen plan-milieueffectrapportage. Dan wordt ook geen plan-milieueffectrapport gemaakt.
Stap 2: Bevoegd gezag motiveert de keuze in plan of programma
Het bevoegd gezag motiveert in het plan (of programma) dat er geen plan-milieueffectrapportage nodig is (artikel 11.1, lid 1, Omgevingsbesluit).
Let op: er is geen bezwaar of beroep mogelijk tegen het mer-beoordelingsbesluit dat een milieueffectrapport niet nodig is (artikel 6:3 Awb). Er is wel inspraak mogelijk op het plan waar het mer-beoordelingsbesluit bij hoort. Tegen omgevingsplannen staat ook beroep open voor belanghebbenden.
Inhoudelijke eisen aan de plan-mer-beoordeling
Het bevoegd gezag moet beoordelen of de uitvoering van het plan of programma aanzienlijke effecten op het milieu kan hebben. Daarbij moet het bevoegd gezag gebruikmaken van de criteria uit Bijlage II van de smb-richtlijn.
De 2 hoofdcriteria in een plan-mer-beoordeling
In bijlage II van de smb-richtlijn staan de 2 hoofdcriteria waarmee rekening moet worden gehouden bij het beoordelen van de mogelijke aanzienlijke milieueffecten:
- de kenmerken van het plan of programma
- de kenmerken van de effecten en van de gebieden die kunnen worden beïnvloed
Deze zijn aangevuld met subcriteria.
Kenmerken van het plan
Bij de kenmerken van een plan of programma moet u kijken naar:
- de mate waarin het plan of programma een kader is voor de ligging, aard, omvang en gebruiksvoorwaarden voor projecten en andere activiteiten. En voor de toewijzing van hulpbronnen.
- de mate waarin het plan of programma andere plannen en programma's beïnvloedt, inclusief de plannen die deel zijn van een hiërarchisch geheel.
- de relevantie van het plan of programma voor de integratie van milieuoverwegingen, vooral met het oog op de bevordering van duurzame ontwikkeling.
- milieuproblemen die relevant zijn voor het plan of programma.
- de relevantie van het plan of programma voor de toepassing van de milieuwetgeving van de gemeenschap. Bijvoorbeeld plannen en programma's in verband met afvalstoffenbeheer of waterbescherming.
Kenmerken van de effecten
Bij de kenmerken van de effecten en van de gebieden die kunnen worden beïnvloed, moet u letten op:
- de waarschijnlijkheid, duur, frequentie en omkeerbaarheid van de effecten
- de cumulatieve aard van de effecten
- de grensoverschrijdende aard van de effecten
- de risico's voor de menselijke gezondheid of het milieu (bijvoorbeeld door ongevallen)
- de orde van grootte en het ruimtelijk bereik van de effecten (geografisch gebied en omvang van de bevolking die getroffen kan worden)
- de waarde en kwetsbaarheid van het gebied dat kan worden beïnvloed, gelet op:
- bijzondere natuurlijke kenmerken of cultureel erfgoed
- de overschrijding van de milieukwaliteitsnormen of van grenswaarden
- intensief grondgebruik
- de effecten op gebieden en landschappen die door een lidstaat, door de gemeenschap, dan wel in internationaal verband als beschermd gebied zijn erkend.