Milieubelastende activiteit veehouderij (paragraaf 3.6.1 Bal)
Voor veehouderijen gelden algemene rijksregels van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Hoofdstuk 3 van het Bal bevat de aanwijzing van wat er onder de milieubelastende activiteit valt en wat vergunningplichtig is. Ook staat hier welke inhoudelijke regels gelden.
Dit valt onder veehouderijen
De milieubelastende activiteit veehouderij staat in paragraaf 3.6.1 van het Bal. Deze activiteit kan schadelijk zijn voor het milieu. De nadelige gevolgen zijn vooral emissies van ammoniak en fijnstof, geurhinder, verontreiniging van de bodem en lozingen.
De milieubelastende activiteit bestaat uit de kernactiviteit en eventuele functioneel ondersteunende activiteiten.
Kernactiviteit
De kernactiviteit is:
- Een veehouderij die onder de IPPC-richtlijn valt (IPPC-categorie 6.6)
- Andere veehouderijen met meer dan:
- 10 stuks rundvee
- 15 varkens
- 350 kippen
- 25 overige landbouwhuisdieren
Het gaat bij deze milieubelastende activiteit om bedrijven die landbouwhuisdieren houden. Een landbouwhuisdier is een zoogdier of vogel voor de productie van vlees, eieren, melk, wol of veren. Of bijvoorbeeld paarden of pony's voor het fokken. Hieronder vallen ook de dieren die onderdeel zijn van de productieketen. Zoals het houden van fokzeugen en moederdieren.
Een veehouder die bijvoorbeeld 100 stuks rundvee, 10 kippen en 3 fokpaarden houdt, valt onder de milieubelastende activiteit. Het houden van 100 stuks rundvee is dan de milieubelastende activiteit. De kippen en fokpaarden vallen niet onder de milieubelastende activiteit. De aantallen vallen immers onder de drempelwaarde en deze activiteiten zijn niet functioneel ondersteunend aan het houden van 100 stuks rundvee.
Pelsdieren
Sinds 8 januari 2021 geldt het verbod op de pelsdierhouderij. Sinds die datum is het in Nederland verboden om pelsdieren te houden voor bontproductie.
Dit valt niet onder de kernactiviteit
De regels uit paragraaf 3.6.1 van het Bal gelden niet bij het houden van landbouwhuisdieren voor alleen:
- Natuurbeheer of beheer van de openbare ruimte.
- Educatieve doeleinden. Bijvoorbeeld cursussen, volwasseneneducatie, demonstraties van oude ambachten en openluchtmusea, kinderboerderijen en onderwijsinstellingen waar dieren worden gehouden.
- Onderzoeksinstellingen. Bijvoorbeeld wetenschappelijke instellingen waar landbouwhuisdieren aanwezig zijn voor medische behandeling of onderzoek. Specialistische instellingen die nieuwe stalconcepten onderzoekt.
Voorbeeld geen landbouwhuisdier
Een dier dat niet voor het fokken of andere productiedoeleinden wordt gehouden valt niet onder deze milieubelastende activiteit. Bijvoorbeeld een nerts die hobbymatig door particulieren wordt gehouden, manegepaarden en pensionpaarden. Wel moet dit dan niet functioneel ondersteunend zijn aan de kernactiviteit.
Dit geldt ook voor veehandelaren, veemarkten en slachterijen waarbij:
- dieren maar voor korte tijd aanwezig zijn
- dierenverblijven niet permanent in gebruik zijn
- hetzelfde dierenverblijf wordt gebruikt voor verschillende diercategorieën
Wel kunnen decentrale regels gelden in bijvoorbeeld het omgevingsplan.
Samenloop met andere activiteiten uit hoofdstuk 3
Er kunnen ook andere paragrafen met milieubelastende activiteiten uit hoofdstuk 3 van het Bal van toepassing zijn. Deze activiteiten zijn soms functioneel ondersteunend aan de kernactiviteit en soms onderdeel van de kernactiviteit. Op de pagina De aanwijzing van milieubelastende activiteiten in het Bal leest u hier meer over. In de tabel hieronder vindt u voorbeelden van activiteiten die kunnen voorkomen bij deze kernactiviteit.
Andere activiteit |
Paragraaf Bal |
---|---|
Stookinstallatie | 3.2.1 |
Opslagtank voor gassen | 3.2.7 |
Opslagtank voor vloeistoffen | 3.2.8 |
Opslag verpakte gevaarlijke stoffen | 3.2.9 |
Voedingsmiddelenindustrie | 3.4.8 |
Telen van gewassen in de open lucht | 3.6.3 |
Bedrijf voor mestbehandeling | 3.6.8 |
Deze milieuregels uit het Bal gelden voor veehouderijen
Bij de milieubelastende activiteit staat welke inhoudelijke regels uit hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5 van toepassing zijn. Deze regels gelden voor de gehele milieubelastende activiteit inclusief de functioneel ondersteunende activiteiten. Zie de tabel hieronder voor een overzicht van de regels.
Paragraaf titel |
Paragraaf Bal |
---|---|
Kleinschalig tanken | 4.39 |
Grootschalig tanken | 4.40 |
Bereiden van drinkwater voor landbouwhuisdieren | 4.81 |
Dierenverblijven | 4.82 |
Opslaan van vaste mest, champost of dikke fractie | 4.83 |
Opslaan van kuilvoer of vaste bijvoedermiddelen | 4.84 |
Opslaan van drijfmest, digestaat of dunne fractie in een mestbassin | 4.86 |
Composteren en opslaan van groenafval | 4.89 |
Reinigen van voertuigen of werktuigen voor agrarische activiteiten | 4.90 |
Vullen van gasflessen met propaan of butaan | 4.101 |
Eindonderzoek bodem (bij IPPC-installaties) | 5.2.1 |
PRTR (bij PRTR-installatie) | 5.3.1 |
Verduurzaming van het energiegebruik | 5.4.1 |
Daarnaast kunnen voor de functioneel ondersteunende activiteiten nog eigen regels en vergunningen gelden. Kijk hiervoor in de betreffende paragraaf van het Bal of in regels van gemeente, provincie of waterschap.
In deze situaties is een omgevingsvergunning vereist voor veehouderijen
Voor de volgende activiteiten is een omgevingsvergunning nodig:
- Een IPPC-installatie die valt onder categorie 6.6 van bijlage 1 van de Richtlijn industriële emissies (Rie) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup).
- Het exploiteren van een 'andere milieubelastende installatie' voor het houden van meer dan:
- 200 melkkoeien van 2 jaar en ouder, kalfkoeien van 2 jaar en ouder of zoogkoeien van 2 jaar en ouder
- 340 stuks vrouwelijk jongvee jonger dan 2 jaar, fokstieren jonger dan 2 jaar, melkkoeien van 2 jaar en ouder, kalfkoeien van 2 jaar en ouder of zoogkoeien van 2 jaar en ouder
- 50 paarden van 3 jaar en ouder of pony's van 3 jaar en ouder
- 50 schapen van 1 jaar en ouder of geiten
- 2.500 kippen, kalkoenen, eenden of parelhoenders
- 50 vleesvarkens van 25 kg en meer, opfokberen van 25 kg en meer en jonger dan 7 maanden of opfokzeugen van 25 kg en meer
- 50 kraamzeugen, guste zeugen, dragende zeugen en opfokzeugen van 25 kg en meer
- 500 gespeende biggen van minder dan 25 kg
- 50 vleeskalveren jonger dan 1 jaar, overig vleesvee vanaf spenen en jonger dan 2 jaar of overig rundvee van 2 jaar en ouder
- 50 overige landbouwhuisdieren
Voor de hierboven genoemde vergunningplichtige activiteiten geldt ook een vergunningplicht voor het lozen van afvalwater op een oppervlaktewater. Een omgevingsvergunning is vaak nodig vanwege de Rie.
Bij een omgevingsvergunning voor een IPPC-installatie of het exploiteren van een 'andere milieubelastende installatie' geldt de vergunningplicht voor alles wat onder het begrip installatie valt. Het begrip installatie omvat ook de activiteiten die technisch én milieuhygiënisch zijn verbonden.
Voor de andere activiteiten die onder de kernactiviteit veehouderij vallen, geldt geen vergunningplicht.
Vaak zijn in een bedrijf ook andere paragrafen met milieubelastende activiteiten uit hoofdstuk 3 van het Bal van toepassing. Voor die activiteiten kan ook een vergunningplicht gelden.
Milieueffectrapportage
Het kan zijn dat voor deze milieubelastende activiteit een mer-beoordelingsplicht of een mer-plicht geldt. Dit kunt u afleiden uit bijlage V van het Omgevingsbesluit. Wilt u weten of mer verplichtingen geeft? Vul de mer-scan in of lees verder over milieueffectrapportage.
Informeren van het bevoegd gezag
Het bedrijf moet uiterlijk 4 weken van tevoren algemene gegevens aanleveren bij het bevoegd gezag Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Hierbij gaat het bijvoorbeeld om naam, adres, begrenzing van de locatie en begindatum van de activiteit.
In hoofdstuk 2, 4 en 5 van het Bal staat per activiteit of het bedrijf nog andere informatie moet aanleveren.
De indieningseisen voor een vergunningaanvraag staan in de Omgevingsregeling.
Welke regels en voorschriften nog meer gelden voor veehouderijen
Niet alle regels voor veehouderijen staan in het Bal. Er kunnen ook regels staan in:
- het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen
- een eventuele omgevingsvergunning
- lokale regelgeving. Met lokale regelgeving bedoelen we bijvoorbeeld het omgevingsplan van de gemeente, de omgevingsverordening van de provincie en de waterschapsverordening van het waterschap. Welke lokale regels gelden voor een bepaalde locatie kunt u het beste checken met het onderdeel Regels op de kaart van het Omgevingsloket.
Overgangsrecht
Voor bestaande veehouderijen gelden een aantal bijzondere regels.
Meer informatie
Richtlijn industriële emissies en veehouderijen (Rie)
Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 over industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PbEU 2010, L 334). Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
De Richtlijn industriële emissies is op 15 juli 2024 inhoudelijk gewijzigd door richtlijn 2024/1745. Hierbij wordt ook de naam van de richtlijn aangepast tot Richtlijn industriële emissies en veehouderijen.
Ga naar de geconsolideerde tekst van de Richtlijn industriële emissies.
Meer informatie staat op Richtlijn industriële emissies en veehouderijen (Rie).
Bevoegd gezag
Het bevoegd gezag kan zowel het Rijk, een provincie, een waterschap als een gemeente zijn. Onder de Omgevingswet heeft ieder instrument een bevoegd gezag. Het bevoegd gezag dat het instrument inzet, is ook het bevoegd gezag voor vergunningverlening, toezicht en handhaving, meldingen en het toestaan van afwijken van algemene regels.
Lees hier verder over bevoegd gezag.