Publiekrechtelijke beperkingen voor de bodem
Onder de Omgevingswet kunnen er gebruiksbeperkingen gelden of (nazorg)maatregelen nodig zijn voor locaties (of percelen) met bodemverontreiniging. De beperkingen moet het bevoegd gezag registreren in de openbare registers van het Kadaster of in de toekomst in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO).
Uitleg publiekrechtelijke beperkingen
Bij bodemverontreiniging op een locatie of perceel kan een overheid, het bevoegd gezag, beperkingen opleggen aan een onroerende zaak of een verplichting die daarop rust. Dit zijn publiekrechtelijke beperkingen. Er zijn verschillende redenen waarom het bevoegd gezag deze kan opleggen, waaronder bodemverontreiniging. Een publiekrechtelijke beperking kan gelden als de bodem verontreinigd is of als er na sanering van de bodem nog een restverontreiniging achtergebleven is.
Kenbaar maken
De geldende publiekrechtelijke beperkingen moeten bekend zijn voor iedereen. Zo is het bijvoorbeeld belangrijk dat een eigenaar op de hoogte is van geldende beperkingen in het gebruik van de locatie. Om deze publiekrechtelijke beperkingen kenbaar te maken is in 2007 de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (Wkpb) opgesteld. In 2021 is een wetswijziging doorgevoerd om de Wkpb te verbeteren. Dit vernieuwingstraject heet Beter Kenbaar.
Beperkingenbesluit
Voor het laten gelden van een publiekrechtelijke beperking stelt het bevoegd gezag een zogeheten beperkingenbesluit vast. De Wkpb is van toepassing op beperkingenbesluiten die in de Wkpb of in het Aanwijzingsbesluit Wkpb zijn aangewezen. Aan het Aanwijzingsbesluit Wkpb is een aantal bodembesluiten op grond van de Omgevingswet toegevoegd.
Type beperkingen onder de Omgevingswet
Onder de Omgevingswet zijn er verschillende redenen waarom het bevoegd gezag beperkingen kan opleggen of maatregelen laat treffen. De volgende besluiten zijn aangewezen als beperkingenbesluiten voor bodem:
- Maatwerkvoorschrift Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) op grond van het omgevingsplan tot het opleggen van een plicht om gebruiksbeperkingen in acht te nemen of nazorgmaatregelen te treffen na het saneren van de bodem. Dit staat in artikel 4.5 Omgevingswet en in regels uit het omgevingsplan. Voorbeeld: in het omgevingsplan staan de algemeen geldende regels over nazorg (voor zover dit niet onder het overgangsrecht valt). Hierin staat de verplichting om een afdeklaag in stand te houden, te onderhouden en te vervangen. Via een maatwerkvoorschrift kan het bevoegd gezag voor een specifieke locatie bepalen dat de afdeklaag vanwege omstandigheden binnen 5 jaar moet worden vervangen.
- Vergunningvoorschrift behorend bij een omgevingsvergunning tot het opleggen van een plicht gebruiksbeperkingen in acht te nemen of nazorgmaatregelen te treffen na het saneren van de bodem. Dit staat in artikel 5.34 van de Omgevingswet.
Voorbeeld: In het omgevingsplan kan de gemeente een vergunningplicht opnemen voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw. Op een locatie is de grond dusdanig verontreinigd dat sanerende of andere beschermende maatregelen nodig zijn. Uit de voorinformatie blijkt dat een sanering echter niet volledig uitgevoerd kan worden wegens de reeds aanwezige bebouwing. Sanering biedt dus geen oplossing. Het bevoegd gezag kan dan een vergunningvoorschrift opnemen dat de locatie deels verhard moet worden en blijven. - Gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek of de uitvoering van maatregelen in verband met nazorg van de bodem (artikel 10.13b, Omgevingswet). Deze gedoogplicht kan het bevoegd gezag na inwerkingtreding van de Omgevingswet opleggen om onderzoek te kunnen doen naar de verontreiniging van de bodem. Of om de maatregelen te kunnen uitvoeren die zijn vastgelegd in een nazorgplan.
Voorbeeld: Na een grondwatersanering wil het bevoegd gezag weten of er een stabiele verontreinigingssituatie is ontstaan waarbij de verontreiniging zich niet verder verplaatst. Hiervoor is elk jaar een monitoringsonderzoek nodig. Hiervoor moet de eigenaar dan toestemming verlenen. - Gedoogplicht bij (dreigende) verontreiniging van de bodem (artikel 10.21a, Omgevingswet). De bodem mag in principe niet verontreinigd raken. Dit vloeit voort uit de zorgplicht. Mocht dit toch (dreigen) te gebeuren, al dan niet door een ongewoon voorval, dan kan het bevoegd gezag een gedoogplicht opleggen om onderzoek te doen naar de verontreiniging. En om maatregelen te kunnen treffen om de verontreiniging of aantasting te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken.
Voorbeeld: door een lekkende leiding is er olie in de grond terechtgekomen. Het bevoegd gezag kan de eigenaar verplichten om toestemming te verlenen om bodemonderzoek uit te laten voeren. - Plicht bij een ongewoon voorval tot het treffen van maatregelen voor de veroorzaker om negatieve gevolgen voor het milieu te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken (artikel 19.4 van de Omgevingswet). Voorbeeld: door een lekkende leiding is er olie in de grond terechtgekomen. Het bevoegd gezag kan de veroorzaker verplichten om te onderzoeken hoe groot deze olieverontreiniging is. En om de leiding zo spoedig mogelijk te repareren om verdere bodemverontreiniging te voorkomen.
- Besluit van het bevoegd gezag om bij een ongewoon voorval zelf maatregelen te treffen om negatieve gevolgen voor het milieu te voorkomen of ongedaan te maken. Dit is mogelijk als er niet op tijd een veroorzaker kan worden aangewezen (artikel 19.5 Omgevingswet). Voorbeeld: in een sloot wordt plotseling olie aangetroffen. Het is niet direct te achterhalen waardoor deze verontreiniging veroorzaakt wordt, maar de olieverontreiniging neemt snel toe en verspreidt zich. Het bevoegd gezag kan dan zelf maatregelen treffen om verdere verontreiniging te voorkomen. Tegelijkertijd kan vastgesteld worden wat de oorzaak van de verontreiniging is.
- Registratie van maatregelen bij een toevalsvondst van verontreiniging op of in de bodem (artikel 19.9c, lid 1, Omgevingswet). Bij een toevalsvondst kan het bevoegd gezag een eigenaar of erfpachter verplichten tijdelijke beschermingsmaatregelen te nemen.
Voorbeeld: op een braakliggend terrein is een toevalsvondst aangetroffen. De eigenaar moet een hek om het terrein plaatsen om te voorkomen dat mensen het terrein kunnen betreden.
Ten slotte kunnen er ook publiekrechtelijke beperkingen of maatregelen gelden van vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Als die beperkingen voortvloeien uit (beperkingen)besluiten die onder het overgangsrecht vallen, blijven deze beperkingen gelden.
Registratie van de beperkingen
Registratie van de beperkingen kan op basis van meerdere objecttypen, waaronder op kadastraal perceelniveau. Het is ook mogelijk om een vrije contour in te tekenen, waarbij de contour van de verontreiniging gevolgd wordt.
Bestaande beperkingen die onder de Wet Bodembescherming opgelegd zijn en onder het overgangsrecht vallen, kunnen in het Kadaster of in de gemeentelijke beperkingenregistratie geregistreerd zijn. Een deel van de publiekrechtelijke beperkingen vloeit voort uit regels in het omgevingsplan. Het bevoegd gezag moet het omgevingsplan in het DSO ontsluiten. Dit betekent dat raadplegen van zowel het DSO als het Kadaster nodig is om alle informatie te vinden.
Handreiking registratie beperkingenbesluiten Bodem onder de Omgevingswet
Er is een handreiking voor de registratie van beperkingenbesluiten voor bodem onder de Omgevingswet. De handreiking geeft praktische handvatten aan de bevoegde overheden voor de registratie van beperkingenbesluiten bodem, zodat deze op de juiste manier plaatsvinden.
Maatwerkvoorschrift
Maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 4.5, Omgevingswet. Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
Artikel 4.5, Omgevingswet bepaalt dat het bevoegd gezag met een maatwerkvoorschrift een algemene regel voor een activiteit in een concrete situatie specifiek kan maken.