Directe aanleidingen milieuhygiënisch bodemonderzoek
Bij bepaalde milieubelastende activiteiten kan of moet een initiatiefnemer milieuhygiënisch bodemonderzoek laten uitvoeren. Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) maakt onderscheid in een voorafgaand bodemonderzoek en een eindonderzoek bodem. Verder zijn er specifieke typen (bodem)onderzoek die dienen milieuverklaring bodemkwaliteit. Regels hierover staan in het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling bodemkwaliteit 2022.
Regels over bodemonderzoek
Hoofdstuk 4 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) beschrijft de milieubelastende activiteiten en, via een verwijzing naar hoofdstuk 5 van het Bal, wanneer welk type bodemonderzoek nodig is. In het omgevingsplan kan een gemeente aangeven of op specifieke locaties een milieuhygiënisch bodemonderzoek niet nodig is. Verder kunnen decentrale overheden verdere regels stellen over wanneer een milieuhygiënisch bodemonderzoek nodig is. Deze aanvullende regels staan in de decentrale regelgeving, zoals het omgevingsplan of de omgevingsverordening. Verder worden deze regels ook ontsloten via het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Het is dus belangrijk om bij een activiteit te kijken in het DSO of op die specifieke locatie aanvullende regels gelden.
Hieronder staan aanleidingen voor het uitvoeren van een milieuhygiënisch bodemonderzoek:
- veilige werkomstandigheden bij ondergrondse werkzaamheden
- een activiteit met schadelijke stoffen
- een calamiteit met schadelijke stoffen
- aan- of verkoop van grond
- graven in de bodem
- opslaan van grond of baggerspecie
- toepassen van grond of baggerspecie
- saneren van de bodem
- bouwen op bodemgevoelige locatie
Veilige werkomstandigheden bij ondergrondse werkzaamheden
Bij veel civieltechnische werken moet in de bodem gegraven worden. Het doel van (bodem)onderzoek vooraf is om vast te stellen of de medewerkers veilig in de grond kunnen werken. Het is hiervoor belangrijk om de kwaliteit van de bodem te kennen. Deze verplichting vloeit voor uit de Arbeidsomstandighedenwet.
Vanuit die wet hebben opdrachtgever en opdrachtnemer hun verantwoordelijkheden. Van belang is dat de opdrachtgever informatie heeft over de kwaliteit van de bodem. Zo kan de opdrachtnemer maatregelen en voorzieningen treffen om veilig te werken. Kenniscentrum CROW heeft de CROW 400-richtlijn Werken in en met verontreinigde bodem opgesteld. Deze richtlijn is bedoeld als hulpmiddel om de risico's te bepalen op blootstelling aan gevaarlijke stoffen.
Een activiteit met schadelijke stoffen
Net als bij een calamiteit kunnen bij milieubelastende activiteiten schadelijke stoffen in het milieu komen. Het Bal stelt dat bij bepaalde milieubelastende activiteiten een eindonderzoek bodem verplicht is. Om de mogelijke verslechtering van de bodemkwaliteit als gevolg van de milieubelastende activiteit inzichtelijk te maken is het verplicht om een eindonderzoek uit te voeren. Een nulonderzoek bodem is niet verplicht, maar kan een initiatiefnemer wel vrijwillig uitvoeren.
Een calamiteit met schadelijke stoffen
Door een storing of een calamiteit kunnen stoffen in de bodem terechtkomen die schadelijk zijn voor het milieu. Regels over de zorgplicht of het ongewoon voorval schrijven voor dat de grond schoongemaakt wordt na een calamiteit. Een bodemonderzoek bepaalt waar en hoeveel grond verontreinigd is geraakt met de schadelijke stoffen door de calamiteit of het ongewoon voorval. Het doel is om te weten waar de grond vervuild is om de grond weer schoon te maken.
Aan- of verkoop van grond
De eigenaar van een stuk grond is in principe verantwoordelijk voor de kwaliteit van de bodem. Als een stuk grond verandert van eigenaar is het daarom belangrijk dat de kwaliteit van de bodem bekend is. Om dit te waarborgen geldt er een mededelings- en onderzoeksplicht voor de verkoper en de koper. De zwaarte van deze plicht is afhankelijk van de deskundigheid van koper of verkoper. Zo kan van een gemeente meer kennis over (gevolgen van) bodemverontreiniging worden verwacht dan van een particulier. Een verkoper is verplicht om een koper in te lichten over bijzondere lasten en beperkingen, bijvoorbeeld over bodemverontreinigingen of bodembedreigende activiteiten en historisch gebruik. Een koper is verplicht om deze bijzondere lasten en beperkingen voorafgaand aan de koop te onderzoeken. Het doel van deze bodemonderzoeken is het afdekken van risico’s bij de transactie.
Graven in de bodem
Graven in de bodem is een milieubelastende activiteit als meer dan 25 m3 ontgraven wordt. Verder maakt het Bal onderscheid tussen graven in bodem met een kwaliteit kleiner of gelijk aan (≤) de interventiewaarde bodemkwaliteit of groter dan (>) de interventiewaarde bodemkwaliteit. Als de bodem of baggerspecie een bodemkwaliteit heeft waarbij de interventiewaarde bodemkwaliteit overschreden wordt, gelden er aanvullende regels. Voor beide milieubelastende activiteiten voor graven is een voorafgaand onderzoek verplicht.
Bij bodemonderzoek voor het graven in de bodem is van belang om vast te stellen of er binnen het voorgenomen ontgravingsprofiel een overschrijding is van de interventiewaarde bodemkwaliteit. Hieruit volgt namelijk welke van de 2 activiteiten van toepassing is. Daarnaast moet uit het bodemonderzoek volgen in hoeverre binnen het voorgenomen ontgravingsprofiel sprake is van verschillende kwaliteitsklassen.
Opslaan van grond of baggerspecie
Het opslaan van grond of baggerspecie betekent dat grond of baggerspecie opgeslagen wordt totdat de grond toegepast of afgevoerd wordt. Voor de opgeslagen grond of bagger moet de kwaliteit blijken uit een milieuverklaring bodemkwaliteit zoals bedoeld in artikel 25d van het Besluit bodemkwaliteit. Dit kan bijvoorbeeld via een partijkeuring of een bodemkwaliteitskaart.
In artikel 4.1250 van het Bal staat vermeld wanneer na de opslag van grond of bagger een eindonderzoek bodem verplicht is op de opslaglocatie. Zo wordt duidelijk of de onderliggende bodem niet verontreinigd is geraakt door de opslag. Uit het eindonderzoek bodem moet blijken of de bodem verontreinigd is geraakt door de opslag van de grond of baggerspecie.
Toepassen van grond of baggerspecie
Voor de toepassing van grond of baggerspecie op de landbodem of in een oppervlaktewater (op de waterbodem) gelden specifieke regels. Voor een toe te passen partij grond of bagger moet een milieuverklaring bodemkwaliteit afgegeven zijn. Daarmee is de kwaliteit van de grond of bagger aangetoond.
Bij het toepassen op de landbodem of het toepassen in oppervlaktewater moet ook de kwaliteit van de ontvangende bodem zijn aangetoond. Bij toepassing van uitsluitend grond met kwaliteitsklasse landbouw/natuur of baggerspecie met kwaliteitsklasse niet verontreinigd hoeft niet de kwaliteit van de ontvangende bodem bepaald te worden.
De regels voor de milieuverklaringen bodemkwaliteit staan in de Regeling bodemkwaliteit 2022. Hierin staat ook onder welke voorwaarden het bewijsmiddel geldig is.
Saneren van de bodem
Het saneren van de bodem is het (deels) wegnemen van de bodemverontreiniging óf het (deels) wegnemen van de blootstelling aan of contact met de bodemverontreiniging. Een verplichting voor het uitvoeren van een sanering volgt uit het omgevingsplan (bijvoorbeeld bij bouwen op een bodemgevoelige locatie). Bij het saneren van de bodem is voorafgaand bodemonderzoek nodig. Het onderzoek richt zich dan op het vaststellen van de aard, mate en omvang van de verontreiniging binnen de locatie die ontwikkeld en gesaneerd moet worden. Onderzoek buiten deze locatie om de verontreiniging af te perken is dus niet nodig.
In hoeverre nader bodemonderzoek nodig is hangt sterk af van de voorgenomen saneringsaanpak. Bij de saneringsaanpak verwijderen van de verontreiniging is van belang om in horizontale en verticale richting de verontreiniging binnen de saneringslocatie te onderzoeken zodat de contour van de 'terugsaneerwaarde' (meestal de waarde die volgt uit de bodemfunctieklassenkaart) in beeld is. Bij de saneringsaanpak afdekken van de verontreiniging is afperking van de verontreiniging minder noodzakelijk
Bouwen op bodemgevoelige locatie
Het is belangrijk om te weten wat de bodemkwaliteit is op een bouwlocatie. In het omgevingsplan van de gemeente staat welke eisen hiervoor gelden voor het bouwen op bodemgevoelige locaties Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Soms staat in het omgevingsplan dat voor bepaalde gebieden of locaties geen bodemonderzoek noodzakelijk is.
Het bodemonderzoek richt zich op het vaststellen van de kwaliteit van de bodem binnen de voorgenomen bouwlocatie inclusief de buitenruimte (bijvoorbeeld tuin) die bij het bouwwerk hoort. Van belang is om vast te stellen of sprake is van een overschrijding van de waarde voor toelaatbare kwaliteit die in het omgevingsplan staat.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.
Bodemgevoelige locatie
Bodemgevoelige locatie als bedoeld in artikel 5.89h van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Deze begripsbepaling staat in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Artikel 5.89h Bkl verstaat onder bodemgevoelige locatie:
- de locatie waarop een bodemgevoelig gebouw is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit
- een onmiddellijk aan een gebouw als bedoeld onder a grenzende aaneengesloten tuin of een daaraan grenzend aaneengesloten terrein, of
- een onmiddellijk aan een op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit toegelaten woonschip of woonwagen grenzende tuin of grenzend terrein