Transitie van de Nota bodembeheer naar de Omgevingswet
De Nota bodembeheer is een beleidsdocument voor grondverzet en hergebruik van grond en baggerspecie dat door gemeenten en waterschappen is vastgesteld. Een deel van de Nota bodembeheer blijft ook na inwerkingtreding van de Omgevingswet gelden. Een ander deel komt te vervallen of moet geactualiseerd worden. Daarom is het belangrijk dat het bevoegd gezag vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet bepaalt wat er met de Nota bodembeheer moet gebeuren.
Overgangsrecht Nota bodembeheer
Voor een deel van de Nota bodembeheer geldt overgangsrecht. Het overgangsrecht voor de Nota bodembeheer van de gemeente geldt voor de bodemfunctiekaart en gebiedsspecifiek beleid, dat voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet op basis van artikel 44 van het Besluit bodemkwaliteit (oud) is vastgesteld. Het overgangsrecht regelt dat deze onderdelen juridisch gezien ‘gelijkgesteld’ zijn aan het tijdelijk deel van het omgevingsplan. De gemeente kan dit overgangsrecht voor het gebiedsspecifieke beleid gebruiken tot het beleid zijn geldigheid verliest. Heeft de gemeenteraad bijvoorbeeld in haar besluit tot het vaststellen van het gebiedsspecifiek beleid aangegeven tot welke datum het beleid geldt? Dan zal het beleid na deze periode vervallen.
Gebiedsspecifiek beleid kan niet (nogmaals) worden vastgesteld na inwerkingtreding van de Omgevingswet. In plaats daarvan moet de gemeente dit overzetten naar het (nieuwe deel van het) omgevingsplan. Dit geldt ook voor de bodemfunctiekaart van de gemeente.
Met gebiedsspecifiek beleid kon het bevoegd gezag onder het Besluit bodemkwaliteit lokale regels vaststellen over:
- lokaal maximale waarden: dit zijn normwaarden voor het toepassen van grond of baggerspecie die afwijken van de generieke (landelijk geldende) kwaliteitseisen uit het Besluit bodemkwaliteit (Bbk)
- afwijkend percentage bodemvreemd materiaal anders dan het percentage toegestane bodemvreemde materiaal uit artikel 34 (oud) van het Bbk
Voor gebiedsspecifiek beleid geldt alleen overgangsrecht als dit voldoet aan de eisen van het voormalige Bbk. Als niet aan de voorwaarden voor gebiedsspecifiek beleid is voldaan, komt dit beleid te vervallen met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Eén van de voorwaarden is dat de bodemkwaliteit is bepaald en is vastgelegd in een bodemkwaliteitskaart.
Waterschapsverordening
Gebiedsspecifiek beleid van het waterschap dat is vastgesteld onder artikel 45 (oud) van het Besluit bodemkwaliteit is tot uiterlijk 1 januari 2026 gelijkgesteld aan het tijdelijk deel van de waterschapsverordening. Daarna moet het waterschap dit overzetten naar regels in (het nieuwe deel van) de waterschapsverordening. Gebiedsspecifiek beleid van Rijkswaterstaat op basis van artikel 45 (oud) van het Besluit bodemkwaliteit blijft tot 1 januari 2026 gelden als maatwerkvoorschriften. Daarna is dit niet meer geldig. Rijkswaterstaat kan geen maatwerkregels vaststellen, maar wel maatwerkvoorschriften.
Bodemkwaliteitskaart als basis voor een milieuverklaring bodemkwaliteit
De bodemkwaliteitskaart (ook wel ontgravingskaart genoemd) is een door de gemeente vastgestelde kaart met daarop de bodemkwaliteit per gebied. Waterbeheerders (waterschappen en Rijkswaterstaat) hebben soms een waterbodemkwaliteitskaart vastgesteld. Met deze (water)bodemkwaliteitskaart is de kwaliteit van de (water)bodem of van een te ontgraven partij grond of baggerspecie aan te tonen. Onder bepaalde voorwaarden is de bodemkwaliteitskaart te gebruiken als basis voor een milieuhygiënische verklaring bij het toepassen van grond.
De bodemkwaliteitskaart als basis voor een milieuverklaring bodemkwaliteit blijft ook na inwerkingtreding van de Omgevingswet geldig en dus te gebruiken. Deze hoeft niet in het omgevingsplan of de waterschapsverordening te komen, maar kan als losstaand beleidsdocument blijven bestaan. De gemeente of waterbeheerder moet deze kaart wel actualiseren wanneer de vastgestelde geldigheidstermijn (vaak 5 jaar na het vaststellingsmoment) verstreken is.
In de Nota bodembeheer die bij de bodemkwaliteitskaart hoort, zijn soms bepalingen opgenomen over wanneer de bodemkwaliteitskaart als milieuverklaring bodemkwaliteit kan dienen en welke voorwaarden gelden. Deze bepalingen blijven ook na inwerkingtreding van de Omgevingswet gelden.
Soms heeft een bevoegd gezag (gemeente of waterbeheerder) de bodemkwaliteitskaart van een ander bestuursorgaan geaccepteerd, bijvoorbeeld een buurgemeente of een ander waterschap. Zo kan deze bodemkwaliteitskaart ook als basis voor een milieuverklaring bodemkwaliteit dienen bij een voorgenomen toepassing in het gebied van dat bevoegd gezag. Dit besluit is onderdeel van het vastgestelde gebiedsspecifiek beleid onder het Bbk en blijft ook gelden na inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Ook onder de Omgevingswet kan het bevoegd gezag een bodemkwaliteitskaart van een ander bestuursorgaan accepteren. De gemeenteraad of de waterbeheerder mogen dit besluit nemen. Zie hiervoor de artikelen 5.32 en 7.13 van de Regeling bodemkwaliteit 2022. Onder de Omgevingswet verandert de naamgeving van de normen en kwaliteitsklassen. Echter, de hoogte van de normen wijzigt niet, waardoor de bodemkwaliteitskaart bruikbaar blijft. Wel is het advies om de kaart aan te passen naar de terminologie die geldt onder de Omgevingswet, bijvoorbeeld kwaliteitsklasse 'Landbouw/Natuur' in plaats van 'Achtergrondwaarden (AW)'.
Overig beleid in de Nota bodembeheer
Alleen het gebiedsspecifieke beleid en de bodemfunctiekaart zijn gelijkgesteld aan het tijdelijk deel van het omgevingsplan of de waterschapsverordening. Dit betekent overigens niet dat de rest van de Nota bodembeheer per definitie komt te vervallen. Dit is afhankelijk van het onderwerp:
- Decentrale regels die zich richten tot initiatiefnemers over overige onderwerpen, zoals bouwen, saneren of graven: hiervoor is geen overgangsrecht. Hiervoor gelden dus de regels uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) of de bruidsschat voor het omgevingsplan of de waterschapsverordening. Als een gemeente of waterbeheerder de decentrale regels uit de Nota bodembeheer wil voorzetten, moet de gemeente of waterbeheerder deze regels in (het nieuwe deel van) het omgevingsplan of de waterschapsverordening opnemen.
- Decentrale beleidsregels: met een beleidsregel kan de gemeente of waterbeheerder een begrip of bepaling uit wet- en regelgeving nader uitwerken of uitleggen. Zo is in een Nota bodembeheer soms een nadere invulling gegeven aan de zorgplicht door een toepassingseis voor een niet-genormeerde stof op te nemen. Een ander voorbeeld is dat de term 'op of nabij' bij tijdelijke uitname nader is ingevuld. Dergelijke beleidsregels kunnen ook onder de Omgevingswet blijven gelden, zolang er geen strijdigheid met nieuwe wet- en regelgeving ontstaat. Wel moet de beleidsregel geactualiseerd worden naar regelgeving en terminologie onder de Omgevingswet. Een beleidsregel moet immers op de juiste grondslag gebaseerd zijn.
- Algemene toelichting op wet- en regelgeving: dit komt te vervallen, omdat deze regelgeving verandert met de komst van de Omgevingswet. Een gemeente of waterbeheerder kan uiteraard uitleg blijven geven over de landelijke en decentrale regelgeving maar hoeft dat niet in een Nota bodembeheer te doen. Deze uitleg kan ook op de website of in een handreiking komen.
- Toepassingskaart: deze komt tot stand door op basis van de ontgravingskaart, functiekaart en mogelijk gebiedsspecifiek beleid de toepassingseis weer te geven voor het toepassen van grond of baggerspecie. Deze kaart is feitelijk een soort serviceproduct dat de toepassingseisen in een bepaald gebied weergeeft en bevat daarmee geen aanvullende informatie. Deze kaart blijft dus te gebruiken als de onderliggende kaarten en het eventuele gebiedsspecifieke beleid blijven gelden. Als er sprake is van gebiedsspecifiek beleid, dan wordt de toepassingskaart samen met dit beleid ook onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan.
Kenbaarheid geldend beleid
Het is aan het bevoegd gezag om duidelijk te maken welke regels uit een Nota bodembeheer blijven gelden na inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het gebiedsspecifieke beleid en de bodemfunctiekaart zijn wel onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan of de waterschapsverordening, maar worden voor een initiatiefnemer niet automatisch zichtbaar in het DSO. De gemeente en waterbeheerder moeten dit zelf kenbaar maken op de eigen website en kunnen in het Omgevingsloket van het DSO een verwijzing opnemen.
Ook overig beleid (beleidsregels, voorwaarden gebruik bodemkwaliteitskaart) is niet zichtbaar in het DSO. Het bevoegd gezag moet zelf zorgen voor ontsluiting van de informatie, bijvoorbeeld via een eigen website.
Beleid opstellen onder de Omgevingswet
Voor het opstellen van beleid onder de Omgevingswet gebruikt het bevoegd gezag de instrumenten van de Omgevingswet:
- Omgevingsplan of waterschapsverordening. Veel decentraal beleid zal maatwerkregels betreffen op algemene regels uit het Bal. Dit zijn bijvoorbeeld afwijkende toepassingseisen. Dergelijke regels moeten opgenomen worden in het omgevingsplan of de waterschapsverordening. Bij het omzetten van bestaand beleid is het belangrijk om te controleren dat er geen strijdigheid ontstaat met nieuwe regelgeving, zoals instructieregels, en met de regels uit de provinciale omgevingsverordening. Om te voorkomen dat bepaald beleid vervalt met inwerkingtreding van de Omgevingswet kan een voorbereidingsbesluit een tijdelijke oplossing zijn. Zo kan beleid al gelden vooruitlopend op een wijziging van het omgevingsplan.
- Beleidsregels en beleidsdocument. Ook onder de Omgevingswet blijft het mogelijk om beleidsregels of beleidsdocumenten vast te stellen. Een beleidsregel kan gebruikt worden om een begrip uit de wet- en regelgeving nader uit te werken, bijvoorbeeld een invulling van de zorgplicht. Bepalingen over wanneer de bodemkwaliteitskaart als milieuverklaring bodemkwaliteit gebruikt kan worden, kunnen in een losstaand beleidsdocument opgenomen worden. Dat geldt ook voor nadere toelichting op wet- en regelgeving.
- Omgevingsvisie Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). In de omgevingsvisie kunnen ambities omtrent de bodem geformuleerd worden.
- Vrijwillig programma. Een gemeente of waterbeheerder kan een programma opstellen om eigen ambities nader vorm te geven. Dit beleid geldt dan niet voor derden. Zo kan de gemeente bijvoorbeeld een vrijwillig programma te maken voor de aanpak van diffuus lood.
Bodembeheer van de Toekomst
Door het programma van Bodembeheer van de Toekomst zijn meerdere producten gemaakt over dit onderwerp:
Omgevingsvisie
Omgevingsvisie als bedoeld in afdeling 3.1 van de Omgevingswet. Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet. Afdeling 3.1, Omgevingswet bepaalt dat het Rijk, de provincie en de gemeente een omgevingsvisie hebben die bevat:
- een beschrijving van de hoofdlijnen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving,
- de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van het grondgebied,
- de hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren integrale beleid.
Uitleg
De omgevingsvisie is een strategische visie voor de lange termijn voor de gehele fysieke leefomgeving. Een omgevingsvisie gaat onder andere in op de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed.